Dick van Stokkum

Dirk Jan van Stokkum (1915-1976)

Eind april 1943 verhuist Dirk Jan, roepnaam Dick, van Stokkum naar het Nieuwe Suikerhofje. Hij is een vriend van Henk Pelser en studeert ook medicijnen. Net als Henk Pelser heeft hij zijn jeugd in Nederlands-Indië doorgebracht. Dicks vader, die missie-arts is, is in Nederlands-Indië geboren en gaat na zijn huwelijk in 1910 in een missie-ziekenhuis werken. Dicks moeder is in Amsterdam opgegroeid, trouwt met Dicks vader in Weltevreden/Batavia en krijgt daarna vier kinderen. Ze gaat in de jaren dertig met Dick en zijn drie zussen van Nederlands-Indië terug naar Nederland waar ze eerst in Baarn en dan in Nieuwer Amstel (Amstelveen) wonen. Dick heeft twee oudere zussen Suzanna (Suus of Suze 1911) en Willemina (Mientje 1913-2000) en een jongere zus, Theodora (Doortje 1918). (1)

Dick van Stokkum (tekening van Henk Pelser-www.henkswar.com)

Alle vier kinderen van Stokkum gaan in de gezondheidszorg werken. Dicks ene zus is een tijdje verpleegster, de andere werkt als assistente in een laboratorium. De jongste zus Doortje woont in Amsterdam-Zuid op kamers tijdens haar verpleegster-opleiding, maar gaat in de oorlog weer bij haar moeder wonen, die in maart 1942 van Nieuwer Amstel naar de Piet Gijzenbrugstraat in Amsterdam verhuist. Dicks oudere zussen wonen in de oorlog al samen met hun toekomstige echtgenoten, die ook allebei arts zijn/worden.

Zowel Dicks moeder als zijn drie zussen zitten in het verzet, waarbij Dick waarschijnlijk voornamelijk samenwerkt met zijn tweede zus Willemina/Mientje, die na de oorlog trouwt met Reynerus Johannes (René) Brugge (1915-1996), een vriend en studiegenoot van Dick. René Brugge is tijdens de oorlog regelmatig op het Nieuwe Suikerhofje –hij is ook bevriend met bewoner Emile Sindram- en duikt er vanaf juni 1943 ook onder, waarschijnlijk om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Brugge is een huisgenoot van tekenares Toby Vos in de Rozenstraat 56III, die voor de Persoonsbewijzencentrale vervalst en voor de Paroolgroep koeriert. Ze werkt ook samen met Dick en Henk Pelser op het Nieuwe Suikerhofje. (2)

Dicks vader is tijdens de oorlog in Nederlands-Indië in een kamp. (3) Nogal wat studenten, die net als Dick in de oorlog ouders in het buitenland hebben, raken tijdens de bezetting in financiële problemen. Knegtmans schrijft in een geschiedenis van de UvA: “In het najaar van 1940 vroegen 56 studenten wier inkomen was geblokkeerd het collegegeld te mogen voldoen door middel van een schuldbekentenis.” (4) Dick heeft op zijn kamer in het Nieuwe Suikerhofje een groot bedrag in contant geld, bedoeld voor zijn studie, dat hij kwijt raakt bij de Duitse overvallen in april 1943 en april 1944. (5) Hij heeft daardoor na de bevrijding financiële problemen.

Dick werkt in de oorlog vooral in de illegale Parool-groep. Hij is betrokken bij de distributie van Het Parool en bij de pogingen van de Paroolgroep, in het bijzonder van Koos Vorrink, om contact met de Nederlandse regering in Londen op te nemen. Daarnaast helpt hij net als de overige bewoners van het Nieuwe Suikerhofje Joodse mensen bij hun onderduik. De bewoners van het Nieuwe Suikerhofje bouwen vanaf medio 1942 een onderduiknetwerk van ieder zo’n tien tot twaalf onderduikadressen op waar ze mensen onder kunnen brengen. Dick begint ook al vroeg te zoeken naar een vluchtweg naar het buitenland. Volgens Henk Pelser heeft hij bij Putte een route over de grens naar België. Later is hij samen met Pelser betrokken bij de vluchtweg naar Zwitserland die in Nederland in Roosendaal begint. Hij reist zelf ook een aantal keer naar België en Frankrijk. Of hij ook in Zwitserland was is niet bekend.

Dicks oudste en jongste zus, Suus en Doortje, en zijn moeder werken mee in de communistische verzetsgroep CS6. Ook de toekomstige man van Suus van Stokkum, Johannes Wessel Thomee (1909) is hierbij betrokken. Thomee, een Rotterdammer die in Leiden medicijnen studeerde, wordt in 1939 als communist genoemd in de CID-lijst van links-extremistische personen. Ook worden er volgens de CID op zijn adres communistische vergaderingen gehouden. In zijn studententijd in Leiden was hij als anti-militarist aangesloten bij de J.V.A., de Jongeren Vredesactie. (6) Mogelijk kent hij uit deze tijd Gerrit Kastein, die een jaar jonger is dan hij en ook in Leiden geneeskunde studeert. Suus van Stokkum is koerierster voor CS6. In de oorlog wonen Johannes Thomee en Suus van Stokkum in de Milletstraat. (7)

Suus van Stokkum wordt samen met de andere CS6’ers Reina Prinsen Geerligs (1922-1943) en Maria (Rita) Klijzing (1925-2013) op 23 juli 1943 opgepakt op het adres Cornelis Krusemanstraat 79 bij Adrianus Klijzing (1898-1963), de oom van Rita. (8) Rita’s broer Ernst Klijzing zit ook bij CS6 en werkt samen met Bram Kuiper, de jongste bewoner van het Nieuwe Suikerhofje. Suus van Stokkum en de andere gearresteerde CS6-leden worden vastgehouden in het Huis van Bewaring aan de Amstelveense weg. Volgens Rob van Olm, die een boek over Reina Prinsen Geerligs schreef, overlijdt Suus van Stokkum (hij noemt haar abusievelijk van Stokken) in 1944 in Kamp Vught. (9) Ze wordt inderdaad, net als Rita Klijzing, naar Vught gestuurd en gaat ook nog op transport naar Ravensbrück. Daar overleeft ze en na de bevrijding komt ze met andere Nederlandse vrouwelijke gevangenen via Zweden naar Nederland. (10) Vrij snel na de oorlog trouwt ze met Thomee.

De Waarheid 11-9-1945

Dicks moeder heeft in haar woning in de Piet Gijzenbrugstraat 29, waar ze in maart 1942 komt wonen, een open huis voor de leden van CS6. Ook Doortje van Stokkum, Dicks jongste zus, die weer thuis woont, koeriert voor deze linkse verzetsgroep. De woning van Dicks moeder is een verzetshol waar leden van CS6, zoals Jan Verheul, Pam Pooters, de gebroeders Kuiper, Ernst Klijzing en Reina Prinsen Geerlings langskomen. Ook worden er verzetsbladen gestencild. (11) Waarschijnlijk het communistische blad De Waarheid. Veel betrouwbare niet-communisten werken hier aan mee en al vroeg in de oorlog zijn er stencilposten in Amsterdam. (12)

Het is opvallend dat Dicks moeder, de dochter en zus van predikanten en de gereformeerde vrouw van een zendeling, een verzetsvrouw wordt die onderdak biedt aan jonge communistische verzetsstrijders en die in haar woning De Waarheid stencilt. Is ze van haar geloof gevallen? Haar oudste dochter en schoonzoon zijn communisten. Of haar koloniale ervaringen in Nederlands-Indië haar ook een zet richting communisme geven is niet bekend.  

Het fenomeen van een familie, waarvan alle leden in het verzet zitten, zien we ook bij andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje. Bij Bram Kuiper en Vica Taselaar, die allebei in januari 1942 op het hofje komen wonen, werken ook de ouders en broers en zussen in de illegaliteit. Ook zien we hoe vooral in de begintijd van het verzet de scheidslijnen tussen de verschillende verzetsgroepen niet scherp zijn. Dick werkt samen met Henk Pelser in de Paroolgroep en via zijn zussen met de Persoonsbewijzencentrale en CS6. Wat heel deze familie, en ook alle bewoners van het hofje typeert is hun idealisme. Een idealisme dat we al bij Dicks ouders zagen en dat zich aan het begin van hun huwelijk uitte in missiewerk.

Hoewel alle leden van het gezin van Stokkum de oorlog overleven, betalen ze toch een hoge prijs. Vader van Stokkum zit in Nederlands-Indië in een Japans kamp. Suze van Stokkum, Dicks oudste zus, wordt in juli 1943 gearresteerd, gevangen gehouden in Amsterdam en kamp Vught en in september 1944 op transport gesteld naar Kamp Ravensbrück, ten noorden van Berlijn. Dick zit van 2 april 1943 tot midden december 1943 gevangen in Amsterdam en in het Oranjehotel. Hij woont na zijn vrijlating weer op het hofje waar hij een paar maanden later op 25 april 1944 voor de tweede keer opgepakt wordt en weer enige tijd vast zit.

Uit de betaling van de huur van zijn kamer op het Nieuwe Suikerhofje (f 10 per maand) blijkt dat Dick gearresteerd wordt in april en geen huur meer kan betalen. Voor juni en juli betaalt zijn oudste zus Suze/Suusje de halve huur maar zij wordt in juli gearresteerd en stopt ook met betalen. De laatste drie maanden van het jaar betaalt Dicks jongste zus Doortje een gedeelte van de huur. Uit: Privé-archief Simcha von Benckendorff.

Er is weinig bekend over Dicks verzetswerk. Hij overleeft de oorlog maar sterft in 1976 op eenenzestigjarige leeftijd. Henk Pelser, die in 1998 een boek over zijn eigen verzetswerk schreef, zegt dat hij in de illegaliteit met Dick samenwerkt, maar geeft daarvan in zijn boek nauwelijks voorbeelden. Waarschijnlijk betreft die samenwerking ook het verzorgingswerk in Amsterdam. Toby Vos, een tekenares die in de Rozenstraat in hetzelfde huis woont als Dicks vriend, studiegenoot en toekomstige zwager René Brugge, helpt Dick van Stokkum en Henk Pelser in de beginjaren van de oorlog met het zoeken naar onderduikplekken. (13) Dick brengt ook mensen over de grens naar België en we weten dat hij de route die Pelser en Smedts naar Frankrijk uitzetten kent en gebruikt. Mogelijk was hij ook in Zwitserland, maar Pelser zegt daar niets over. Een van Dicks zussen helpt Pelser bij de voorbereidingen van de reizen naar Zwitserland. (14) Vraag is alleen welke van de drie zussen.

Een nichtje van Dick, Wilhelmina Maria (Willy) Gutteling (1915-2000), woont in 1941 ook korte tijd op het Nieuwe Suikerhofje. (15) Zij is verpleegster. Net als Dick zijn zij en haar drie broers in Nederlands-Indië geboren. Haar oudste broer sterft daar in 1942. Haar twee jongere broers, een tweeling uit 1920, zijn allebei in het verzet in Den Haag. Zelf helpt ze, nadat ze in maart 1942 van Amsterdam naar Den Haag verhuist, samen met Anton Schrader (1917-2000), die ook uit Nederlands-Indië komt, Engelandvaarders over de Noordzee te vluchten. Haar broer Christiaan (Tip) Gutteling (1920-2012) bereikt Engeland over zee op 5 mei 1943 na een eerdere mislukte poging in februari van dat jaar.

Verzorgingswerk

De bewoners van het Nieuwe Suikerhofje gaan zich in de loop van 1942 bijna allemaal bezighouden met onderduikwerk. De onderduikers die door Dick van Stokkum geholpen worden zitten voornamelijk op boerderijen buiten Amsterdam. De bewoners van het Nieuwe Suikerhofje helpen deze mensen niet alleen met het vinden van een onderduikadres maar ook met valse papieren en distributiebonnen.

Ook Dick, die allerlei soorten verzetswerk doet, begint met dit verzorgingswerk. Hij en Henk Pelser hebben hetzelfde netwerk voor de benodigde valse papieren. Waarschijnlijk via Dicks zus Willy, Toby Vos en de Persoonsbewijzencentrale. Uit na-oorlogse interviews komt de naam van een jonge Hongaars-Joodse vrouw naar voren, Yehudit Taube, die door Dick geholpen wordt aan valse papieren waarmee ze over straat kan. In ruil daarvoor moet zij hem helpen met het brengen van distributiebonnen naar ondergedoken Joden op boerderijen buiten Amsterdam. In de kring van verzetsmensen rond het Nieuwe Suikerhofje komt deze constructie vaak voor. Joodse mensen met goede valse papieren gaan daarmee de straat op en helpen met verschillende vormen van verzetswerk.

In 1994 richt de Amerikaanse regisseur Steven Spielberg de “Survivors of the Shoah Visual History Foundation” op. In lange gefilmde interviews vertellen overlevenden van de Shoah hun aangrijpende verhalen. Er zijn nu meer dan 55.000 video-opnamen uit 63 landen. Sinds 2006 zijn deze te bekijken aan de University of Southern California en centra wereldwijd onder de naam “USC Shoah Foundation – The Institute for Visual History and Education”. Online zoeken op de website van dit instituut levert de naam Dick van Stokkum als “resistance group leader” op in het verhaal van de in Hongarije geboren Yehudit Taube (1914-2003). (16)

De videobanden van de Nederlandse interviews die in 1995 gehouden werden zijn op afspraak te zien in de bibliotheek van het Joods Museum in Amsterdam. Maar Yehudit Taube, die in 1914 in Hongarije geboren werd als Yehudit/Jolanthe Aufrichtig/Arato en zich tijdens de bezetting in Nederland Jolanth(e) Arato noemt, woonde ten tijde van het interview in Israël. Haar interview is te zien in grotere USC centra, in Europa bijvoorbeeld in Londen en Berlijn.

Ik kijk in een vergaderkamertje van de Freie Universität Berlin naar haar interview, dat in het Engels afgenomen werd en drie uur lang is. Ze vertelt uitgebreid over haar ervaringen in Nederland van voor en tijdens de bezetting. Ze vlucht in 1939 als jonge vrouw van begin twintig voor het toenemende anti-semitisme in Hongarije naar Amsterdam. Haar moeder, broer en zus blijven in Hongarije. (17) Ze vindt werk als kindermeisje bij het Joodse gezin Reiner in Amsterdam-Zuid, een bankdirecteur en zijn vrouw die respectievelijk in Wenen en Praag geboren zijn, en hun twee kinderen. Jolanthe Arato’s tante, een zus van haar moeder, is getrouwd met de Amsterdamse hoogleraar Géza Révész (1878-1955) en hij staat garant voor haar. (18) Ze werkt hard en nog harder als na de Duitse bezetting het niet-Joodse personeel in dienst van Joodse gezinnen moet vertrekken. Daarnaast voelt ze zich door de Nederlanders gewantrouwd, alsof het haar eigen schuld is dat ze uit Hongarije moest vertrekken. Pas als de Duitsers ook in Nederland harder gaan optreden komt er meer begrip voor haar vlucht.

Helaas noemt ze Dick van Stokkum niet bij naam in het interview. Maar ze heeft in de schriftelijke documentatie van het interview wel zijn naam opgegeven als “resistance group leader”. Ik ga er vanuit dat ze, als ze in het interview over de verzetsman spreekt die haar helpt met haar valse papieren, Dick van Stokkum bedoelt. Ze zegt dat ze hem via-via leert kennen en minstens twee keer valse papieren van hem krijgt.

Net als bijna alle 157.000 Joden in Nederland staat Jolanthe in 1941 in de rij als Joodse mensen zich moeten laten registreren. Ze wacht samen met haar vriendin Mimi Weismeyer (1906-1943), die ook een Hongaars paspoort heeft. Mimi, die wat ouder en wereldlijker is vraagt zich af: “waarom staan we hier? We hoeven niet te zeggen dat we Joods zijn.” Maar Jolanthe wil koste wat het kost “legaal blijven”.  (19)

Later heeft ze spijt dat ze niet heeft gezegd dat ze half-joods is, want nu heeft ze een J in haar persoonsbewijs. Daarom vraagt ze hulp van Dick van Stokkum om een vals PB zonder J te krijgen. Ze krijgt van hem een PB zonder J op naam van Greta de Jong. (20) Ze duikt niet onder. Ze blijft werken, eerst als schoonheidsspecialiste in een salon en daarna bij mensen aan huis.

Om haar heen verdwijnen er steeds meer Joodse vrienden en kennissen. De familie Reiner waar ze in dienst was wordt gedeporteerd en naar later blijkt in Auschwitz vermoord. Hongaarse Joden hebben een bijzondere positie in Nederland. Hoewel Hongarije een bondgenoot van Hitler is, worden Joden in Hongarije tot maart 1944, als Duitsland Hongarije bezet, niet naar de vernietigingskampen gestuurd. Hongaarse Joden in Nederland hoeven geen ster te dragen en in 1943 krijgen 89 Hongaarse Joden toestemming om met speciale treinen naar Hongarije te gaan, dat op dat moment nog een vrij land is. De Hongaarse consul in Nederland, wiens vrouw een van Jolanthes klanten is, helpt haar aan een nieuw Hongaars paspoort waarin haar religie (Israelita) niet vermeld is. (21) In haar interview noemt Jolanthe de treinen naar Hongarije niet. Zij blijft in Amsterdam.

Nadat Dick van Stokkum haar een PB zonder J geeft vraagt hij haar om hem op haar beurt te helpen door distributiekaarten (ongeveer twintig) naar Joodse gezinnen te brengen die buiten Amsterdam op boerderijen ondergedoken zitten. (22) Zij fietst de onderduikadressen af en brengt de distributiebonnen en andere papieren. Dick zegt haar de bonnen liever direct aan de onderduikers zelf te geven en niet aan de boer. Over de ondergrondse zegt ze dat die “streng gecontroleerd” is en opgedeeld in cellen, niemand kent meer dan één of twee andere mensen.

Dick van Stokkum geeft haar ook instructies in illegale techniek: Hoe ze een Duitse agent in burger kan herkennen. Wat te doen bij een straatcontrole (aanbellen bij een willekeurig huis en naar mevrouw van Dam vragen. Daarna de andere kant oplopen, weg van de controle). Ze zegt dat haar leven in de illegaliteit “erg uitputtend, stressig en veeleisend” is: “Het vreet aan je zenuwen”.

Uiteindelijk loopt ze in de val van een verraadster, Antonia (Tonny) Evers. (23) Die sluit vriendschap met haar, palmt haar in met lekker eten en beloftes van goede PB’s. Omdat Jolanthe’s Hongaarse vriendin Mimi Weismeyer eind 1943 aan geelzucht sterft, is Jolanthe op zoek naar vriendschap. (24) Jolanthe kan haar valse persoonsbewijs niet meer bij Dick van Stokkum krijgen want die zit van april tot december 1943 gevangen na een inval op het Nieuwe Suikerhofje begin april. Hij is daarna maar vier maanden vrij want hij wordt eind april 1944 voor de tweede keer gearresteerd, dan zit hij waarschijnlijk tot oktober 1944 vast. (25) Daarom gaat Jolanthe Arato op 6 juni 1944 naar het huis van Antonia Evers om, naar ze denkt, een nieuw PB op te halen. Op de hoek van de Schubertstraat staat een man in een beige regenjas die ze niet vertrouwt. Ze ziet hem echter niemand controleren en denkt dat ze te achterdochtig is. Ze loopt door en wordt dan door deze SD-agent opgepakt en naar het Adama van Scheltemaplein gebracht. Daar werkt in een door de Duitsers gevorderde school de Colonne Henneicke, een groep jodenjagers. Verraders van Joden krijgen hier betaald voor de aangebrachte mensen, die in het gymnastieklokaal opgesloten worden. Jolanthe wordt in een ander lokaal onder sterke lampen verhoord en mishandeld, er worden twee tanden uit haar mond geslagen. Ze zit daarna een tijdje in de gevangenis aan de Weteringschans totdat er genoeg mensen zijn voor een transport naar Westerbork. (26) Ze beschrijft een gewaarwording die veel verzetsmensen in die tijd hebben, als ze opgepakt worden: “Opluchting dat ik niet meer verantwoordelijk ben voor mijn lot. Ik heb mijn uiterste best gedaan, er is niets meer wat ik kan doen”.

Haar Hongaarse nationaliteit beschermt haar nu niet meer. Duitsland is maart 1944 Hongarije binnengevallen en de Joden in Hongarije worden genadeloos vervolgd en vermoord. In een paar weken tijd worden vanuit Hongarije een half miljoen Joden naar de vernietigingskampen gedeporteerd. Jolanthe Arato gaat via Westerbork naar Ravensbrück. Hoewel ze Joods én politiek gevangene is lukt het haar te overleven en ze wordt na de bevrijding met andere Nederlandse vrouwen naar Zweden gebracht. Vandaar komt ze terug naar Nederland. Ze trouwt later met Samuel Taube (1914-2008), een wereldberoemde cantor, en emigreert naar Israel.

Naast dit verzorgingswerk begint Dick ook Joodse mensen het land uit te helpen. Hij heeft bij Putte een vluchtweg naar België gevonden. Eind 1942 vraagt Henk Pelser hem te helpen bij zijn eigen vluchtroute tussen het Nederlandse Roosendaal en het Belgische Essen.

Zwitserse weg

In het artikel over Henk Pelser op deze website heb ik beschreven hoe Henk Pelser een bestaande vluchtweg naar België van de journalisten Mathieu Smedts en Ward Messer uitbouwt naar Frankrijk en Zwitserland. Pelser reist eerst met Smedts om de weg op te bouwen en daarna met Smedts’ collega Dries Ekker om Joodse vluchtelingen weg te brengen, eerst tot Brussel en later helemaal tot in Zwitserland. Tegelijkertijd brengt Pelser voor de Paroolgroep microfiches met informatie voor de Nederlandse regering in Londen naar Zwitserland. Ook Dick van Stokkum gebruikt -in opdracht van de Paroolgroep- deze weg.

Volgens Henk Pelser heeft Dick van Stokkum al vroeg zelf een weggetje naar België gevonden bij Putte. (27) Of hij bij Putte inderdaad mensen over de grens brengt en wie dat zijn is onbekend. Wel weten we dat hij in de herfst van 1942 betrokken is bij de vlucht van verschillende mensen naar België via Roosendaal. Pelser schrijft hierover: “Om ons te helpen deze mensen naar Brussel te brengen schakelden wij nog twee ‘wegbrengers’ in: Dries Ekker, een journalist en collega van Ward Messer, en een van mijn vrienden uit het hofje, Dick van Stokkum, een medisch student”. (28)

Dick van Stokkum en Henk Pelser reizen niet samen naar het buitenland maar werken wel samen bij het voorbereidende werk. Dick zorgt, met hulp van één van zijn zussen, voor de valse papieren van de vluchtelingen. (29) Pelser schrijft bijvoorbeeld in zijn boek: “Dries en ik begonnen nu snel aan de voorbereidingen voor onze reis naar Zwitserland. We zouden ook een aantal mensen meenemen die dringend uit bezet Nederland weg moesten. Deze moesten nog valse persoonsbewijzen hebben. Dick van Stokkum zou die verzorgen en had beloofd dat Dries die op 2 april 1943 op zou kunnen halen op het Nieuwe Suyckerhofje.” (30)

Dick reist zelf ook naar België en Frankrijk. Het is onbekend of hij ook in Zwitserland was. We weten uit Pelsers boek dat Dick in februari 1943 onderweg is in België en Frankrijk. Pelser en Ekker komen dan terug van een succesvolle reis naar Zwitserland met instructies en microfilms voor het Nederlandse verzet. Hun weg en die van Dick van Stokkum kruisen elkaar bij de Belgisch-Franse grens bij Sedan/Bouillon. De passeur die Pelser en Ekker van Frankrijk naar België brengt heeft kort tevoren Dick van Stokkum van België naar Frankrijk begeleid. Pelser vraagt aan de grens naar zijn vertrouwde passeur “frère Jacques” maar die is net de andere kant op met Dick van Stokkum die “ongerust geworden over ons lange uitblijven, naar ons op zoek was gegaan!”. (31)

De Zwitserse weg begint in Roosendaal. In Brussel hebben de helpers een doorgangshuis in de Rue Jeanne gevonden waar ze de vluchtelingen onder kunnen brengen totdat hun papieren voor de verdere reis naar Frankrijk klaar zijn. Ook Dick van Stokkum kent en gebruikt dit adres in Brussel.

Dick van Stokkum is waarschijnlijk begin november 1942 betrokken bij de vlucht van de Joodse familie Isaac naar Brussel. Hij is “de medische student” die Ruth Broessler, het Oostenrijkse pleegkind van de Isaacs, op de fiets over de Belgische grens brengt. (32) Dick van Stokkum gaat daarna terug naar Amsterdam terwijl Dries Ekker bij de vluchtelingen in Brussel blijft om hun verdere reis te organiseren. Henk Pelser is op dat moment bezig aan de reis terug vanuit Zwitserland en komt een aantal dagen later in Brussel aan als de familie Isaac en Ruth Broessler nog wachten in het doorgangshuis.

Door verraad worden Mathieu Smedts, die de vluchtlijn had helpen opzetten, en twee anderen op 4 november 1942 door de Duitsers in Brussel opgepakt. Henk Pelser en Dries Ekker worden niet gepakt en kunnen de groep vluchtelingen, waaronder de familie Isaac en Ruth Broessler de volgende ochtend met lokale passeurs op de trein naar Frankrijk zetten. Daarna gaan Pelser en Ekker terug naar Amsterdam. Pelser duikt onder en ”intussen zou Dries, wiens naam voor zover wij wisten niet bij de Abwehr bekend was, naar Amsterdam gaan en Ward Messer en Dick van Stokkum waarschuwen dat Mathieu gepakt was en dat het huis in de Rue Jeanne onveilig en dus niet meer bruikbaar was.” (33)

Door de arrestaties van de Nederlandse verzetsmensen in Brussel gaan de prijzen van de Brusselse passeurs omhoog. Pelser: “Eind November 1942 rekenden zij (Brusselse passeurs) voor het transport van Brussel naar Zwitserland ruim 9000 gulden per persoon –in die tijd kon je daar een huis voor kopen”. (34) Pelser en Ekker zoeken daarom met succes een eigen, goedkopere weg naar Zwitserland. Als ze zo’n weg opgezet hebben reizen ze zelf met de Joodse vluchtelingen mee. Ze hebben in de Franse grensplaats Belfort een betrouwbare Franse passeur gevonden die tegen een niet al te hoge betaling vluchtelingen over de Frans-Zwitserse grens helpt.

Pelser ontfutselt René Poupart, de Brusselse passeur die tot dan toe de verdere reis van de vluchtelingen vanaf Brussel regelde, zijn details van de Zwitserse Weg, zoals de namen van de passeurs en hun wachtwoorden. “In ruil daarvoor beloofde ik hem dat, in mijn plaats, Dick van Stokkum voortaan de betalende transporten naar Zwitserland zou verzorgen en die via hem zou laten lopen”, schrijft Pelser. (35) Vanaf november 1942 heeft Dick van Stokkum dus mogelijk contact met Poupart en gebruikt diens vluchtroute voor betalende vluchtelingen. Waarschijnlijk zijn dat voornamelijk geallieerde piloten en geheime agenten. Dick zorgt in Amsterdam nog wel voor de valse papieren voor de vluchtelingen die met Pelser en Ekker meegaan.

Wie met deze betalende transporten meegaan wordt niet helemaal duidelijk. We weten wel dat Dick al eerder betrokken is bij het naar Brussel brengen van geheime agenten/piloten die naar Engeland willen. Hij zou lid zijn van de verzetsorganisatie Fiat Libertas, samen met de Leidse studente Henriëtte (Jet) Roosenburg. (36)

Al voor november 1942 brengt Dick in opdracht van Koos Vorrink een eerder in Nederland gedropte SOE-agent naar Brussel. Deze man, Gerrit Dessing, is een van de weinige SOE-agenten in Nederland die ontkomt aan het Englandspiel en de oorlog weet te overleven. Zijn verhaal volgt hieronder, daarna ga ik verder in op Dicks mogelijke contacten met de verzetsgroep Fiat Libertas.

Gerrit Dessing  en het Englandspiel

Dat Dick ook eigen klanten heeft voor de vluchtweg, en niet alleen Pelser en Ekker helpt met hun vluchtelingen blijkt uit het feit dat hij eind oktober 1942 Gerrit Dessing, een in Nederland gedropte SOE-agent, over de grens naar Brussel brengt en hem ook in het doorgangshuis in de Rue Jeanne onderbrengt. Ruth Broessler, het Oostenrijkse meisje dat waarschijnlijk kort daarna ook door Dick over de grens gebracht wordt, vertelt dat er een “parachutist” in het doorgangshuis in Brussel is, waarmee ze waarschijnlijk Dessing bedoelt. (37)

Ook Pelser noemt Dessing: “Dessing wist ternauwernood aan arrestatie te ontsnappen en kwam, bij toeval, in contact met Jet Roosenburg en via haar met Dick van Stokkum, die hem bij ons in Brussel onderbracht.” (38)

Als alle vluchtelingen in het Brusselse doorgangshuis; de vierkoppige familie Isaac met hun pleegdochter Ruth Broessler, Gerrit Dessing en nog twee onbekende mensen, in de ochtend van 4 november 1942 hals over kop het doorgangshuis moeten verlaten omdat Mathieu Smedts, Binnert de Beaufort en Anja Horwitz gearresteerd zijn zegt Pelser verder: “De enige met wie wij nog in onze maag zaten was een zekere Dekker, die op transport naar Engeland wachtte en tijdelijk bij ons was ondergedoken, omdat de Abwehr hem op de hielen zat.” (39)

Dekker is één van de schuilnamen van de in 1910 in het Westland geboren Georgius Petrus Wilhelmus (Gerrit) Dessing (1910-1985). Andere schuilnamen zijn George, George Peter William Dirksen en George Dircksen. Hij gebruikt bij de Nederlandse afdeling van SOE de namen Gerrit Dekkers en Gerrit van den Broek. Dessing is een van de weinige SOE-agenten die niet gearresteerd wordt in het kader van het Englandspiel en de oorlog overleeft. Het Englandspiel kost vierenvijftig in Nederland gedropte agenten en honderden verzetsmensen het leven. (40)

In totaal worden vanaf 1941 zevenenvijftig Nederlandse agenten door SOE (Special Operations Executive) vanuit Engeland uitgezonden. SOE agenten krijgen uit Londen sabotage en guerrilla opdrachten mee om bezet Europa, in de woorden van Winston Churchill, in vuur en vlam te zetten (“set ablaze”). Dessing deed in Nederland zijn dienstplicht maar studeerde daarna in Wenen en werkte in Zuid-Afrika als accountant. Hij komt in 1940 naar Engeland en wordt daar in 1941 door SOE gerekruteerd.

Dessing krijgt in Engeland zijn opleiding en scoort goed op vakken als kaartlezen, schieten en seinen. Ook over zijn karakter zijn zijn Engelse meerderen positief. Ze omschrijven hem als “keen and tough”, a good type”, “quiet, sensible and able to look after himself “, “trustworthy and reliable”, “shrewd, humorous and popular”. Een tijdje staat hij in Londen onder observatie omdat hij wat al te losbandig is, maar hij herpakt zich en zijn chef bij SOE schrijft over hem: “He kept absolutely straight and thereby restored my full confidence in him. He is now fully aware of the gravity of the work which he has undertaken, and I feel convinced that, once in the field, he will prove to be a valuable assistant”. (41)

Dessings operatie “Carrot” begint op 27 februari 1942. Hij springt “zonder aarzelen” af boven Ermelo. Belangrijk voor het verdere verhaal is het feit dat de voor hem bestemde marconist niet springt, waardoor Dessing niemand heeft die voor hem contact op kan nemen met Engeland. Het rapport van de bemanning van het vliegtuig dat hem dropt is bewaard gebleven in de Engelse archieven. “Pilot and crew returned confident that agent had been dropped and seen to land safely on lat pin point”. (42) Wat ze in het vliegtuig niet weten is dat Dessing in het hol van de leeuw terechtkomt, direct achter een Duitse kazerne. Het lukt hem om weg te komen en hij loopt dertig kilometer, gedeeltelijk door de sneeuw, van Ermelo naar Amersfoort. (43)

Ook daarna loopt er van alles mis in zijn missie. De marconist die een maand later voor hem gedropt wordt verongelukt bij de landing. De opdrachten die hij uit Londen meekreeg zijn grotendeels onrealistisch. Zijn identificatie voor het verzet is onvolledig omdat een brief vanuit Engeland via Portugal niet aangekomen is, waardoor hij lang gewantrouwd wordt door de Nederlandse verzetsmensen die hij moet contacteren. Bovendien heeft hij niet genoeg aan de som geld die hij uit Engeland heeft meegekregen en moet hij geld lenen. Ook lukt het hem niet om in contact te komen met andere SOE-agenten. Deze isolatie, die hem belet zijn werk te doen, is wel zijn persoonlijke geluk, want daardoor raakt hij niet betrokken bij het Englandspiel en blijft hij uit handen van de Duitsers.

Van Amersfoort gaat Dessing op weg naar Amsterdam. Hij heeft van de journalist Meijer Sluijser, die op 15 mei 1940 met zijn gezin nog weg kon komen naar Engeland en daar bij de regeringsvoorlichtingsdienst gaat werken, een fotootje gekregen dat hij aan zijn contactpersoon in Amsterdam moet laten zien. Op het fotootje staat Marijke, Sluijsers dochtertje. Dessings contactpersoon in Amsterdam, Saar Lelie, kent haar goed. Sluijser heeft eerder via Portugal een brief aan Lelie gestuurd met een beschrijving van de nieuwe kleren van Marijke, dezelfde kleren die ze op de foto aanheeft. Deze brief heeft Saar Lelie echter niet ontvangen. Saar Lelie zegt na de oorlog: “Ik had Dessing nog nooit gezien en wist niet van zijn komst, want de brief waarin hij werd aangekondigd kwam pas veel later”. (44)

Lelie, die voor de bezetting boekhoudster was op het partijkantoor van de SDAP en alle kopstukken in de partij kent, kan Dessing niet direct vertrouwen en moet verdere geruststelling uit Londen vragen voor ze hem aan SDAP-ers kan voorstellen. Sara Lelie zegt na de oorlog over Dessing: “Hij heeft zich eind februari 1942 geïntroduceerd met één portretje. Ik heb hem opgenomen, omdat hij eigenlijk niet wist waar hij naar toe zou. (…) Ik heb hem verschillende vragen gesteld en hij noemde zich Gerrit Dekker. Later gaf hij in strikt vertrouwen zijn echte naam. Hij moest mij vragen naar het adres van van Looi, Wiardi Beckman en Vorrink. Beckman was toen al gevangen genomen.”  Dessing blijft twee maanden bij Sara Lelie en haar zus in Amsterdam wonen, wat voor beide partijen gevaarlijk is.

De zussen Sara (1897-1968) en Judith (1900-1977) Lelie wonen vanaf 1932 samen in een woning op de eerste verdieping aan de Amsteldijk 94, eerst nog met hun ouders, die echter voor de oorlog sterven. Saar Lelie werkt als boekhoudster op het partijkantoor van de SDAP en het is de bedoeling dat zij Dessing voorstelt aan SDAP leiders en hem invoert in vakbondskringen. Het adres van de twee zussen is voor Dessing gevaarlijk, want de SDAP is verboden en voormalige leden worden gezocht, daarnaast zijn de zussen Lelie Joods en moeten in mei 1942 een ster gaan dragen. Sara Lelie vindt de situatie dan ook niet meer verantwoord: “Toen ik de ster moest dragen, heb ik gezegd: je moet hier weg nu; dat is beter; de aandacht wordt erop gevestigd, dat jij, die zonder ster loopt, hier het huis uitgaat.” De zussen Lelie besluiten na Dessings vertrek onder te duiken. Sara Lelie: “Toen mij later de grond onder de voeten te warm werd, ben ik in September ondergedoken in Santpoort, in het Provinciaal Ziekenhuis”. Ze houdt wel contact met Dessing: “Hij is bij mij in Santpoort geweest, en is na de bevrijding bij mij op bezoek geweest”. (45)

Dessing blijft in totaal bijna een jaar in Nederland. Hij heeft vanuit Engeland een aantal opdrachten meegekregen. Zo moet hij mogelijke zeeroutes verkennen en sabotagegroepen in de scheepsbouw in Rotterdam en Dordrecht gaan opzetten. Het wordt hem snel duidelijk dat het onmogelijk is om toegang te krijgen tot de kuststrook en dat er geen animo voor sabotage is in de verzetskringen die hij contacteert.

Wel lukt het hem om contact op te nemen met de SDAP-ers Levinus van Looi en Koos Vorrink, ook een van zijn opdrachten. Nadat Radio Oranje een aantal keer Dessings identiteit bevestigt vertrouwen de zussen Lelie Dessing wel. Saar Lelie zegt: “Ik vond hem correct en betrouwbaar.” (46) Ze stelt hem dan voor aan de journalist van Looi en hij ontmoet Koos Vorrink een paar keer. Dessing helpt van Looi een tijdje bij de distributie van een illegaal blad en hij verblijft ook in het huis van een vakbondsman in Vierhouten op de Veluwe. Daar vindt hij een ideaal terrein voor droppings vanuit Engeland.

Maar Dessing krijgt geen verbinding met Londen. De marconist Jan Molenaar die in mei gestuurd wordt overlijdt bij zijn sprong en bij een door Radio Oranje georganiseerde ontmoeting in een café met een andere SOE-agent, Leo Andringa, is Dessing slim genoeg om Andringa, die geschaduwd wordt door een Gestapo-agent, te negeren. Vanaf mei 1942 zijn alle SOE-agenten in Nederland, behalve Dessing, opgepakt door de Duitsers en staan hun zenders onder Duitse controle, het zogenaamde Englandspiel. Twee jaar lang communiceert SOE zonder het te weten met de Duitse Abwehr, waardoor voor alle agenten die afspringen boven Nederland een Duits ontvangstcomité en een cel in de gevangenis van Haaren klaar staan. Uiteindelijk zijn er negenenvijftig SOE-agenten in Duitse handen, vierenvijftig zijn er gestorven, de meesten gruwelijk vermoord in concentratiekamp Mauthausen.

Van Looi en Vorrink hebben weinig interesse in Dessing, de agent die maar geen contact kan krijgen met Engeland. Als zich een andere agent met een fotootje van Marijke meldt, die naar eigen zeggen volop naar Engeland kan zenden, houden ze zich vooral met hem bezig. Ze realiseren zich niet dat deze agent de V-man Anton van der Waals is, die het fotootje van Marijke van de Abwehr krijgt. Gevonden bij een gearresteerde agent of op het lijk van Dessings in maart verongelukte marconist Jan Molenaar. Van der Waals opdracht is Dessing op te sporen, wat hem niet lukt. Wel dringt hij diep door in de verzetskringen rond Koos Vorrink. (46)

Dat het zogenaamde radioverkeer van van der Waals met Engeland in werkelijkheid met door de Duitsers gevangen genomen SOE-agenten is hebben Vorrink en van Looi niet door. Van der Waals palmt van Looi dusdanig in dat hij zich verloofd met van Loois dochter. Uiteindelijk worden zowel van Looi als Vorrink door toedoen van van der Waals op 1 april 1943 gearresteerd. Dessing zit dan in Brussel, waar hij door Dick van Stokkum eind oktober 1942 naartoe gebracht werd, met microfilms die hij van Vorrink heeft gekregen en die hij via Zwitserland naar Engeland moet brengen. Hij vertrekt naar Zwitserland op 10 april 1943, op 2 september 1943 bereikt hij Engeland na een enerverende reis.

De foto van Marijke Sluijser waarmee Dessing zich legitimeert

Zo positief als de Engelsen van SOE voor zijn vertrek over Dessings karakter waren, zo negatief zijn ze nu hij weer terug is. Dessing is gedesillusioneerd en laat niet het achterste van zijn tong zien. Zijn ondervrager zegt: “I have formed the impression that Carrot’s (Dessing) reticence is probably due to the fact that he did practically nothing in Holland and is rather ashamed of it”. De schuld voor de in de ogen van SOE mislukte actie wordt Dessing in de schoenen geschoven. Hij wordt nu “a stupid type of man” en “unintelligent” genoemd. Hoewel hij een jaar in Nederland was vindt SOE zijn mening over het land “of no value”. Dessing wil ook niets meer met SOE te maken hebben en krijgt een kantoorbaan bij de Nederlandse regering in Londen. (47)

Na de oorlog spreekt van Looi ook nog de verdenking uit dat zijn eigen arrestatie de schuld zou kunnen zijn van Dessing. De enquêtecommissie spreekt Dessing volledig vrij van enige schuld. De foto van Marijke Sluijser die Anton van der Waals gebruikte om te infiltreren in verzetskringen komt noch van Dessing noch van Saar Lelie. Ook Saar Lelie verdedigt Dessing voor de enquêtecommissie. (48)

Dessing zit een jaar lang middenin het Englandspiel. Het feit dat het hem lukt ongeschonden naar Engeland te komen is al een prestatie op zich. Hij handelt op de juiste manier als SOE-agent Andringa in een café contact met hem op moet nemen. Ook gaat hij niet in op een poging van van der Waals om met hem in contact te komen. (49)

Het is Dick van Stokkum die Gerrit Dessing definitief uit dit Nederlandse Englandspiel-wespennest haalt en hem eind oktober 1942 naar Brussel brengt. Op 10 oktober heeft Dessing, die gedropt werd met 7000 gulden op zak, van een kennis van van Looi, L. de Groot, tweeduizend gulden geleend. (50) Mogelijk is dat het bedrag dat hij nodig heeft om in Brussel als betalende klant met een passeur verder te kunnen reizen naar Zwitserland. Uit Pelsers boek weten we dat na begin november de prijzen van de passeurs omhoog gaan en er tot 9000 gulden betaald moet worden voor een passage naar Zwitserland. Misschien is dat een extra verklaring -bovenop het wantrouwen van het Belgisch verzet- voor het feit dat Dessing een half jaar in Brussel blijft. Hij heeft niet genoeg geld voor de verdere reis.

Dessings ontsnapping

We weten dat Dick van Stokkum Gerrit Dessing in opdracht van Koos Vorrink eind oktober/begin november 1942 over de Belgische grens brengt en hem in het doorgangshuis in de Rue Jeanne onderbrengt, waar hij op 4 november 1943, als iedereen in het doorgangshuis snel weg moet omdat Mathieu Smedts, Binnert de Beaufort en Anja Horwitz gearresteerd zijn, nog is.

Dick van Stokkum wordt in Dessings SOE-dossier in de National Archives in Engeland niet genoemd. Wel blijkt uit dat dossier dat Dessing al eerder in Brussel was. De eerste keer wordt hij door een directeur van Shell in Rotterdam (hij geeft geen naam) in contact gebracht met een zekere Joop Libau in Roosendaal, die hem in contact brengt met zijn zus, die in Brussel woont en regelmatig over de grens gaat. Zij brengt Dessing begin augustus 1942 (51) naar Brussel en geeft hem onderdak bij haar thuis. Zij heet van de(n) Biggelaar-Libau en woont in de Rue Marché du Park. Ze is getrouwd met een “poor chemist”. (52) Dit “poor” slaat mogelijk niet op een laag salaris maar op het feit, door Mathieu Smedts genoemd, dat Dessing “niet met zijn handen van zijn gastvrouw af kon blijven”. (53) Mevrouw van den Biggelaars echtgenoot is in de tijd dat Dessing in Brussel woont afwezig omdat hij in Duitsland tewerkgesteld is. (54)

Dessing zegt zelf bij zijn debriefing in Engeland in september 1943 dat hij in Brussel ziek wordt -hij krijgt schurft- en na ongeveer zes weken teruggaat naar Amsterdam om een dokter te bezoeken. (55)

In Amsterdam moet hij geld lenen en heeft hij een ontmoeting met Vorrink, die hem microfilms meegeeft voor de Nederlandse regering in Londen. Via Vorrink en de Paroolgroep wordt zijn tweede reis naar België georganiseerd. (56) Volgens Pelser komt Dessing bij toeval in contact met Jet Roosenburg. Zij brengt hem in contact met Dick van Stokkum die Dessing vervolgens naar Brussel brengt en hem in de Rue Jeanne onderbrengt. (57) Mathieu Smedts heeft een iets ander verhaal over Dessings vlucht naar België: “Vorrink vroeg me of ik een kans zag hem terug naar Engeland te krijgen. De kans zat erin. Een vriend bracht hem naar Brussel, waar men eerst zou bekijken of hij een echt agent was.” (58) Die vriend is Dick van Stokkum. In Smedts versie van het verhaal ontbreekt de rol van Jet Roosenburg. Mogelijk kent hij haar niet. Dat Pelser haar wel noemt berust op het feit dat er tussen de groep verzetsmensen rond het Nieuwe Suikerhofje en de Haagse familie Roosenburg verzetscontacten zijn, waarover verderop meer.

Eind oktober gaat Dessing met Dick van Stokkum voor de tweede keer naar Brussel. In Dessings verslag na aankomst in Engeland is hierover te lezen: “He crossed the frontier in the same place as before. This time there was a German sentry near the farm, but source bicycled rapidly away from him without being molested. This was in broad daylight, and source thinks the sentry must have taken him for one of the regular farm workers”. (59) Deze boerderij ligt dichtbij de Nederlands-Belgische grens en is waarschijnlijk dezelfde boerderij die Henk Pelser ook noemt in zijn boek over de vluchtlijn naar Zwitserland. Hier woont een familie Denissen, waarover verder niets bekend is. (60)

Mogelijk brengt Dick vanwege de eerdere problemen met mevrouw van den Biggelaar Dessing nu onder op een ander adres, namelijk het doorgangshuis in de Rue Jeanne. Dick van Stokkum gaat na het onderbrengen van Dessing terug naar Nederland maar helpt een aantal dagen later Dries Ekker om de familie Isaac met hun pleegdochter Ruth Broessler over de grens te krijgen. Dick fietst met Ruth Broessler achterop de fiets de grens over. Ook Ruth en de Isaacs wachten in het huis in de Rue Jeanne op nieuwe papieren voor de verdere reis naar Zwitserland. Iedereen in het doorgangshuis moet daar de vroege ochtend van 4 november 1942 hals over kop weg omdat Mathieu Smedts, Binnert de Beaufort en Anja Horwitz, die de dag ervoor in de Rue Jeanne geweest waren, gearresteerd worden door de Geheime Feldpolizei. Henk Pelser ontkomt door toeval aan arrestatie. De Isaacs reizen diezelfde dag nog door naar Zwitserland, waar ze veilig aankomen. Dessing blijft in Brussel.

Hij gaat dan blijkbaar toch weer naar mevrouw van den Biggelaar. In het SOE-dossier staat dat Dessing “stayed at the same address in Brussels (Rue Marché du Park) till people began to talk”. In het licht van Smedts informatie dat Dessing een verhouding heeft met zijn onderduikgeefster is het duidelijk waarover gepraat wordt. Daarna zit Dessing twee maanden in een “boarding house” waar ook veel Duitsers komen. Hij doet zich voor als een vluchteling met een valse identiteitskaart op naam van Jan Peeters. Zijn laatste adres in Brussel is bij een advocaat die ten zuiden van Brussel woont. Deze advocaat vertrouwt hem en helpt hem om naar Zwitserland te komen. Hij gaat op 10 april 1943 weg en bereikt de volgende dag Zwitserland al. Dick van Stokkum heeft hier niets meer mee te maken. Hij is op 2 april 1943 op het Nieuwe Suikerhofje gearresteerd en zit in de gevangenis. Wel gaat Dessing via dezelfde route naar Zwitserland die de wegbrengers van het Nieuwe Suikerhofje ook namen op hun laatste reis naar Zwitserland, via het Franse Belfort naar Porrentruy in Zwitserland.

Dessing wordt in België geholpen door verzetsmensen van de dienst Jean, o.a. door een zekere Simons, die meerdere malen proberen via het net Luc-Marc bevestiging te krijgen uit Engeland dat Dessing inderdaad een SOE-agent is. (61) Die bevestiging komt nooit en Dessing wordt door het Belgisch verzet niet echt vertrouwd. Dessing probeert Engeland te waarschuwen voor de door de Duitsers overgenomen zenders in Nederland. Die berichten schijnen bij MI6 terecht gekomen te zijn, die ze niet of te laat doorgeeft aan SOE. (62) Pelser zegt hier in zijn boek over: “Dessing nam toen contact op met het Belgische Verzet, dat hem beloofde de SOE te waarschuwen voor het vuile spelletje dat de Abwehr in Holland speelde. Helaas is die boodschap nooit aangekomen.” (63) Dessing blijft de eerste keer dat hij in Brussel is ongeveer zes weken, de tweede keer een half jaar. Uiteindelijk komt hij via Zwitserland, Frankrijk, Spanje en Gibraltar naar Engeland. Dessing noemt in zijn debriefing in Engeland in september 1943 noch Dick van Stokkum noch de Rue Jeanne, waar hij ongeveer een week gezeten moet hebben. Zoals hierboven al vermeld is Dessing zijn vertrouwen in SOE verloren en geeft bij zijn debriefing weinig informatie. Ook de voor hem minder fraaie elementen van zijn verhaal -de verhouding met zijn Brusselse onderduikgeefster- laat hij weg.

In de Engelse archieven zijn een aantal van Dessings boodschappen vanuit België bewaard gebleven. Hij schijnt daarin te waarschuwen voor het Englandspiel. Vanuit Engeland wordt hier niets mee gedaan. Pas als het twee andere SOE-agenten, Dourlein en Ubbink, lukt uit de gevangenis in Haaren te ontsnappen en begin 1944 Engeland te bereiken, wordt bij de SOE -na aanvankelijke scepsis- de omvang van het drama rond de SOE-agenten in Nederland bekend.

Een van Dessings berichten uit Brussel in de zomer van 1943. Dirksen is zijn schuilnaam. (64)

Jet Roosenburg en Fiat Libertas

In de verzetskringen rond het Nieuwe Suikerhofje zijn er vanaf 1942 verbindingen met de Haagse familie Roosenburg. Onder andere in het verzorgingswerk van de verzetsgroepen van het Parool en Medisch Contact. Twee volwassen kinderen van de Haagse huisarts Willem Roosenburg, de studenten Henriette Jacoba (Jet) en Jan Govert, werken samen met bewoners van het Nieuwe Suikerhofje .

Jet Roosenburg (1916-1972) studeert aan het begin van de oorlog letteren in Leiden. Ze spreekt vloeiend Frans, wat haar later op haar illegale reizen in België, Frankrijk en Zwitserland van pas komt. De familie Roosenburg staat politiek gezien aan de kant van de Vrijzinnig Democratische Bond, een progressief liberale vooroorlogse partij. (65) Mogelijk kennen Jet en Jan via deze partij de zussen Taselaar, Vica en Margreet, die voor de oorlog actief waren in de jongerenafdeling van deze partij. (66) Vica Taselaar woont op het Nieuwe Suikerhofje.

Er zijn weinig gegevens over Jets vroege verzetswerk. Ze wordt lid van de Paroolgroep in Den Haag en doet verzorgingswerk. Later is ze ook betrokken bij spionage en pilotenwerk. Zowel zij als haar jongere broer Jan Govert (1918-2000), een student medicijnen in Groningen, hebben contact met het Amsterdamse studentenverzet in het algemeen en met het Nieuwe Suikerhofje in het bijzonder. (67) Dick kent Jet mogelijk via studenten of andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, maar ook een direct contact is mogelijk omdat ze immers beiden in de Paroolgroep meewerken.

Jan Govert Roosenburg is betrokken bij de onderduik van de door de Duitsers gezochte Joodse Saar van Gigch, wiens vriend Sally Dormits met de Rotterdamse sabotagegroep Nederlandse Volksmilitie (NVM) aanslagen pleegt. (68) Na de arrestatie en zelfmoord van Dormits op 17 oktober 1942 zit Saar van Gigch maandenlang op verschillende adressen ondergedoken, o.a. in het ouderlijk huis van Jet en Jan Roosenburg in Den Haag, in de woning van Margreet Taselaar aan de Herengracht en in het Amsterdamse atelier aan de Egelantierstraat 2 van de kunstenaars Lies Koppers en Lidia Schöffer. Lidia verzorgt meerdere verzetsgroepen met valse papieren en documenten en werkt waarschijnlijk ook voor bewoners van het Nieuwe Suikerhofje. (69) Margreet Taselaar is de jongere zus van Vica Taselaar, die op het Nieuwe Suikerhofje woont. De twee zussen werken samen in de illegaliteit.

Dick van Stokkum en Vica Taselaar op het Nieuwe Suikerhofje.

Zowel Margreet Taselaar als Jan Govert Roosenburg worden in maart 1943 gearresteerd voor hun onderduikhulp aan Saar van Gigch. Ook Jet Roosenburg wordt vanaf dan door de bezetter gezocht. Jet Roosenburg zegt in het dossier “Fiat Libertas” bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH): “In april 1943 werd mijn broer voor jodenbegunstiging gearresteerd. Er werd toen ook naar mij gevraagd en ik ben toen ondergedoken en heb het ouderlijk huis verlaten.” (70) Hieruit kunnen we opmaken dat ze dus nog thuis woonde aan de Laan van Copes van Cattenburgh in Den Haag toen Saar van Gigch daar ondergedoken zat. Het is dus waarschijnlijk dat zij net als haar broer geholpen heeft bij deze onderduik. Het is ook goed mogelijk dat haar broer zich liet arresteren om zijn ouders en zus uit de wind te houden.

Dit is slechts indirect bewijs voor een samenwerking tussen Jet Roosenburg en Dick van Stokkum op het Nieuwe Suikerhofje. Henk Pelser legt een duidelijker verband tussen zijn eigen Zwitserse Weg, waaraan Dick ook meewerkt, en “Fiat Libertas”, een verzetsgroep die vooral in Nederland gestrande geallieerde piloten het land uit brengt: “Onze Zwitserse Weg (is) voor het overbrengen van mensen en berichten in gebruik gebleven van november 1942 tot ten minste april 1944, toen Jet Roosenburg werd gearresteerd en als lid van ‘Fiat Libertas’, de bekende verzetsgroep die boven bezet gebied neergeschoten geallieerde piloten in veiligheid bracht, ter dood veroordeeld.” (71) Jet werd overigens niet in april 1944 maar op 1 maart 1944 gearresteerd door de Abwehr in Brussel. Ook Madelon de Keizer neemt in haar boek over Het Parool deze samenwerking tussen Dick en Jet Roosenburg over: “Pelser en Ekker gingen door. De gegevens van hun lijn speelden zij toe aan hun vriend D.J. van Stokkum, die samen met Jet Roosenburg -een verspreidster van Het Parool (…) – de lijn benutte voor pilotentransport; beiden maakten deel uit van de pilotenlijn Fiat Libertas.“ (72)

Als we naar de datums van de arrestaties van Dick en Jet kijken kunnen ze alleen voor april 1943 en in januari en februari 1944 samengewerkt hebben. Tussen begin april 1943 en eind december 1943 zit Dick na zijn arrestatie op het Nieuwe Suikerhofje gevangen in de gevangenis op de Weteringschans in Amsterdam en in het Oranjehotel in Scheveningen. Als er sprake is van samenwerking tussen Dick en Jet Roosenburg voor april 1943 dan moet dit voor de voorloper van Fiat Libertas geweest zijn, de vluchtlijn Luctor et Emergo, die in april 1943 omgedoopt werd in Fiat Libertas. (73)

De enige andere mogelijkheid van samenwerking tussen Jet en Dick is in januari en februari 1944. Dick wordt pas eind december 1943 vrijgelaten en Jet wordt op 1 maart 1944 in Brussel gearresteerd. We weten uit de getuigenis van een onderduiker die in de eerste maanden van 1944 op het Nieuwe Suikerhofje onderduikt dat Dick na zijn vrijlating weer op het hofje woont. (74) Volgens een andere bron reist Dick in die tijd wel weer illegaal naar het buitenland. (75) Hoogstwaarschijnlijk werkt Dick dus begin 1944 op de vluchtlijn die via Brussel en Parijs naar Zwitserland loopt.

Jet, die veelvuldig met Engelandvaarders, spionagemateriaal en geld naar Brussel reist en daar een netwerk van helpers heeft opgebouwd, komt vanaf eind december 1943 niet meer naar Amsterdam. Na de arrestatie van meerdere Paroolmedewerkers slaat Jan Stallinga door en staat de Sicherheitsdienst ook in Jets kamer aan de Prinsengracht 632 in Amsterdam. Zij is daar niet, maar haar Leidse studievriendin en Paroolmedewerkster van het eerste uur, juriste Thea Exalto (1916) wordt op Jets kamer opgepakt en uitvoerig verhoord, vooral over Jets verblijfplaats. Zij laat echter niets los. (76)

Naast het begeleiden van vluchtelingen naar het buitenland doet Jet steeds meer inlichtingenwerk. Ze heeft contacten bij de Ordedienst, het Nationaal Steunfonds, leiders van bedrijven, de verzetsbladen Het Parool, De Toekomst, Ons Volk en Contra-Signaal, het studentenverzet, het kunstenaarsverzet, de rechterlijke macht, en het lerarenverzet. Ze verzamelt ook steeds meer militaire gegevens.  (77)

Eind december 1942 wordt Jet gevraagd om een nieuwe lijn voor militaire berichten via Brussel en Parijs naar Zwitserland op te zetten. Ze vraagt een aantal Nederlandse verzetsvrienden (Jan Kielstra, Jan Henny en Els Boon) om haar te helpen en zet een netwerk op dat ze Groep BM noemt (Bern Musketeers). Dick wordt nergens als medewerker genoemd. Jet werkt voor BM tot 1 maart 1944. Dan wordt ze na verraad in een Brussels café gearresteerd.

Eind april 1944 wordt Dick bij een nieuwe inval op het Nieuwe Suikerhofje ook weer gearresteerd. Als hij na enkele weken weer vrijkomt woont hij een tijdje niet op het Nieuwe Suikerhofje maar in diepe onderduik op een schoon adres bij Jan Trapman (1921-2005) op de Nieuwe Keizersgracht 39. Hij werkt het laatste oorlogsjaar voor de distributie van Het Parool en reist waarschijnlijk niet meer naar het buitenland. (78)

Jet van Roosenburg komt na haar arrestatie niet meer vrij. Ze wordt ten dode veroordeeld maar ontkomt aan dat lot omdat ze in Nacht-und-Nebel gevangenschap naar meerdere gevangenissen in Duitsland gestuurd wordt. Haar papieren met het doodsvonnis reizen achter haar aan, maar bereiken haar gevangenisbewaarders telkens niet op tijd, waardoor ze uiteindelijk de bevrijding levend haalt. Na de oorlog schrijft Jet een boek over haar gevangenschap in Duitsland en haar terugkeer naar Nederland na de bevrijding. Haar verzetswerk wordt hierin helaas nauwelijks besproken en Dick wordt niet genoemd. (79)

Kees de Jong

Ik heb in twee archieven gezocht (80) of Dick van Stokkum een rol had binnen Fiat Libertas en de voorloper ervan, Luctor et Emergo. Er zijn door de Duitsers gemaakte schematische overzichten van de medewerkers van deze verzetsorganisaties. Jet Roosenburg heeft zich in de verhoren door de Duitsers na haar arrestatie kranig gehouden en weinig nieuwe informatie gegeven. (81) Uit het schema blijkt dat ze een leidende rol had in Fiat Libertas en het daaruit voorgekomen Bern Musketeers en zich voornamelijk bezighield met spionage. “Latere historici verkleinden Jets rol en legden de leiding van Weg B meteen in handen van twee mannen. Jet was echter (…) een van de leiders,” aldus haar biograaf. (82)

Door de Duitsers opgezet schema van leden van “Fiat Libertas”

Uitsnede: links boven “Mevr. Roosenburg” met als eerste naam links eronder “Kees de Jong”

In de Duitse verhoren na haar arrestatie vermengt Jet Roosenburg feit en fictie om de Duitsers op het verkeerde been te zetten. In het schema zien we onder haar naam de namen van een aantal medewerkers. De naam Dick van Stokkum staat niet in het schema. Direct onder haar staat een zekere Kees de Jong. In haar verhoor vertelt ze over deze Kees de Jong, die haar aanried via Putte naar België te reizen. (83) Van bijna alle namen die op het schema voorkomen is bekend wie het zijn, van Kees de Jong echter niet. (84) Waarschijnlijk is het een fantasienaam die Jet haar verhoorders op de mouw speldt. Het is een bekende illegale truc om je bij een verhoor fictieve mensen mensen voor te stellen gebaseerd op echte mensen. De inspiratie voor De Jong kan goed Dick van Stokkum zijn, die immers volgens Pelser al vroeg een eigen vluchtweg naar België via Putte had ontdekt. (85) Jet gebruikte dat weggetje al lang niet meer, dus het was veilig om dat in een verhoor te noemen. Als dit klopt zijn de Duitsers er dus niet achter gekomen dat Dick van Stokkum meewerkt aan een vluchtlijn. Als Dick eind april 1944 op het Nieuwe Suikerhofje voor de tweede keer gearresteerd wordt zit hij weliswaar enkele maanden vast, maar wordt uiteindelijk toch vrijgelaten.

Samenwerking Dick van Stokkum met Bram Kuiper

We zagen hierboven dat Dicks moeder, twee van zijn zussen en zijn zwager J.W. Thomee meewerken in de communistische verzetsgroep CS6. Dick en zijn middelste zus Mientje worden eerder tot de Paroolgroep gerekend. Er zijn meer verbindingen tussen de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje en de linkse verzetsgroep CS6. De jongste bewoner van het hofje, Abraham Kornelis (Bram) Kuiper (1922-1943) werkt mee in één van de cellen van CS6. De aanvoerder van Brams cel is de biologie-student Hans Katan (1919-1943). (86) Verdere leden zijn Brams jongere broer Sape (1924-1943), student geneeskunde Ernst Klijzing (1923-1944) en Dicks oudste zus Suze van Stokkum. Al deze mensen en ook CS6-leden P.A.M. Pooters, Reina Prinsen Geerligs en Jan Verheul komen bij Dicks moeder over de vloer. (87) Hierboven zagen we dat Suze van Stokkum op het adres van Ernst Klijzings oom gearresteerd werd, samen met andere medewerkers van CS6. (88)

Ook eerdere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, Freek Mulders en Frits Denters, zitten in een CS6-cel. De leden van die cel zijn jonge kunstenaars en oud-Spanjestrijders, o.a. Yara Wainschtok, Tom Koreman, Rudolf Polak en Jan Bons. Deze cel houdt zich naast onderduikhulp ook bezig met het vervaardigen van springstoffen voor aanslagen op Duitse doelen. (89)

Het is goed mogelijk dat Bram Kuiper via Dick van Stokkum in januari 1942 op het hofje komt wonen wonen. In ieder geval werkt Bram in CS6 samen met Dicks zus Suze van Stokkum en komt hij vaak bij Dicks moeder op de Piet Gijzenbrugstraat, waar ook Dicks jongere zus Doortje woont, ook een CS6’er. (90)

Zowel Dick als Bram zijn bevriend met de tekenares Laura Kuiper (1912-1987), die wel dezelfde achternaam heeft als Bram maar geen familie is. Op een foto zien we Dick van Stokkum en Laura Kuiper samen in de kapel van het Nieuwe Suikerhofje zitten. Dick heeft vanaf 1944 een verhouding met haar en Laura is dan vaak op het hofje. Dick woont in 1946 kort in Laura’s woning aan de Leidsestraat (91), Bram duikt in de oorlog bij haar onder. (92) Over Laura Kuipers verzetswerk is helemaal niets bekend maar gezien haar beroep als illustrator doet ze waarschijnlijk vervalsingswerk. Ze werkt ook samen met Bram Kuipers vader, Taco Kuiper. (93) Laura Kuipers verloofde, de publicist Theodoor Boudewijn Franciscus (Frans) Hoyer (1904-1943) neemt hier waarschijnlijk ook deel aan. Hij wordt ook genoemd in verband met de hierboven genoemde CS6-cel van kunstenaars en oud-Spanjestrijders. (94) Hoyer sterft op 20 februari 1943 door een val van de trap.

In de kapel van het Nieuwe Suikerhofje. Links Laura Kuiper, daarnaast Dick van Stokkum. Rechts Herman Maillette de Buy Wenniger

Dat Dicks zus Suze van Stokkum in CS6 samenwerkt met de broers Kuiper weten we ook van Engelandvaarder en Parool-medewerker Tobias Biallosterski (1920-1945) die in 1944 in Engeland MI5 bericht dat hij de broers Bram en Sape Kuiper leert kennen op het Nieuwe Suikerhofje. (95) Tussen Biallosterski en de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje bestaan meerdere verbindingen. Biallosterski kent Henk Pelser, die ook op het Nieuwe Suikerhofje woont, al van voor de oorlog omdat hun vriendinnen, Sarah en Klara Oudkerk, nichten van elkaar zijn. Biallosterski zegt dat hij ook Willy Gutteling, een nichtje van Dick, die kort op het hofje woont, al van voor de oorlog kent. Henk Pelser introduceert Biallosterski bij de Paroolgroep. Biallosterski kent Dick van Stokkum waarschijnlijk via Pelser of Willy Gutteling. Hij geeft in zijn Engelse interview ook aan dat hij Bram en Sape Kuiper kent en dat ze in dezelfde verzetsgroep zitten als Suze van Stokkum. Zowel Dick als Suze van Stokkum kennen volgens hem de onderduikadressen van Bram en Sape Kuiper.

Biallosterski is ook bij Suze en Dick van Stokkums moeder geweest in de Piet Gijzenbrugstraat. We zagen hierboven al dat dat een ontmoetingsplaats was voor leden van de verzetsgroep CS6. Biallosterski noemt de naam van de straat niet maar zegt dat het een straat is die parallel loopt aan de Stolwijkstraat. Hij denkt dat Suze van Stokkum daar ook woont, dat klopt niet, haar moeder en jongere zus wel. Suze woont zelf in de Milletstraat. (96)

Een samenwerking tussen Dick van Stokkum en Bram Kuiper, mogelijk ook wat betreft het illegale werk, blijkt uit het feit dat Bram, als Dick in de gevangenis zit, voor hem geldzaken regelt. Dick heeft zeven bankbiljetten van duizend gulden op zijn kamer, die bedoeld zijn om zijn studie te betalen. Hij geeft dit geld in het voorjaar van 1943 aan een ambtenaar op het stadhuis omdat hij door de SD gezocht wordt. Na Dicks arrestatie begin april 1943 geeft deze ambtenaar f 4000,- aan Piet Laroo, een bevriende verzetsman (97): “Aangezien P. Laroo niet bekend was met de herkomst van dit geld, heeft hij hierover door bemiddeling van den later gefusilleerden A. Kuiper (dit is Bram A.B.) contact gekregen met J. Stallinga, die ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat dit illegaal geld was, de f 4000 dan ook als zodanig in ontvangst heeft genomen.” Binnen de Paroolgroep denkt men dat dit geld van Het Parool is en geeft het uit. Na Dicks vrijlating in december 1943 krijgt hij wel de resterende f 3000,- terug. Dit bedrag raakt hij echter kwijt bij de Duitse inval in het Nieuwe Suikerhofje in april 1944. (98)

Ook raakt Bram Kuiper, mogelijk via Dick van Stokkum of andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, betrokken bij een vluchtlijn naar het buitenland. (99) We zagen hierboven dat Dick van Stokkum zijn vrienden Henk Pelser en Dries Ekker helpt met hun vluchtlijn naar België, Frankrijk en Zwitserland maar dat Dick vanaf eind 1942 zelfstandig doorgaat met de betalende klanten en zich meer toelegt op pilotenhulp. Ik vermoed dat Dick van Stokkum op zijn beurt Bram Kuiper om hulp vraagt op deze vluchtlijn. Bram, die als eerste van de begin april 1943 gearresteerde Nieuwe Suikerhofje bewoners eind april wordt vrijgelaten reist in de zomer van 1943 zelfstandig twee keer naar België met (Joodse) vluchtelingen. Dick en de andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje zitten dan nog gevangen. (100)

Heel erg lang doet Bram dit werk niet want op zijn tweede reis naar Brussel in juli 1943 wordt hij weer gearresteerd. Hij komt dan niet meer vrij en wordt in oktober 1943 gefusilleerd. Twee maanden daarna, kort voor Kerstmis 1943, komt Dick van Stokkum, die nog steeds gevangen zit na de inval op het Nieuwe Suikerhofje van april 1943, wel vrij.

Dick heeft na zijn vrijlating in december 1943 maar een paar maanden tijd om (weer) verzetswerk te doen. Eind april 1944 volgt weer een Duitse inval op het Nieuwe Suikerhofje en worden alle bewoners en onderduikers gevangen gezet. Jo Elsendoorn, een verzetsman die ondergedoken is op het Nieuwe Suikerhofje en Dick daar ontmoet, beschrijft hoe deze Duitse inval plaatsvond: “Op de avond van 24 april 1944 lag mijn benedenbuurman ziek, Dick van Stokkum. Zijn vriendin (Laura Kuiper A.B.) kwam aspirine bij me halen. De volgende ochtend werd er weer aan de deur gemorreld. Door haar, dacht ik.” (101) Het blijkt echter niet Laura Kuiper te zijn maar een Nederlandse SD-agent en alle bewoners en onderduikers van het Nieuwe Suikerhofje worden gearresteerd. (102)

Dick van Stokkum zit dan weer een tijd vast. Na zijn vrijlating duikt hij eerst onder bij Jan Trapman (1921-2005) op de Nieuwe Keizersgracht 39. (103) Dick werkt nu alleen nog voor Het Parool. Volgens Madelon de Keizer werken er eind 1944 in Amsterdam 79 mensen fulltime voor de Parool-organisatie. (104) Dick houdt zich bezig met de distributie van Het Parool en werkt samen met Adriana Cornelia (Addy) Koenen (1922), Albertina Wilhelmina (Tinie) Kemper (1918) en Flora (Florrie) de Vries (1917) (105), die na de oorlog met Dries Ekker trouwt. Ekker is de journalist die samen met Henk Pelser de vluchtlijn van het Nieuwe Suikerhofje naar Zwitserland opzette. Hij werd in april 1943 op het Nieuwe Suikerhofje door de SD gearresteerd, komt na 15 maanden vrij en werkt het laatste oorlogsjaar voor Het Parool in Utrecht.

Na de oorlog

Het Parool zoekt na de oorlog een sociaal werkster want “tallooze van onze medewerkers keeren uit Duitsche concentratiekampen terug; zij zijn verhongerd en ziek, hebben geen geld, geen werk, geen kleeren, soms geen huis meer ….er is flink wat werk aan het doen!” (106)

Uit een verslag van Tineke Ribbelink-van Norden (1920-2013), die de baan als sociaal werkster in de zomer van 1946 krijgt, is op te maken dat Dick in vredestijd niet zo makkelijk weer de draad van het gewone leven oppakt. Hij werkt direct na de bevrijding als chef van de afdeling vervoer van Het Parool, maar stopt daar voor eind 1947 mee. Ook zijn studie medicijnen moet hij “op advies van doctoren en anderen” opgeven. Wat precies zijn probleem is wordt uit de aantekeningen van Tineke Ribbelink-van Norden niet duidelijk, maar wel blijkt eruit dat Dicks omgeving zich zorgen om hem maakt. Op het Nieuwe Suikerhofje ergert hij een paar andere bewoners. (107) Zelf kaart hij veelvuldig zijn financiële problemen aan, veroorzaakt door het kwijtraken van zijn zevenduizend gulden. Uiteindelijk gaat het toch weer de goede kant op met hem en begint hij in 1949 met een studie Tandheelkunde in Utrecht. Daarvoor krijgt hij een uitkering en een lening van de Stichting ’40-’45. (108)

In 1951 komen Dick en Henk Pelser nog een keer samen in verzet. Uit protest tegen de geplande gastdirecties bij het concertgebouworkest van de dirigent Paul van Kempen (1893-1955), die ze collaboratie verwijten, werpen Dick en Henk buisjes met traangas in de orkestbak tijdens een concert in Den Haag. De twee lopen daarna de zaal uit maar worden in de gang gearresteerd. Pelser zegt hier in een interview in 1996 over: “Ik voelde me een soort terrorist die onmiddellijk zou worden kapotgeschoten”. Pelser en van Stokkum blijven die avond op het politiebureau en worden veroordeeld tot een boete van honderd gulden, die door Het Parool betaald wordt. (109)

Behalve Henk Pelser en Dick van Stokkum, in de kranten “een arts en een student uit Amsterdam” genoemd, worden die avond ook nog twee studenten uit Delft en een studente uit Den Haag door de politie opgepakt. Bij een uitvoering in Den Haag begin februari gebeurt hetzelfde. Deze keer gooit een 26-jarige student uit Delft met traangas en worden tijdens het concert nog acht mensen gearresteerd vanwege schreeuwen en fluiten. (110) Paul van Kempen treedt daarna niet meer life op in Nederland en is in de vergetelheid geraakt als dirigent. Zijn houding tijdens de oorlog wordt in recent onderzoek geduid als: “ambivalent, meegaand en tegenstribbelend.” Maar “de latere indruk dat hij een nazi was is absoluut te eenzijdig.” (111)

Dick sluit in 1953 zijn studie in Utrecht af en opent een tandartspraktijk in Amsterdam. Later dat jaar trouwt hij. Hij krijgt twee dochters en overlijdt onverwacht in 1976 op 61-jarige leeftijd.

NOTEN

1. Dicks vader, Marinus W. Th. van Stokkum (1881-1958) wordt geboren in Oelah Patjeh op Zuid Sumatra. Hij haalt zijn gymnasium diploma op het Willem III Gymnasium in Batavia en komt in 1902 naar Nederland om medicijnen te studeren. Vrij snel na zijn afstuderen wordt hij in 1910 door de gereformeerde kerk in Rotterdam als missie-arts uitgezonden naar Nederlands-Indië. In het Amsterdamse gereformeerde milieu heeft hij dan al zijn toekomstige vrouw leren kennen, Everdina Johanna Karssen (1884). Ze leren elkaar misschien in de kerk kennen want ze worden beiden genoemd in de Amsterdamse Kerkbode en haar vader en jongere broer zijn predikant. Een half jaar na Marinus van Stokkum vertrekt zij ook naar Nederlands-Indië, waar ze later dat jaar in Weltevreden trouwen.

Als missiearts moet Marinus een missieziekenhuis opzetten in Poerbolinggo op Centraal-Java, “in een tijd toen er nog maar weinig aandacht werd besteed aan geneeskundige hulp voor de bevolking”. Hij doet dit “zegenrijke werk” zeer succesvol en ook zijn eigen vier kinderen worden in dit Trenggiling ziekenhuis geboren. Dick in 1915, zijn twee oudere zussen Suzanna en Willemina in 1911 en 1913, zijn jongere zus Theodora in 1918.  Kort daarna, in 1919 wordt Marinus op eigen verzoek ontslagen en begint hij zijn eigen praktijk op Java.

http://resources.huygens.knaw.nl/zendingoverzeesekerken/RepertoriumVanNederlandseZendings-EnMissie-archieven1800-1960/gids/inleiding/degids

Lijst van zendingswerkers uitgezonden tussen 1800 en 2011.

https://historicalhospitals.com/mission-hospitals/mission-hospitaal-trenggiling

2. Toke van Helmond, Bob Hanf 1894-1944, De Engelbewaarder 24, Amsterdam 1982, p. 162. 

SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 151, 167, 172 e.v.

3. Hij overleeft en wordt bevrijd uit Tjimahikamp 4 op West-Java. In 1950 is hij nog arts in Indonesië, kort daarna gaat hij naar Nederland waar hij in 1958 sterft.

4. Peter Jan Knegtmans, Een kwetsbaar centrum van de geest. De Universiteit van Amsterdam tussen 1935 en 1950, Amsterdam 1998, p. 87.

5. IISG, Archief Tineke Ribbelink-van Norden, ARCH03048, Correspondentie met medewerk(st)ers van het Parool, met nabestaanden van tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusilleerde of anderszins om het leven gekomen medewerk(st)ers van Het Parool, met de Stichting 1940-1945 over hulpverlening 1945-2001. Hier: Correspondentie met en betreffende medewerkers van het illegale Parool, nabestaanden en Hulpverlening door de Stichting 1940-1935, alfabetisch geordend. 1945-1956, map 4.

6. http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst/data/SimpelResultaat.html?selectie=persoon&zoekveld=Thomee&batch_size=15&submit=+ZOEK++

7. Thomee heeft een oudere neef in Delft die ook Johannes Thomee heet (1886-1954). Deze Thomee is ook arts en daarnaast beroemd als voetballer Jan Thomee “het Delftse kanon”. Tijdens de bezetting heeft hij onderduikers op de zolder van zijn huis aan de Oude Delft en neemt hij deel aan het artsenverzet, o.a. door gezonde mannen medisch af te keuren voor de Arbeitseinsatz in Duitsland.

https://www.nagtegaal.org/wp-content/uploads/2014/08/watermarked-Thomee.pdf

8. Rob van Olm, Recht al barste de wereld. Reina Prinsen Geerligs en de ondergang van de verzetsgroep CS-6, 1998, p. 37-40.

9. Idem, p. 40.

10. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/3769497/?p=1&s=van%20Stokkum&doc_id=3769497

11. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 151.

Rob van Olm, Recht al barste de wereld. Reina Prinsen Geerligs en de ondergang van de verzetsgroep CS-6, 1998, noemt Doortje op p. 40.

12. Lydia E. Winkel, De Ondergrondse Pers 1940-1945, Amsterdam 1989,  p. 312.

13. Zie het artikel over Henk Pelser op deze website.

14. Henk E. Pelser, Vluchtweg Zwitserland. Verhalen uit een ondergronds verleden, Amsterdam 1996, p. 144.

15. Zie ook het artikel over haar op deze website.

16. https://vhaonline.usc.edu/viewingPage?testimonyID=8562&returnIndex=0

17. Haar vader is al voor de oorlog gestorven. Een broer sterft als dwangarbeider in 1943.

18. Voor de oorlog probeert de familie Révész haar te adopteren. Door de bezetting gaat dat niet door.

Zie in het artikel over Henk Pelser op deze website ook het verhaal van de naar Nederland gevluchte Oostenrijkse zusjes Eva en Ruth Broessler. Géza Révész is hun aangetrouwde oom.

Bianca Stigter, Atlas van een Bezette Stad. Amsterdam 1940-1945, p. 187-188 vermeldt dat Révész vervalser Henk van der Tweel (schuilnaam van Louis Kleerekoper) helpt uit de gevangenis te komen. Révész kent uit zijn tijd in Duitsland een hoge Duitse officier.

19. Bianca Stigter, Atlas, p. 190, geeft ook informatie over Mimi Weiszmeyer. Zij is kokkin in Restaurant de Prinsenkelder op Prinsengracht 556 sous. Omdat ze Joods is wordt dit restaurant in 1940 verboden “für Wehrmacht”. Weiszmeyer sterft in Amsterdam op 3 december 1943 aan geelzucht.

20. Greta de Jong. Mogelijk is dit het echte PB van een zekere Margaretha Elisabeth Augusta de Jong, een lerares scheikunde die op 11 maart 1942 aangifte doet dat haar PB in de Bijenkorf gestolen werd. Ze is geboren in 1899, dus wel een stuk ouder dan Jolanthe Arato maar de geboortsdatum op een PB kan vervalst worden. Zie: SAA Politierapporten ‘40-’45.

21. In 1943 krijgen Hongaarse Joden in Nederland toestemming om met speciale treinen naar het toen nog onbezette Hongarije te reizen. Zie hiervoor: Willy Lindwer en Aline Pennewaard, De Treinreis, de miraculeuze ontsnapping van Hongaars-Nederlandse Joden in 1943 (2018).

Jolanthe Arato zegt in haar interview niets over die treinen. Ze leeft in de zomer van 1943 al onder een valse naam en krijgt in augustus 1943 een tweede vals PB.

22. In het interview zegt ze dat van Stokkum tegen haar zegt: “You could do some service for us. We work on a mutual help basis”.

Martijn Katan schrijft in zijn recente boek over het Joodse verzet in zijn familie: Geen makke schapen. Een persoonlijke geschiedenis van joods verzet, 2021, p. 16: “Als joden eenmaal waren ondergedoken of elders woonden met een valse identiteit, kregen ze vaak de kans om mee te doen met het verzet. Velen grepen die kans aan.”

23. Dit is waarschijnlijk: Jacoba Antonia Margareta Evers. Geboren in 1913 in Brabant. Woonde ook in Den Haag, vanaf 1936 in Amsterdam. Beroep: Houdster van inrichting voor fysiotherapie. Scheiding in 1940. Hertrouwt januari 1945.

24. Bianca Stigter, Atlas, p. 190.

25. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 5. Het Parool, interviews met en dossiers van verzetsstrijders, p. 63.

26. Volgens SAA Politierapporten ’40-‘45 zit ze op 19 juni 1944 in een Nederlandse cel. Mogelijk is dat de dag voordat ze naar Westerbork gebracht wordt. Ze gaat daar onder bewaking naartoe in een gewone trein. In Utrecht lukt het Gerda Schwartz, een Hongaarse medegevangene, om te ontsnappen.

27. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 61.

28. Idem.

29. Idem, p. 142 en 144.

30. Idem, p. 142.

31. Idem, p. 138.

32. Eva Broessler Weissman en Gregory Moore, The war came to me. A story of endurance and survival, 2008, p. 45. Deze student kan niet Henk Pelser zijn, zoals in dit boek vermoed wordt, omdat die op dat moment nog onderweg was met de trein van Zwitserland naar Brussel en pas een paar dagen later in Brussel aankomt. Zie ook het artikel over Henk Pelser op deze website.

33. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 83.

Pelser, die weet dat hij gezocht wordt, duikt onder bij Lison Muntz in de Nicolaas Maesstraat 45 II in Amsterdam. (Elisabeth Eleonore Muntz-Nyst, geboren 1906 in Luik, trouwt in 1938 in Brussel met Pieter Muntz, gestorven 1945 in Amsterdam). Haar schuilnaam is “Iet”.

34. Idem, p. 86.

35. Idem, p. 87

36. Idem, p. 205-206.

Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in Oorlogstijd, Amsterdam 1991, p. 267.

37. Broessler Weissman, The war came to me, p. 46.

38. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 82.

39. Idem, p. 81.

40. J. P. M. H. Wolters, Dossier Nordpol. Het Englandspiel onder de loep. Boom 2003, p. 302.

41. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

42. Idem

43. https://www.joodsmonument.nl/nl/page/647404/saar-sara-h-lelie—onderduik-provinciaal-ziekenhuis-santpoort

zie ook: https://bevrijdingsportretten.nl/portret/sara-en-judith-lelie/

44. Idem.

45. Idem.

46. Wolters, Dossier Nordpol, p. 241.

47. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

48. https://www.joodsamsterdam.nl/provinciaal-ziekenhuis-bloemendaal-santpoort/

49. Ook J. Wolters komt in Dossier Nordpol tot de conclusie dat Dessing onterecht werd neergezet als een mislukkeling, dat hij wel degelijk geprobeerd heeft zijn opdrachten te vervullen en dat hij buiten zijn schuld opgehouden werd in zowel Nederland als België:

“Dessing werd als weinig succesvol en niet bijzonder slim afgeschilderd. Er is, naar zal blijken, alle aanleiding ook dat beeld in positieve zin bij te stellen.” p. 115.

 “…kan worden vastgesteld dat het na de oorlog gepresenteerde beeld van de agent Dessing herwaardering behoeft; de man is duidelijk door de Radio-Oranje telegrammen in Nederland vastgehouden; er was geen sprake van gebrek aan initiatief of ondernemingslust.” p. 139.

 “Dessing is na de oorlog volkomen ten onrechte als een ‘non valeur’ afgeschilderd.” p. 205.

50. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

51. Wolters, Dossier Nordpol, p. 199.

52. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

53. M. Smedts, Waarheid en Leugen in het Verzet, Maasbree 1978, p. 83.

54. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

55. Idem.

Zie over Dessings reizen naar Brussel ook J. Wolters, Dossier Nordpol, p. 136 en p. 199-201.

56. Wolters, Dossier Nordpol, p. 199-201.

57. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 82.

58. M. Smedts, Waarheid en Leugen in het Verzet, Maasbree 1978, p. 82-83.

59. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

60. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 59. “…de hulp van de Dennisens die op de grens een boerderij hadden waar we altijd onze Nederlandse en Belgische persoonsbewijzen omwisselden”. Waarschijnlijk is de juiste naam Denissen en niet Dennisen.

Vluchtelingen gingen vaak met de fiets over de grens. Zie hierover ook het artikel over Henk Pelser op deze website.

61. Wolters, Dossier Nordpol, p. 201.

62. Idem vanaf p. 200

63. Pelser, Vluchtweg Zwitserland p. 82.

64. The National Archives Kew, HS 9/428/3, Special Operations Executive: Personnel Files: George DESSING, aka George Peter William DIRKSEN, aka DEKKERS, aka BRAZEN, aka CARROT – born 27.01.1910.

65. Sonja van ‘t Hof, Henriette Roosenburg: Een getalenteerde vrijbuiter. Historisch essay bij de uitgave De muren vielen om, 2020, p. 7.

66. Zie het artikel over Vica Taselaar op deze website.

67. Na protest tegen het ontslag van de Joodse universiteitsmedewerkers in november 1940 wordt de Universiteit van Leiden gesloten en studeren veel Leidse studenten verder aan de Universiteit van Amsterdam. Jets Leidse vriendinnen Thea Exalto en Henny Hoogendijk wonen vanaf 1941 op de Keizersgracht 557 en werken mee in de Paroolgroep.

68. Zie hiervoor het artikel over Vica Taselaar op deze website.

69. Over het verzetswerk van Lidia en de familie Schöffer is recent van Gerbert Post het boek Schöffer & Co. Familiebedrijf in verzetszaken, 2021, verschenen.

70. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 408 Bureau Inlichtingen, 91RF Groep Luctor et Emergo/Fiat Libertas, Weg B en Groep BM, RF6: Gegevens uit Rapport mej. H.J. Roosenburg (Jet) (Versie S).

71. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 205-206.

72. Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in Oorlogstijd, Amsterdam 1991, p. 267.

73. In april 1943 wordt Luctor et Emergo omgedoopt in Fiat Libertas. Luctor et Emergo is een landelijke organisatie die zich naast spionage bezighoudt met het opzetten van vluchtlijnen voor joden, Engelandvaarders en geallieerde piloten.

74. Jo Elsendoorn, De vermorzeling. Het verhaal van een overlevende, Amsterdam 1979, p. 150. “Dick van Stokkum studeerde naar ik begreep, medicijnen, sprak met veel inzicht, maar zweeg als het graf over zijn eventuele illegale werkzaamheden.”

75. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 5. Het Parool, interviews met en dossiers van verzetsstrijders, p. 63-64.

76. Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in Oorlogstijd, Amsterdam 1991, p. 340 en 349.

77. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 408 Bureau Inlichtingen, 91RF Groep Luctor et Emergo/Fiat Libertas, Weg B en Groep BM, RF6: Gegevens uit Rapport mej. H.J. Roosenburg (Jet) (Versie S).

Degene die haar informatie geeft van de Ordedienst, Het Nationaal Steunfonds en van leiders van bedrijven is Wouter Nijhoff Pzn., directeur van uitgeverij Nijhoff in Den Haag. Voor meer over zijn verzetswerk zie het artikel over Hugo Brandt Corstius op deze website.

Jet krijgt de militaire inlichtingen van Ch. B. Labouchère.

78. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 5. Het Parool, interviews met en dossiers van verzetsstrijders, p. 64. Trapman dd. 5-10-1987.

SAA Woningkaarten Nieuwe Keizersgracht 39.

79. Jet woont met onderbrekingen vanaf 1946 in de VS en werkt daar als journalist. Haar in 1957 in het Engels verschenen boek “The walls came tumbling down” wordt een bestseller en wordt een jaar later in het Nederlands vertaald.

80. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 408 Bureau Inlichtingen, 91RF Groep Luctor et Emergo/Fiat Libertas, Weg B en Groep BM, RF6: Gegevens uit Rapport mej. H.J. Roosenburg (Jet) (Versie S).

NIOD 249-0285A  Dossier-Groep Fiat Libertas.

81. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 408 Bureau Inlichtingen, 91RF Groep Luctor et Emergo/Fiat Libertas, Weg B en Groep BM, RF6: Gegevens uit Rapport mej. H.J. Roosenburg (Jet) (Versie S).

Sonja van ‘t Hof, Henriette Roosenburg: Een getalenteerde vrijbuiter. Historisch essay bij de uitgave De muren vielen om, 2020, p. 16.

82. Idem, p. 14-15.

83. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, 408 Bureau Inlichtingen, 91RF Groep Luctor et Emergo/Fiat Libertas, Weg B en Groep BM, RF6: Gegevens uit Rapport mej. H.J. Roosenburg (Jet) (Versie S).

84. https://wwii-netherlands-escape-lines.com/other-escape-lines/luctor-et-emergofiat-libertas/

85. Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 61.

86. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape). De moeder van Bram en Sape Kuiper, Helena Florentina Kuiper-Talma Stheeman (1893-1985) vult na de oorlog vragenlijsten in over haar gefusilleerde zonen voor publicatie in een gedenkboek voor gevallen communistische verzetsstrijders. Dat boek is er echter nooit gekomen. Zowel Sape als Bram maken volgens haar deel uit van de Groep Hans Katan van C (Communistische) S (Sabotage) 6 (CS6).

Bij de personen die extra informatie kunnen geven vult ze voor Bram Laura Kuiper in, bij wie Bram onderdook, en voor Sape RVV (Raad van Verzet) en Suus van Stokkum.

Ze noemt ook Brams studentenhuis op het Nieuwe Suikerhofje en schrijft de namen van Fika en Margreet Taselaar, mevrouw Sindram en Dr. ? erbij. Die namen zijn echter doorgestreept.

87. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 151.

88. Zie hierover ook het artikel over Bram Kuiper op deze website. Ernst Klijzing, die lid was van CS6 en tot juni 1944 op vrije voeten was, heeft volgens van Tellingen ook een band met het Nieuwe Suikerhofje. Zie: SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam): Groep Karel (de Vries) Suykerhofje, p. 9.

De moeder van Bram en Sape Kuiper noemt Ernst Klijzing ook als lid van dezelfde groep als Bram en Sape. Zie noot 86.

89. Zie het artikel over oud-Spanjegangers op deze website.

90. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 151.

91. SAA Woningkaarten Leidsestraat 76.

92. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood 1894-1945, Houten-Antwerpen, 2016, p. 249.

Zie noot 86.

93. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood 1894-1945, Houten-Antwerpen, 2016, p.  249 en 226.

Zie het artikel over Bram Kuiper op deze website voor meer informatie over Laura Kuiper.

94. SAA Politierapporten ‘40-’45.

SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 168.

95. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.

No. 17.107 RVPS 14-10-1943 Biallosterski, Tobias

96. Op Suze van Stokkums gevangenenkaart van kamp Vught staan ook allebei de adressen vermeld:

97. Voor meer informatie over Piet Laroo zie het artikel over Vica Taselaar op deze website.

98. IISG, Archief Tineke Ribbelink-van Norden, ARCH03048, Correspondentie met medewerk(st)ers van het Parool, met nabestaanden van tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusilleerde of anderszins om het leven gekomen medewerk(st)ers van Het Parool, met de Stichting 1940-1945 over hulpverlening 1945-2001. Hier: Correspondentie met en betreffende medewerkers van het illegale Parool, nabestaanden en Hulpverlening door de Stichting 1940-1935, alfabetisch geordend. 1945-1956, map 4. Brief van Dick aan de Stichting het Parool van 3 maart 1946.

99. Cryptische verklaring van Biallosterski over een andere verzetsgroep waar Sape aan deelneemt (hij haalt Bram en Sape nogal eens door elkaar in deze verklaring).

SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.

Als Biallosterski begin oktober 1943 vertrekt naar Engeland is Sape al geëxecuteerd, Bram komt op 23 oktober 1943 voor het vuurpeloton. Dick zit in oktober 1943 nog in de gevangenis. Suze van Stokkum in kamp Vught.

100. SAA Politierapporten ’40-’45 (Abraham Kornelis Kuiper). Daaruit blijkt dat Bram op 28 april 1943 op het politiebureau de sleutels van de woningen van het Nieuwe Suikerhofje komt ophalen.

Bram zit na zijn arrestatie op 2 april 1943 drie weken vast.

101. Jo Elsendoorn, De vermorzeling, p. 156.

Deze vriendin is Laura Kuiper. Haar verloofde, publicist Theodoor Boudewijn Franciscus (Frans) Hoyer (1904) stierf in februari 1943. Dick zat van april tot december 1943 gevangen.

102. Zie ook het artikel over de SD inval van april 1944 op deze website.

103. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 5. Het Parool, interviews met en dossiers van verzetsstrijders, p. 64.

SAA Woningkaarten Nieuwe Keizersgracht 39. Hieruit blijkt dat Jan Trapman in 1921 geboren is. Uit de SAA Begraafregisters is op te maken dat een in 1921 geboren Jan Trapman in 2005 overleden is. Zijn ouders zijn Johannes Jacobus Cornelis Trapman (1889), directeur van een handelsmaatschappy en Nelly Arina Berents (1897). Zij scheiden in 1926. Nelly Berents trouwt in 1930 met Willem Hendrik Tetenburg (1896-1958). Jan Trapman is van 1934 tot 1938 met zijn moeder en stiefvader in Nederlands-Indië, waar zijn stiefvader marineofficier is. Bij het uitbreken van de oorlog zijn ze weer in Nederland en is Tetenburg commandant van het vliegveld De Kooy bij Den Helder. Daarna sluit Tetenburg zich aan bij de verzetsgroep Ordedienst. Of Jan Trapman hier ook bij betrokken is, is niet bekend.

104. Madelon de Keizer, Het Parool, p. 489.

105. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 5. Het Parool, interviews met en dossiers van verzetsstrijders, p. 68. Interview met A. Ekker 7-9-1987. Zijn vrouw F. Ekker-de Vries verzorgde samen met Dick van Stokkum de expeditie van (de kopij) van Het parool.

Idem, p. 205-206. Interview W. van Norden 16-9-1987. Vaste koeriers van van Norden en Meyer waren Tinie Kemper en Dick van Stokkum. Addy Koenen was de koerierster van Dick van Stokkum.

Madelon de Keizer, Het Parool, p. 489.

106. IISG, Archief Tineke Ribbelink-van Norden, ARCH03048, Correspondentie met medewerk(st)ers van het Parool, met nabestaanden van tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusilleerde of anderszins om het leven gekomen medewerk(st)ers van Het Parool, met de Stichting 1940-1945 over hulpverlening 1945-2001. Hier: Correspondentie met en betreffende medewerkers van het illegale Parool, nabestaanden en Hulpverlening door de Stichting 1940-1935, alfabetisch geordend. 1945-1956, map 4. Brief aan Tineke van de secretaris van de Stichting Het Parool 26 juni 1946 IISG.

107. Brief van Emile Sindram aan Herman Maillette de Buy Wenniger van 31 januari 1945. Uit familiearchief Maillette de Buy Wenniger.

108. IISG, Archief Tineke Ribbelink-van Norden, ARCH03048, Correspondentie met medewerk(st)ers van het Parool, met nabestaanden van tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusilleerde of anderszins om het leven gekomen medewerk(st)ers van Het Parool, met de Stichting 1940-1945 over hulpverlening 1945-2001. Hier: Correspondentie met en betreffende medewerkers van het illegale Parool, nabestaanden en Hulpverlening door de Stichting 1940-1935, alfabetisch geordend. 1945-1956, map 4. Brief aan Tineke van de secretaris van de Stichting Het Parool 26 juni 1946 IISG.

109. Het Parool 13-4-1996. Artikel naar aanleiding van toekenning Yad Vashem onderscheiding aan Henk Pelser.

110. Delpher

111. https://www.opusklassiek.nl/dirigenten/kempen.htm