Vluchten naar Zwitserland

Ontstaan en opbouw van de Zwitserse Weg 1941-1943

De vluchtroute naar Zwitserland is zonder twijfel het spectaculairste staaltje van Pelsers verzet. Ik heb in het artikel over Henk Pelser laten zien hoe deze vluchtroute ontstaat. De vluchtweg is een voortzetting en verbetering van de Nederlands-Belgische grensovergang van Mathieu Smedts en Ward Messer. Omdat aanvankelijk vooral mensen uit Ward Messers schoonfamilie en vriendenkring hierlangs vluchten zien we bij deze vluchtelingen verbindingen met de textielindustrie. Vaak mensen die werken in de confectiefabriek Frischman N.V. of er contacten mee hebben en die afkomstig zijn uit de Poolse textielstad Łódź. Soms hebben ze niet de Nederlandse nationaliteit. Als Smedts en Messer in november 1942 gearresteerd worden valt die verbinding met de textielindustrie weg en zijn het bekenden van Pelser en van zijn medebewoners op het Nieuwe Suikerhofje die meegaan naar Zwitserland.

Henk Pelser combineert het wegbrengen van vluchtelingen met internationaal koerierswerk voor Het Parool. Hij houdt deze twee bezigheden in zo ver gescheiden dat het verraad van van Poppel gelukkig niet de groep vluchtelingen treft die dan in het doorgangshuis in Brussel wachten op het vervolg van hun reis. Op dit soort koerierswerk staan veel hogere straffen dan op het helpen van Joden, dus Smedts die in Brussel gepakt wordt met microfilms krijgt de doodstraf (omgezet in Nacht und Nebel gevangenschap in Duitsland) terwijl Pelser en Ekker voor de hulp aan Joden tot gevangenisstraf veroordeeld worden. In hun geval zijn de Duitsers er niet achter gekomen dat ze microfilms naar Zwitserland gebracht hebben.

Pelser bouwt voort op de vluchtweg van Smedts en Messer, die maar tot net over de Belgische grens loopt, door zijn contacten in Brussel te gebruiken. Via zijn vrienden de van der Puttens vindt hij het doorgangshuis in de Rue Jeanne en een Luxemburgse verzetsman die hem aan Franse reispapieren helpt. Door zijn contact met Margot Nyst (haar zus Lison Muntz-Nyst in Amsterdam kent hij via Paroolmedewerker Hans Warendorf) komt hij aan valse Belgische en Franse identiteitskaarten. De goede kwaliteit hiervan blijkt als de Joodse vluchteling Arnold Blitz met deze papieren in Frankrijk gearresteerd wordt. De Duitsers komen niet achter zijn ware identiteit en hij gaat als de niet-Joodse Remi de Caluwe naar een kamp.

Via een andere Parool-medewerker, Jan Meyer, leert Pelser Jozef van Poppel, alias Rudolf Meester, kennen. Pelser vermoedt niet dat van Poppel in dienst van de Duitse Abwehr is. Veel van de mensen in Pelsers verzetsnetwerk zijn niet-Joods maar hebben een Joodse partner. Dat geldt ook voor van Poppel met zijn vriendin Helena Blits-Lam.

De Zwitserse Weg ontstaat niet alleen door het initiatief van niet-Joodse redders zoals Pelser, maar ook door de ervaringen van Joodse vluchtelingen die Zwitserland bereiken en informatie over hun vlucht naar Nederland sturen. De Frenkels sturen de gegevens van de passeurs in Brussel en Besançon door aan Pelser. Ook de zonen van Alice Wolff-Gerzon sturen hun moeder in code aanwijzingen om vanuit België naar Zwitserland te komen. Samuel Machiel Speelman doet nog iets moedigers. Hij gaat nadat hij met zijn vrouw en zoontje Zwitserland bereikt heeft weer terug naar Nederland en haalt zijn schoonouders en schoonzus op. Dit is een aspect van Joods verzet waar niet heel veel over bekend is.

Vluchtmotivatie

Waarom kiezen deze mensen voor vluchten en niet voor onderduik? Meerdere vluchtelingen die in het verhaal over Pelser op deze website beschreven worden, hebben al in 1941 een familielid verloren door de razzia’s en deportatie naar Mauthausen. Emil Reben en Ernst Horwitz worden beide het slachtoffer van de razzia op 11 juni 1941 en hun weduwen besluiten beide te vluchten. Ook Maurits Frenkel noemt de moord op zijn neef Sven in Mauthausen als een breekpunt. Daarnaast zijn de vluchtelingen vaak jonge mannen (Richard Reben, Koen Vos, de broers Frenkel) die aanvankelijk het meeste gevaar lopen bij de razzia’s opgepakt te worden. Als ze in de zomer van 1942 een oproep krijgen voor tewerkstelling in het oosten en geen uitzicht hebben op of vertrouwen in een vrijstelling via de Joodse Raad besluiten ze te vertrekken. Een andere reden om te vluchten is een familielid hebben dat al in Zwitserland is. We zien dit bij het echtpaar Sann-Drukker. Hun zoon is al eerder gevlucht. Ook de twee zonen van Alice Wolff-Gerzon zijn al in Zwitserland.

Niet willen onderduiken is ook een reden om te vluchten. Ruchla Frischman en Anja Horwitz, die een onderduikplek kunnen hebben op de boerderij van Smedts’ ouders in de Peel, zijn beide te daadkrachtig om lang binnen te kunnen zitten. L. de Jong noemt als voornaamste reden voor een vlucht naar het buitenland in Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog het feit dat Joden bezwaard zijn door een onderduik hun niet-Joodse onderduikgevers in gevaar te brengen. (1) Niet kunnen onderduiken speelt bij de groep rond Smedts geen grote rol omdat Smedts al vroeg onderduikadressen in Limburg kan regelen. Pelser heeft het aanvankelijk in dat opzicht moeilijker. Hij gebruikt zijn studentencontacten en vindt op die manier bijvoorbeeld voor Jaap van Cleef onderduik in Utrecht. Voor andere vluchtelingen, die niet via de Zwitserse Weg van Smedts en Pelser vluchten, is het niet kunnen vinden van een onderduikplek wel een reden om te proberen uit Nederland te vluchten. Hannah Koster-Souget (1917-2015), verpleegster in het NIZ, waar Maurits Frenkel ook werkt voordat hij vlucht, besluit te vluchten met haar verloofde Max, een jonge arts. Zij zegt: “Ja, onderduiken had ook gekund. Maar daar moest je mensen voor kennen”. (2) Ook dit jonge stel Koster-Souget heeft al een familielid in Zwitserland dat eerder gevlucht is, Max’ jongere broer Rudolph, die vlucht nadat hij bijna opgepakt wordt bij een razzia. De laatste vluchtelingen die in januari 1943 meegaan met Pelser en Ekker, zoals de familie Speelman en Nol Blitz, hebben vaak al maandenlang in onderduik gezeten en zijn bang ontdekt te worden of ontmoedigd door de voortdurend wisselende adressen.

Wie vlucht?

De algemene opvatting tijdens de bezetting is dat vluchten iets is voor jonge, moedige en rijke mensen. Jacques Presser schrijft in Ondergang over de moed die nodig is om een gevaarlijke vlucht te doorstaan: “De Joden echter moesten helden zijn, ook als ze het helemaal niet waren. De Joden moesten sterk zijn, physiek en moreel, ook als ze het niet waren. Zij moesten over rivieren zwemmen (…), zij moesten hoge bergen overklimmen, zij moesten veinzen, huichelen; zij moesten zonder slaap kunnen, zonder voedsel; ze moesten zoveel, veel te veel. En als ze dat allemaal konden, dan begon het dikwijls pas. En dan mislukte het op die ene onvoorziene, belachelijke kleinigheid, die hen tot de gaskamer doemde.” (3)

Voor hen die als eerste, of later ook voor hen die met weinig geld vluchten, is de vluchtweg het zwaarst. Zonder goede valse papieren zijn hotels en openbaar vervoer geen optie, dus moet er veel gelopen worden en geslapen in de openlucht. Dit gaat jonge mensen beter af. Alice Wolff-Gerzon schrijft: “Voor mij viel alles gemakshalve uiteen in ‘jong’ en ‘oud’. Oud was boven de 45 jaar, en daar hoorde ik zelf ook bij. Biologisch had je je functie vervuld, de kinderen moesten zo gauw mogelijk het land uit zien te komen, en of ik zelf nu in Polen terecht zou komen ja of nee, en daar dood zou gaan, daarin verdiepte ik mij zo min mogelijk.” (4)

Hannah van den Ende rekent in haar proefschrift uit 2015, Vergeet niet dat je arts bent. Joodse artsen in Nederland 1940-1945, uit dat de gemiddelde leeftijd van Joodse artsen die in de loop van 1942 uit Nederland vluchten 35 jaar is.

Het bijzondere van Pelsers vluchtlijn is dat de route, de overnachtingen en de begeleiding zo goed opgezet zijn dat ook oudere mensen en gezinnen met kinderen meekunnen. Overigens stellen ook Insa Meinen en Ahlrich Meyer in hun overzicht van Joodse vluchtpogingen in West-Europa voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog vast dat hele gezinnen vluchten. Van de Nederlandse vluchtelingen vlucht 66% met één of meerdere familieleden, in België is dit 72%. Naar verhouding vluchten Nederlanders vaker met jonge kinderen en Belgen vaker met grootouders. De groep die het vaakst vlucht zijn kinderloze echtparen, gevolgd door volwassenen alleen, meestal mannen, en adolescenten onder de eenentwintig jaar. (5)

De jongste vluchteling die met Pelser meegaat naar Zwitserland is de acht maanden oude Willem Arnold Speelman, de oudsten zijn rond de zestig: Henderika Cohen, die in 1880 geboren is, Barend Swaab de Beer met geboortejaar 1882 en Ruchla Frischman uit 1884.

Bijzonder aan Pelsers Zwitserse Weg is ook dat hij en Dries Ekker hun vluchtelingen tot in Zwitserland begeleiden. Ze reizen dus de hele weg mee. Dit is niet alleen bedoeld als service aan de vluchtelingen. Pelser en Ekker zijn tegelijkertijd ook internationale koeriers voor de Paroolgroep en brengen informatie over bezet Nederland, bedoeld voor de Nederlandse regering in Londen, naar Zwitserland. In een recent Franstalig boek over Joodse vluchtelingen naar Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt dit soort vluchtlijnen, waarbij de vluchtelingen van hun thuisland tot in Zwitserland begeleid worden, ‘filières” privées’ of ‘filière all inclusive‘ genoemd. Ruth Fivaz-Silbermann, de schrijfster van dit overzicht van vluchtpogingen naar Zwitserland noemt twee van zulke complete vluchtlijnen van Nederland naar Zwitserland, één van een zekere Carl die voor deze reis ongeveer vijfduizend gulden per persoon rekent. Op een andere vluchtlijn, waarvan de naam van de passeur niet bekend is, gaat de Joodse familie van Dantzig uit Rotterdam mee. Pelsers vluchtlijn wordt helaas niet genoemd in dit dikke boek. Van de vluchtelingen waarvan mij bekend is dat ze met de vluchtlijn van Smedts en daarna Pelser meegaan, noemt Fivaz-Silbermann alleen het gezin Reben, een moeder en twee teenagers, die op 26 september 1942 Zwitserland bereiken. (6)

Hoewel ook armere mensen vluchten is het alleen voor rijke mensen mogelijk om passeurs te hebben. Voormalige smokkelaars en andere mensen die kennis hebben van grensovergangen laten zich voor hun passeursdiensten over het algemeen goed betalen. Nogal wat zogenaamde passeurs nemen geld aan zonder hun vluchtelingen echt te helpen. In het ergste geval leveren ze vluchtelingen zelfs uit aan de Duitsers. Pelser, die zelf niet verdient aan zijn reizen, noemt zich daarom nooit een passeur, maar kiest voor het woord wegbrenger. De prijzen van de lokale passeurs stijgen naar gelang het risico dat ze lopen. Als Mathieu Smedts in Brussel gearresteerd wordt, schieten de prijzen voor Pelsers vluchtelingen omhoog. Waarschijnlijk hebben rijkere vluchtelingen, ondanks het risico een malafide passeur in de handen te vallen, een grotere kans op een geslaagde vluchtpoging dan mensen die hun vlucht zonder geld en zonder hulp bij de grensovergangen aantreden.

De kans om in Zwitserland te blijven en niet uitgewezen te worden is ongetwijfeld ook groter voor mensen met meer geld en met contacten in Zwitserland. Ook het verblijf in Zwitserland voor vluchtelingen die toegelaten worden is makkelijker voor bemiddelden. Vluchtelingen mogen in Zwitserland niet in hun beroep werken en vluchtelingen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien komen in een werkkamp. Dat overkomt de broers Frenkel, die in kamp Cossonay ontginningswerk moeten doen. De Zwitsers zijn hier resoluut in en halen ook gezinnen uit elkaar. De ouders gaan in een mannen- of vrouwenkamp en minderjarige kinderen in Zwitserse pleeggezinnen. De families die eind 1942 en begin 1943 met de groep van Smedts en Pelser vluchten hebben genoeg kapitaal om na verloop van tijd in een hotelkamp of –appartement te kunnen wonen.

kans van slagen

Hoeveel Joden vluchten vanuit Nederland naar Zwitserland? Volgens L. de Jong hebben ongeveer drieduizend Nederlandse Joden de Tweede Wereldoorlog overleefd door onder andere naar Zwitserland te vluchten. (7) Dat betekent dat het aantal Joodse vluchtelingen veel hoger is, want veel van hen worden onderweg opgepakt en naar Duitse kampen gebracht. Volgens Jacques Presser is het totale aantal Nederlandse vluchtelingen in Zwitserland 2500, maar dat is inclusief 400 Joodse mensen die begin 1945 uit Theresienstadt vrijgelaten worden. Volgens hem is minder dan de helft daarvan Joods. (8) De 400 mensen uit Theresienstadt horen ook niet bij de groep die uit Nederland vlucht. Dat betekent dat ongeveer duizend Joden die uit Nederland vluchten, Zwitserland ook echt bereiken. De website van het Joods Historisch Museum noemt het aantal van 1300 Joodse vluchtelingen in Zwitserland. (9) De meeste mensen zullen in 1942 en 1943 gearriveerd zijn als in Nederland de massale deportaties plaatsvinden. Volgens Ruth Fivaz-Silbermann vluchten iets meer dan 60% van het totale aantal vluchtelingen naar Zwitserland in de maanden juli en augustus 1942, als de eerste oproepen voor tewerkstelling in het oosten via Kamp Westerbork op de mat vallen. (10)

Hoeveel Joden uit Nederland met vluchtdoel Zwitserland halen het niet, omdat ze onderweg opgepakt of Zwitserland uitgezet worden? Op de website van het NIOD staat dat tussen 1942 en 1944 ongeveer tweeduizend Nederlandse Joden (met een adres in Nederland) vanuit België en Frankrijk naar de vernietigingskampen gedeporteerd worden. (11) Waarschijnlijk hebben zij niet allemaal Zwitserland als eindbestemming. Maar hoe dan ook lijkt de kans op een geslaagde vluchtpoging naar Zwitserland onder de 50% te liggen.

Smedts en Pelser brengen samen ongeveer honderd Joodse vluchtelingen naar Zwitserland. Als dit aantal klopt en we ervan uitgaan dat de meeste van deze vluchtelingen Zwitserland ook bereiken (dit is onzeker, Smedts zegt niets over mislukte vluchtpogingen en Pelser noemt twee mensen die onderweg gearresteerd worden) dan hebben ze rond de 10% van de Joodse vluchtelingen in Zwitserland geholpen Nederland te ontvluchten.

Een citaat uit het boek van Insa Meinen en Ahlrich Meyer over Joodse vluchtelingen in West-Europa: “Duizenden Joodse mannen, vrouwen en kinderen, vaak hele families, vluchtten dwars door West-Europa (…) Dit lijkt in de geschiedenis van de Shoah een onbekend hoofdstuk te zijn. In elk geval is het opmerkelijk hoe weinig historisch onderzoek er is verricht naar de vluchtpogingen van Joden uit Nederland en België naar Frankrijk tussen 1942 en 1944.” (12) Vluchtelingen die Frankrijk bereiken proberen, vooral na november 1942, naar Zwitserland of over de Pyreneeën naar Spanje te komen. Over vluchtpogingen van Frankrijk en Duitsland naar Zwitserland is wel iets meer bekend. Er is vooral historisch onderzoek gedaan naar de restrictieve Zwitserse vluchtelingenpolitiek, waardoor tienduizenden Joden teruggestuurd worden naar nazi-gebied, hun dood tegemoet.

In Zwitserland

Over de vluchtervaringen zelf is niet veel bekend. De verhalen van de mensen die onderweg opgepakt worden en omgebracht zijn in de kampen zijn niet opgetekend. De Joodse vluchtelingen die Zwitserland wel halen leven daar in veiligheid maar met de voortdurende angst over het lot van achtergebleven familie en vrienden. Maurits Frenkel klaagt met geen woord over het voor een zakcentje verrichte zware graafwerk in werkkamp Cossonnay. Pelser heeft het in een brief aan de Nederlandse ambassade in Bern in 1943 al over de slechte hygiène in dat werkkamp en in zijn boek uit 1996 ook uitgebreid over het slechte eten daar. Ook verder is Pelser niet terughoudend met zijn kritiek op de rol van Zwitserland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Ruth Broessler, die elf jaar is als ze met haar pleeggezin in Zwitserland aankomt, heeft een traumatische ervaring direct na de grensovergang als haar pleegmoeder met zelfmoord dreigt en het echtpaar Sann, dat met hen over de grens gekomen is weer uitgezet wordt. Ruth en haar pleegfamilie zitten korte tijd in het grote opvangkamp Büren waar ze op stromatrassen slapen, slecht eten krijgen en last hebben van luizen, vlooien en ratten. Daarna wonen ze achtereenvolgens in een hotelkamp en een eigen appartement. Hoe de Zwitserse bevolking tegen de vluchtelingen aankijkt blijkt uit één zin uit haar relaas: “The Swiss children in the neighbourhood were forbidden by their parents to play with the Jewish refugees”. (13)

Namen

Smedts noemt in twee boeken over zijn oorlogservaringen de namen van een paar vluchtelingen, (14) een paar anderen worden genoemd in Pelsers Yad Vashem Rechtvaardigen onder de Volkeren onderscheiding. (15) Ook staan er een aantal herinneringen aan de vluchtelingen in een boekje in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam dat de verzetsvrienden van Mathieu Smedts samenstelden voor zijn tachtigste verjaardag. (16) De naam van Arnold Blitz, die meegaat op de laatste tocht van Pelser en Ekker in januari 1943 vond ik zeer recent in een verhaal op het internet. (17)

Hieronder volgen de namen van de vluchtelingen die de vluchtroute die door Ward Messer, Mathieu Smedts en Henk Pelser opgezet werd volgden en daarmee ook verder opbouwden, uitgebreidere verhalen over hun vlucht staat in het artikel over Henk Pelser op deze website:

Via een vluchtroute bij Maastricht vluchten:

– Wilhelm Richard (Richard) Reben (1924-2010).

– Ferdinand Koenraad (Koen) Vos (1917-?).

Mogelijk vluchten ook de ouders en zus van Koen Vos, die onderweg in Frankrijk opgepakt worden en in Auschwitz omkomen, via deze route:

– Hendrik Koenraad Maurits Vos (1890-1943), Elsje Vos-van Collem (1894-1943) en Jetty Tilly Vos (1920-1943).

Via Brussel-Lyon-Spanje-Jamaica en Cuba vluchten:

– Margaretha (Greet) Schpektor-Nutkewitz (1908-1992) en Wolf (Willem) Schpektor (1897-1968) met twee kinderen.

Via de vluchtroute Roosendaal-Essen-Brussel-Nancy-Lyon vluchten:

– Anna Reben-Alter (1901) en haar dochter Raël Arnita (Rita) Berger-Reben (1927).

– Werner Blumenthal (1911-1971). Dit is niet zeker.

– Maurits Frenkel (1919-2013) en Simon Frenkel (1920-2011).

– Alice Wolff-Gerzon (1892-1981).

– Barend Swaab de Beer (1882-1952) en Henderika Swaab de Beer-Cohen (1880-1976).

– Ruchla Nutkewitz-Frischman (1884-1973).

– Max Hugo Joost Hedeman Joosten (1899-1970) en Betsy Hedeman-Lindeman (1909-1991) met twee kinderen.

– Anna (Anja) Horwitz-Kahn (1915-1943). Zij wordt in Brussel verraden en vermoord in Sobibor.

Mogelijk ook:

– Diena Hertzberger-Lindeman (1906-2000) en Isidoor Hertzberger (1900-1976) met één kind.

Via de vluchtroute Roosendaal-Essen-Brussel-Bouillon-Sedan-Nancy-Lure-Hérimoncourt:

– Siegfried (Frits) Isaac (1900-1948) en Elisa Hermine (Elly) Isaac-Edersheim (1903-1999) met twee kinderen en pleegdochter Ruth Sylvia Broessler Newmark (1931).

– Ascher Sann (1895-1943) en Judik Sann-Drukker (1899-1943). Dit is niet zeker.

Via de vluchtroute Roosendaal-Essen-Brussel-Bouillon-Sedan-Nancy-Belfort:

– Samuel Machiel (Chiel) Speelman (1911-2002) en Sylvia Nieweg (1920-2013) met hun babyzoon Willem Arnold (1942-2018).

– Arnold (Nol) Blitz (1922-2016).

Met deze groep gaan nog zes mensen mee, waarschijnlijk nog een gezin met minstens één kind en nog iemand die net als Nol Blitz aan de Frans-Zwitserse grens opgepakt wordt maar in tegenstelling tot Blitz niet overleeft.

In totaal zijn dit de namen van vijfendertig Joodse vluchtelingen, waarbij ik niet van iedereen even zeker weet of ze de route van Smedts en Pelser nemen. Van deze vijfendertig vluchtelingen halen zeven mensen Zwitserland niet omdat ze onderweg opgepakt worden of Zwitserland uitgezet worden.

In de informatie bij Pelsers Yad Vashem onderscheiding staat nog de naam van een zekere “Groen, voornaam onbekend” die ook via Pelsers vluchtroute naar Zwitserland gaat. Ik weet niet wie dit is.

De vluchtelingen die niet vertrokken

Henk Pelser en Dries Ekker zijn bezig met de voorbereidingen voor een nieuwe reis naar Zwitserland op 5 april 1943 met een groep vluchtelingen als ze allebei op het Nieuwe Suikerhofje gearresteerd worden. Dries op 2 en Henk op 3 april, net een paar dagen voordat ze hun reis zouden starten. Dick van Stokkum zou via een van zijn zussen de valse papieren voor deze vluchtelingen regelen. Hij wordt ook gearresteerd. Mogelijk worden deze valse persoonsbewijzen door de SD op zijn kamer gevonden.

Er is dus een groep Joodse vluchtelingen waarvan de reis naar Zwitserland niet doorgaat. Wie dit zijn is onbekend. Zijn ze in Nederland gebleven, in onderduik? Zijn ze met andere begeleiders toch vertrokken? Henk Pelser schrijft hier in zijn boek niets over, wel suggereert hij dat zijn eigen Zwitserse weg blijft bestaan en voorgezet wordt door Jet Roosenburg.

Henriëtte (Jet) Roosenburg (1916-1972) studeert aan het begin van de oorlog letteren in Leiden. Ze spreekt vloeiend Frans, wat haar later op haar illegale reizen in België, Frankrijk en Zwitserland van pas komt. Er zijn weinig gegevens over haar vroege verzetswerk. Ze wordt lid van de Paroolgroep in Den Haag en doet verzorgingswerk. (18) Zowel zij als haar jongere broer Jan Govert (1918-2000), een student medicijnen in Groningen, hebben contact met het Amsterdamse studentenverzet in het algemeen en met het Nieuwe Suikerhofje in het bijzonder.

Henk Pelser schrijft in zijn boek dat Jet Roosenburg na zijn eigen arrestatie de vluchtweg verder gebruikt: “Onze Zwitserse Weg (is) voor het overbrengen van mensen en berichten in gebruik gebleven van november 1942 tot ten minste april 1944, toen Jet Roosenburg werd gearresteerd en als lid van ‘Fiat Libertas’, de bekende verzetsgroep die boven bezet gebied neergeschoten geallieerde piloten in veiligheid bracht, ter dood veroordeeld.” (19) Roosenburg werd overigens niet in april 1944 maar op 1 maart 1944 gearresteerd door de Abwehr in Brussel. Gelukkig wordt ze niet terechtgesteld maar overleeft de oorlog in verschillende Duitse gevangenissen.

Jet Roosenburg is dus bijna een jaar langer op vrije voeten dan Henk Pelser en Dries Ekker, die allebei tot gevangenisstraf veroordeeld worden. Pelser komt pas na de oorlog vrij, Ekker in juli 1944. Jet Roosenburg heeft tijd en mogelijkheden om de mensen die oorspronkelijk op 5 april 1943 hadden willen vluchten te helpen. Als ze dat gedaan heeft, dan pas in de zomer van 1943. Tot die tijd zit ze zelf op verschillende adressen ondergedoken. In augustus 1943 stopt ze met haar werk voor Het Parool en reist dan tot maart 1944 zo’n twintig keer naar Brussel, met informatie en mensen. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze mensen piloten zijn, maar er is heel veel niet bekend over Roosenburgs verzetswerk. Het is dus mogelijk dat ze ook Joodse vluchtelingen naar Brussel gebracht heeft. Ze reist vanaf eind december 1943 ook naar Zwitserland via Parijs. Voor zover bekend neemt ze naar Zwitserland alleen militaire berichten mee en geen vluchtelingen.

Engelandvaarders

Zoals Pelsers Zwitserse weg voortbouwt op de weg naar België van Ward Messer en Mathieu Smedts, zo bouwen de Joodse vluchtelingen in 1942 op de ervaringen van Joodse Engelandvaarders, die al uit Nederland vluchten voordat de deportaties beginnen.

Volgens Agnes Dessing is het verschil tussen vluchtelingen en Engelandvaarders als volgt: “Vluchtelingen verlieten bezet Nederland om aan vervolging door de nazi’s te ontsnappen, Engelandvaarders deden dat om in Engeland op enigerlei wijze bij te dragen aan de geallieerde overwinning en de bevrijding van Nederland.” (20) Ze zegt er ook bij dat de twee groepen elkaar enigszins overlappen. In het artikel over Henk Pelser zien we bijvoorbeeld dat Samuel Machiel Speelman zowel vluchteling als Engelandvaarder is. Engeland laat tijdens de oorlogsjaren geen vluchtelingen toe maar wel Engelandvaarders. Zwitserland laat mondjesmaat vluchtelingen toe, niet consequent en alleen bepaalde groepen tot midden 1944. Zwitserland laat wel Engelandvaarders toe, over het algemeen zelfs graag, omdat die door de Nederlandse regering in Londen gefinancierd worden en de Zwitserse staat dus niets kosten. Het is voor Engelandvaarders niet ongewoon om eerst via een omweg naar Zwitserland te gaan en van daaruit dan via Frankrijk en Spanje naar Engeland. Sommige Engelandvaarders nemen nog grotere omwegen en doen er soms bijna twee jaar over om vanuit Nederland naar Engeland te komen.

Een voorbeeld van twee Joodse Engelandvaarders die de weg banen voor Joodse vluchtelingen naar Zwitserland zijn Rudi Albert Blatt, geboren in Berlijn in 1912, en Alfred Maurits (Fred) Hecht, die in 1917 in Rotterdam geboren werd. Rudi Blatt komt in 1933 vanuit Berlijn naar Nederland en wordt afdelingschef van het Gerzon-modehuis filiaal in Groningen. Hij is statenloos maar doet wel in Nederland zijn dienstplicht. Fred Hechts moeder is een geboren Gerzon en Freds vader is directeur bij Gerzon. Fred werkt zelf als vertegenwoordiger voor Gerzon in Amsterdam. De twee jonge mannen vertrekken met vrij veel geld in november 1941 naar Zwitserland. Ze krijgen van een verzetsvriend, Henri Alexander (Hans) de Beaufort (1915), die al ervaring heeft met het over de grens helpen van Franse krijgsgevangenen, een adres in Roosendaal. (21)

Via de eigenaar van een kledingwinkel -ook hier zien we een verbinding met de textielindustrie- krijgen ze hulp van een smokkelaar, die Fred en Rudi een pakje met smokkelwaar geeft. Dat brengen ze midden in de nacht achterop hun fietsen over de grens. Als ze aangehouden worden, wat niet gebeurd is, kunnen ze zich uitgeven voor smokkelaars. Ze hebben van Hans de Beaufort ook een adres van een hotel in Brussel gekregen waar ze veilig kunnen overnachten.

Het lukt Blatt en Hecht om Zwitserland te bereiken waarbij ze in het begin de weg volgen die door ontsnapte Franse krijgsgevangenen gebruikt wordt. Ze overnachten bij priesters en in kloosters. Af en toe slapen ze noodgedwongen ook in bordelen. Het lukt ze niet om de zwaar bewaakte grens bij Besançon en Belfort over te komen en ze zakken verder af naar Lyon waar ze op eigen houtje een passeur vinden die ze naar Zwitserland brengt. Ze laten de Zwitsers weten dat ze in Nederland hun dienstplicht vervuld hebben en dat ze zich willen aansluiten bij de strijdkrachten in Engeland.

Op dat moment zijn er al ongeveer vijfentwintig Nederlandse Engelandvaarders in Zwitserland die wachten op een kans om naar Engeland te komen. De meesten zijn via de route van van Niftrik gevlucht. Job van Niftrik (1893-1976), een fabrikant uit Putte, zette deze route op met hulp van zijn Belgische vrouw en een paar bevriende families aan beide kanten van de grens. Langs deze route gaan voornamelijk Engelandvaarders, meestal cadetten van de KMA in Breda. In de zomer van 1942 wordt de weg opgerold en vlucht van Niftrik zelf ook naar Zwitserland. Pelser en Ekker ontmoeten hem daar ook begin 1943.

Rudi Blatt en Fred Hecht hebben Hans de Beaufort, hun verzetsvriend in Nederland, beloofd hem de details van hun route naar Zwitserland te geven, zodat anderen deze weg ook kunnen gaan. Fred Hecht gaat daarom vanuit Zwitserland terug naar Nederland en brengt Hans de Beaufort ook naar Zwitserland. In Nederland geeft hij ook Ed en Wim Wolff, de zonen van Alice Wolff-Gerzon de informatie over zijn route. De broers Wolff vluchten daarop beiden in december 1941 langs deze weg. Ed Wolff lukt het in één keer naar Zwitserland te komen, Wim komt bij een tweede poging twee maanden later aan. Rudi Blatt schrijft over de aankomst van Ed Wolff in zijn memoires uit 1960: “In the meantime another friend of ours, Ed had arrived. He had taken advantage of the instructions Fred had left in Holland and found his way safely into Switzerland”. (22)

Hoewel op de van Niftrik-route ook wel Joodse vluchtelingen reizen, zijn het voornamelijk Engelandvaarders die naar Zwitserland gaan. Alice Wolff-Gerzon schrijft dan ook kort voordat ze zelf vlucht: “In Amsterdam had ik contact gekregen met een journalist Smedts, die de route kende. En hem kon ik jongens sturen, die weg wilden. Dat vrouwen ook langs die weg konden gaan, was me niet bekend. Ik meende, dat dit een weg was, die dienen moest om jongens, die dienst wilden nemen, naar Engeland te helpen.“ (23)

Rudi Blatt en Fred Hecht worden door de Zwitserse geheime dienst gevraagd om Nederlanders die in Zwitserland aankomen te screenen. In het verhaal van Pelser zagen we dat de verrader Jozef van Poppel ‘de acrobaat’ Bronsdijk naar Zwitserland sluist met de bedoeling hem als spion en saboteur door te laten reizen naar Engeland. Bronsdijk komt niet door deze screening en reist uiteindelijk terug naar België.

Hans de Beaufort wordt samen met twee andere Nederlanders op weg van Zwitserland naar Engeland door de Duitsers gearresteerd in Dijon en doodgeschoten. (24) Rudi Blatt en Fred Hecht bereiken Engeland wel en zijn heel de oorlog militair actief. Het lijkt erop dat de zonen van Alice Wolff-Gerzon het screening-werk van hun vrienden Blatt en Hecht in Zwitserland overnemen. Maurits Frenkel vertelt dat zij bij zijn aankomst in Genève werken als vertalers. Dat was ook de term die Rudi Blatt in zijn memoires voor zijn screening-werk gebruikt.

Joodse Engelandvaarders ondervinden tijdens de oorlog al meer scepsis als niet-Joodse collega’s. Rudi Blatt schrijft dat de andere Engelandvaarders in Zwitserland, voornamelijk cadetten van de KMA in Breda, neerkijken op hem en Fred Hecht: “Ze vonden ons Joodse jongens alleen maar vluchtelingen, die uit Nederland gevlucht waren om hun eigen huid te redden. Ze waren van mening dat onze wens om te vechten een voorwendsel was”. (25)

Dit vooroordeel tegenover Joodse Engelandvaarders blijft ook na de oorlog bestaan. Hoewel ook niet-Joodse Engelandvaarders vaak uit Nederland vluchten omdat ze als verzetsmensen gezocht worden of om aan krijgsgevangenschap of tewerkstelling te ontkomen, wordt bij hen het vluchtmotief niet op de voorgrond gesteld. Vanaf 1978 kunnen Engelandvaarders een buitengewoon pensioen aanvragen. Daarbij wordt van vijftig Joodse Engelandvaarders van de helft de aanvraag afgewezen omdat zij volgens de Pensioen- en Uitkeringsraad alleen uit lijfsbehoud gevlucht zijn. Van niet-Joodse Engelandvaarders worden geen bewijsstukken over hun motieven aangevraagd, bij hen gaat men er automatisch vanuit dat zij uit Nederland weggegaan zijn om tegen de bezetter te vechten. (26)

Ongeveer 15% van de Nederlanders in Zwitserland gaat ook echt door naar Engeland. (358 van de 2500). (27) Die mensen gebruiken dan over het algemeen de lijn Paris-Dutch van Jean Weidner.

Samenvattend kunnen we stellen dat er een soort kruisbestuiving is geweest tussen medewerkers/familieleden van het warenhuis Gerzon en de vluchtweg van Mathieu Smedts. Verder kunnen de Joodse vluchtelingen in de zomer van 1942 profiteren van de eerdere vluchtervaringen van jonge Engelandvaarders. Dries Ekker en Henk Pelser brengen vooral oudere mensen en gezinnen met jonge kinderen naar Zwitserland. Dit zal ook onder de druk van de omstandigheden gebeurd zijn. De Zwitsers laten namelijk vanaf de herfst van 1942 juist deze groepen toe: gezinnen met jonge kinderen, zwangere vrouwen, zieken en ouderen. Daarnaast laten ze ook Engelandvaarders toe. Wie niet tot deze groepen behoort loopt een hoog risico weer uitgezet te worden. (28)

NOTEN

1. Dr. L. de Jong, Koninkrijk, deel 6, eerste helft, p. 45.

2. Margriet 18/12, p. 75.

https://zinis.nl/hier-kan-me-niets-gebeuren

Dit echtpaar gaat niet met de vluchtlijn van Henk Pelser.

3. Jacques Presser, Ondergang, p. 19-20.

4. Alice Wolff-Gerzon, Vlucht, p. 97.

5. Insa Meinen/Ahlrich Meyer, Vervolgd van land tot land. Joodse vluchtelingen in West-Europa 1938-1944, Antwerpen 2014 (ebook), hoofdstuk 6, paragraaf: “Wie vluchtte en wie bleef achter? De situatie van de families”.

6. Ruth Fivaz-Silbermann, “La fuite en Suisse. Les Juifs à la frontière franco-suisse durant les années de “la Solution finale”, Calmann/Levy, 2020. Op p. 55-113 bespreekt ze de vlucht van Joden uit Nederland naar Zwitserland. Op p. 102-103 staat de informatie over de all-inclusive vluchtlijnen. Informatie over het gezin Reben op p. 182.

7. https://www.niod.nl/nl/vraag-en-antwoord/joodse-overlevenden

8. Jacques Presser, Ondergang, p. 36.

9. https://beeldbankwo2.nl/nl/beelden/detail/b6debe0c-025a-11e7-904b-d89d6717b464/media/eab624ff-83f7-1107-4d98-14fcaafc8fca

10. Ruth Fivaz-Silbermann, “La fuite en Suisse. Les Juifs à la frontière franco-suisse durant les années de “la Solution finale”, Calmann/Levy, 2020, p. 78 e.v. Volgens haar gaat in de laatste kwartaal van 1942 9,4% van het totale aantal vluchtelingen en in 1943 maar 5%.

11. https://www.niod.nl/nl/vraag-en-antwoord/joodse-overlevenden

12. Insa Meinen/Ahlrich Meyer, Vervolgd van land tot land. Joodse vluchtelingen in West-Europa 1938-1944, Antwerpen 2014 (ebook), hoofdstuk 6, eerste paragraaf.

Er is recent een dik boek verschenen van Ruth Fivaz-Silbermann over Joodse vluchtelingen naar Zwitserland: “La fuite en Suisse. Les Juifs à la frontière franco-suisse durant les années de “la Solution finale”, Calmann/Levy, 2020. Op p. 55-113 bespreekt ze de vlucht van Joden uit Nederland naar Zwitserland.

13. Eva Broessler Weissman/Gregory Moore, The war came to me. A story of endurance and survival, University Press of America, 2009, p. 52.

14. Mathieu Smedts, Den Vaderland Getrouwe, Amsterdam 1962.

Mathieu Smedts, Waarheid en Leugen in het Verzet, Maasbree 1978.

15. https://righteous.yadvashem.org/?searchType=righteous_only&language=en&itemId=4043444&ind=0

16. IISG, De wegbrengers: een aantal herinneringen van zijn verzetsvrienden: voor Mathieu Smedts, 26.5.1913 -80 -26.5.1993.

17. http://www.stolpersteine-dordrecht.nl/Arnold_Blitz.html

18. Zie het artikel over Dick van Stokkum voor meer informatie over het verzorgingswerk van Jan Govert en Jet Roosenburg.

Informatie over Jets verzetswerk is te vinden in het door Sonja van ’t Hof geschreven nawoord van het boek: Henriette Roosenburg, De muren vielen om, Amsterdam 2020. p. 267-287.

19. Henk Pelser, Vluchtweg Zwitserland, p. 205-206.

20. Agnes Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, p. 115.

21. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=urn:gvn:EVDO01:JHM01_KBN006000004&role=pdf p. 55.

Rudi Blatt noemt hem Henri de Beaumont, maar dat is waarschijnlijk een vergissing.

22. Idem, p. 69.

23. Alice Wolff-Gerzon, Vlucht, p.

24. De twee anderen zijn de 22-jarige Victor Makatita en de 23-jarige Charles Laurey, blijkbaar wilden ze via Engeland naar Nederlands-Indië: https://javapost.nl/2017/04/27/ik-hoop-dat-je-begrijpt-dat-ik-dit-moest-doen/

25. “They considered us Jewish boys only refugees, who had fled Holland to save our own skins. In their opinion our desire to fight again was just a pretense”.

https://resolver.kb.nl/resolve?urn=urn:gvn:EVDO01:JHM01_KBN006000004&role=pdf p. 39.

26. Het Parool, 5 mei 2018. (“Discriminatie bij pensioen Joodse Engelandvaarders”).

27. Agnes Dessing, Tulpen voor Wilhelmina, p. 131.

28. Maar Ruth Fivaz-Silbermann geeft in “La fuite en Suisse. Les Juifs à la frontière franco-suisse durant les années de “la Solution finale”, Calmann/Levy, 2020, op p. 1179 en 1180 ook voorbeelden van Joodse gezinnen met jonge kinderen die Zwitserland bereiken en het land weer uitgezet worden, een zekere dood tegemoet.