Oud-Spanjestrijders

Wie het Nieuwe Suikerhofje binnenkomt moet eerst onder een grachtenhuis doorlopen en staat dan in een smal steegje, met links, rechts en rechtdoor kleine, hoge bakstenen huisjes. In het huisje aan de linkerkant van het steegje, Prinsengracht 385, woont in 1941 een paar maanden Frits Denters (1915-1990), die in de Spaanse Burgeroorlog had gevochten. Hij meldt zich officieel aan bij de gemeente op dit adres. Behalve Frits wonen er ook nog andere oud-Spanjestrijders, die net als Frits lid waren van de Communistische Partij en door de krijgsdienst in Spanje hun Nederlandse nationaliteit verloren. Freek Mulders (1911-1960) woont er van maart tot september 1941 en Krijn Breur (1917-1943) in de maand november 1941. (1) Zij zijn hier niet officieel aangemeld. Ook andere mensen uit hun vriendengroep, bestaande uit kunstenaars en oud-Spanjestrijders, duiken er af en toe onder, want zij horen bij de eersten die actief door de Duitsers opgespoord en vastgezet worden.

Eind januari 1941 komt de vijfentwintigjarige Frits Denters op het hofje wonen. Of hij in vredestijd ook uitgekozen zou zijn als medebewoner? Hij is wel even oud als de andere bewoners maar hij is geen student en politiek een stuk linkser dan de studenten op het hofje. Denters komt op het hofje via zijn beste vriend, Tom Koreman (1915-1943). Ze deden dezelfde kunstopleiding. Koreman woont op de Prinsengracht 199, niet ver van het hofje, en is op zijn beurt bevriend met de bewoners van het hofje. (2)

Ook Frits moet voor hij op het hofje komt wonen de kloostereed afleggen. De eerste bewoners hebben de orde van het Prinsenklooster met bijbehorende eed verzonnen. Naar gelang de bezetting grimmiger wordt, wordt de kloostereed een soort verzetseed. Actief anti-fascistisch zijn is de belangrijkste voorwaarde om op het Nieuwe Suikerhofje te mogen wonen. Nieuwkomers op het hofje worden “doorgezaagd” over hun politieke opvattingen. (3) Aan de eis anti-fascistisch te zijn voldoen Frits Denters en zijn vrienden perfect. Ze hebben allemaal aan Republikeinse kant gevochten in de Spaanse Burgeroorlog. (4)

Hoewel Denters in Nederland afgekeurd is voor militaire dienst reist hij in de zomer van 1937 via Parijs naar Spanje, waar hij wordt opgenomen in de Internationale Brigades en deelneemt aan meerdere veldslagen tegen de nationalistische troepen van Franco. Hij raakt een aantal keer gewond en komt uiteindelijk met een transport van gewonden in oktober 1938 terug naar Nederland waar hem direct zijn Nederlandse nationaliteit afgenomen wordt. (5)

Officieel woont hij maar kort op het hofje, van 27 januari tot 10 april 1941. Begin april 1941 wordt bewoner Herman Maillette de Buy Wenniger gearresteerd en mogelijk is dat voor Denters de aanleiding om snel te verhuizen. (6) Als hij in april naar een ander adres in Amsterdam vertrekt komt er -officieel- niemand voor hem in de plaats. Dat betekent dat er een permanente onderduikplek is op dit adres. Daar is veel gebruik van gemaakt want Denters vrienden horen bij de groep mensen die op grond van hun communistische achtergrond direct na de bezetting door de Duitsers gezocht worden. We weten dat zijn vrienden Freek Mulders en Krijn Breur op het Nieuwe Suikerhofje wonen zonder er gemeld te zijn. Uit de huurlijsten van het Nieuwe Suikerhofje blijkt dat Freek Mulders de huur betaald. Hem was het als een van de weinigen in dit vriendengroepje van Spanjegangers gelukt zijn Nederlandse nationaliteit te behouden. Daardoor heeft hij meer mogelijkheden om “bovengronds” aan de kost te komen en hij helpt een hele schaar vrienden, Joods en niet-Joods, die onder de radar van de Duitsers moet blijven en maar moeilijk aan de kost kan komen. (7) Deze hele vriendengroep maakt deel uit van het linkse kunstenaarsverzet én van de eerste sabotagegroepen.

Frits Denters

Frits Denters heeft een paar jaar HBS gedaan en zit een tijdje op de Kunstnijverheidsschool (de latere Rietveld Academie) maar haalt geen diploma’s. Hij probeert daarna een bestaan op te bouwen als (reclame)tekenaar, wat hem in de crisisjaren voor de oorlog niet altijd lukt, zodat hij bijverdient als arbeider, ober en boekhandelaar. (8)

Hij groeit op in de Pretoriusstraat in de Transvaalbuurt in Amsterdam Oost. Een straat waar in 1940 ongeveer 70% van de bewoners Joods is. Een half jaar na de bezetting, in november 1940 verhuist het gezin Denters naar de Middenweg. (9)

Anders dan zijn medebewoners op het hofje, die voornamelijk uit progressief liberale milieus stammen en bijvoorbeeld lid zijn van scouting en roei- en hockeyclubs, wordt Frits Denters lid van de Communistische Jeugdbond (CJB) en zodra hij 21 en dus meerderjarig is, lid van de Communistische Partij.

Hij ontmoet daar veel leeftijdgenoten die maar moeilijk een bestaan kunnen opbouwen en in communistische idealen hun toevlucht zoeken. Met een paar van hen maakt hij zich op om naar Spanje te vertrekken om aan de Republikeinse kant te gaan vechten in de burgeroorlog die in 1936 begon. Ze krijgen bij hun vertrek naar Spanje financiële en praktische hulp van de Communistische Partij.

Vechten in Spanje

Lees meer

Frits gaat in de zomer van 1937 met drie vrienden op weg naar Spanje. Ze kunnen niet allemaal samen vertrekken omdat in vreemde krijgsmacht gaan verboden is en de politie jonge mannen op de stations controleert om te voorkomen dat Nederlanders zich aansluiten bij de Internationale Brigades in Spanje. Frits neemt het initiatief om zijn vrienden Wim, Dorus en Harry het land uit te krijgen. (10)

Deze vrienden zijn even oud als Frits maar komen uit beduidend armere gezinnen met 13, 10 en 9 kinderen. Wilhelmus (Wim) Bandsma (1916-1971) is op zijn negentiende al kostwinner als bankwerker, waarvoor hij een driejarige avondopleiding bezoekt. Voor de andere twee, Theodorus (Dorus) van Laar (1915-1985) en Henri Louis Hubert (Harry) Schoen (1915-1969) zat er -waarschijnlijk door geldgebrek- niet meer opleiding in dan lagere school. De Communistische Partij Nederland, waar ze allemaal lid van zijn, werft vanaf de herfst van 1936 actief vrijwilligers voor de strijd in Spanje. Dorus zegt hierover: “Harry Schoen en ik voelden daar wel iets voor, want wij waren beiden toch werkeloos.” (11) Op 29 juni 1937 krijgen ze vijftien gulden om naar een contactadres in Parijs te gaan. Het lijkt erop dat Frits eerst gaat om daarna instructies te geven aan zijn vrienden over de beste manier om het land uit te komen.

Op 11 juni 1937 wordt de deelname aan de Spaanse Burgeroorlog door Nederlanders bij Koninklijk Besluit verboden. Frits vertrekt kort daarna, op 29 juni, vanaf Amsterdam Centraal. Zijn reis wordt betaald door de CPN en hij heeft instructies samen te reizen met twee wat oudere mannen, loodgieter Hendricus Wilhelm (1905) en monteur Evert Teunisse (1911), die hij niet kent. Als hij die twee op het station ontmoet blijkt Teunisse het geld voor de treinkaartjes bij zich te hebben en ook een papiertje met een adres in Parijs waar ze zich moeten melden. Net voor de nachttrein naar Parijs vertrekt worden ze door twee politieagenten ondervraagt en liegen ze dat ze naar de Wereldtentoonstelling in Parijs toe willen. Dit is een bekende smoes van veel Spanjestrijders. In België stappen er nog twee toekomstige Spanjestrijders op de trein, meubelstoffeerder Simon Koperenberg (1904) en lettergieter Nico Meurs (1898).

Het is goed mogelijk dat Frits zijn vrienden in Amsterdam laat weten dat de politie controleert op de treinen want Harry Schoen en Dorus van Laar nemen op 3 juli de bus naar Brussel en treffen Frits op het doorgegeven adres in Parijs. Ook Wim Bandsma, die is gaan liften, arriveert daar op 7 juli.

Dorus, Harry en Wim worden zo’n twee jaar later na hun Spaanse avontuur ondervraagd door de Nederlandse politie, die naar bewijzen van ronselarij zoekt. Ze doen het voorkomen dat ze geronseld zouden zijn door “Fritz”, een Duitse emigrant, die ze ook in Parijs zien. Op de Albacete lijst is te zien dat de enige Fritz in hun groep Frits Denters is. In latere politie verhoren van deze vrienden of hun familieleden geven ze aan dat “Fritz” hun reis voorbereid had. Er is zelfs een officiële akte aangelegd voor deze persoon (12) maar de autoriteiten leggen niet de link tussen de zogenaamde Duitse emigrant Fritz en Frits Denters. Omdat de meeste Nederlanders in Spanje meevechten in de Duits-Oostenrijkse brigaden, worden hun namen op de lijsten vaak verduitst. Hoewel de vier vrienden even oud zijn is Frits Denters, die beter opgeleid is en ook in Spanje een hogere militaire rang krijgt, blijkbaar hun “aanvoerder”.

In Parijs gaan Frits Denters en zijn vrienden naar het opgegeven adres waar ze door een partijman worden opgewacht met etensgeld en treinkaartjes naar Lyon. In Lyon blijven ze een paar dagen tot er uiteindelijk een internationale groep is van ongeveer honderd man die allemaal naar Spanje willen. Via Perpignan gaan ze te voet op een smokkelroute de Pyreneeën over naar de verzamelplaats in een Catalaans bergdorp. Daar staan auto’s klaar die ze naar het dichtstbijzijnde treinstation in Figueras brengen. Alle vier bereiken ze op 13 juli Albacete in Castilië-la Mancha, de garnizoensplaats van de Internationale Brigades. Ze zijn dan in een groep van in totaal vijftien Nederlanders. Diezelfde dag komen er nog een Hongaar, een Engelsman een Rus en twee Zwitsers aan. Verder nog groepen Italianen, Polen, Roemenen en Joegoslaven. (13)

De vier vrienden worden niet in dezelfde eenheden ingedeeld. Uit de beschrijvingen van hun tijd in Spanje blijkt wel dat ze gemotiveerd zijn en niet alleen uit frustratie of om het avontuur uit Nederland vertrokken zijn. Wim Bandsma is een “dappere soldaat, vertrouwensman van de Hollanders”. (14) Harry Schoen wordt geprezen om “zijn moed en zijn inzet”. Na een veldslag schrijft hij naar huis dat hij en zijn kameraden stand houden, ondanks “de verschrikkingen, die ik mij niet had kunnen voorstellen.” (15) Dorus van Laar deserteert uiteindelijk, niet omdat hij niet (meer) wil vechten, zoals de meeste deserteurs, maar omdat ze hem niet aan het front laten vanwege een te kort been en ziekte. Deze strijdlust valt op want van de vijftien Nederlanders die samen met Frits Denters op 13 juli in Albacete aankomen deserteert meer dan de helft.

Frits doorloopt een korte militaire training van twee weken en wordt daarna opgenomen in de XIde brigade. Een brigade heeft een paar duizend man, in de XIde voornamelijk Duitsers. Pas in maart 1938 komt er binnen die brigade een Nederlandse compagnie, “De Zeven Provinciën”. Frits Denters maakt deel uit van de brigadestaf en zit daardoor dicht bij het front in Aragon, dat al voor de helft weer in nationalistische handen is. Hij vecht mee bij twee veldslagen in Aragon en raakt beide keren gewond. Na de slag bij Belchite, een dorp ten zuiden van Zaragoza dat in huis tot huis gevechten volledig verwoest en nooit meer opgebouwd wordt, ligt hij in september 1937 drie weken in een ziekenhuis in een stadje in de buurt. Bij de nog hevigere slag om de Aragonese stad Teruel die in een van de strengste Spaanse winters met temperaturen ver onder nul plaatsvindt, wordt zijn brigade in reserve gehouden.

Wel moet hij aantreden om de nationalisten tegen te houden als die oprukken richting de Middellandse Zee, die ze in maart 1938 ook bereiken. In de zomer beginnen de Republikeinen een verrassingsaanval over de Ebro. Hierbij worden alle Internationale Brigades ingezet, ook de nieuw gevormde Nederlandse compagnie “de Zeven Provinciën”. Na een paar aanvankelijke successen moeten de Republikeinen zich 113 dagen verdedigen in een snikheet en droog rotsachtig gebied waar loopgraven graven bijna onmogelijk is. Pas op 16 november trekken ze zich weer terug over de Ebro. Frits Denters maakt dat niet meer mee. Net als 35.000 andere brigadisten raakt hij gewond. Nog eens 30.000 overleven de gevechten niet. Op 19 oktober 1938 wordt Frits met honderden andere zieken en gewonden op dezelfde weg als hij gekomen is via Perpignan naar Parijs gebracht. Van daaruit gaat hij naar Nederland waar hem zijn Nederlandse nationaliteit afgenomen wordt. Een lot dat ook zijn drie vrienden delen. Hoewel meer dan de helft van de ongeveer zeshonderd Nederlanders die aan Republikeinse zijde vechten sneuvelt, komen de vier Amsterdamse vrienden levend terug. Ze waren bereid geweest hun leven te geven. Harry Schoen schrijft vanuit Spanje aan zijn moeder: “Het kan de laatste brief zijn, waar ik natuurlijk niet aan denk. Doch als ik eens mocht vallen, ben ik gevallen uit overtuiging te moeten strijden tegen het internationaal fascisme.” (16)

 Terug in Nederland

De strijd tegen het fascisme gaat voor Frits ook in Nederland verder. Het lijkt erop dat hij na zijn terugkomst uit Spanje in 1938 eerst een tijdje bij zijn ouders woont. (17) We weten niet hoe erg zijn verwondingen zijn, misschien moet hij nog verpleegd worden. Hoewel we niet weten hoe zijn ouders denken over zijn tijd in Spanje, is wel bekend dat hij vanuit Spanje brieven aan hen schreef; twee enveloppen zijn bewaard gebleven. Geregeld gaat de politie op bezoek bij ouders van in Spanje vechtende jonge mannen, op zoek naar informatie over eventuele ronselaars. Denters ouders krijgen geen politiebezoek, hij komt niet voor in de politie-verslagen.

Als hij hersteld is van zijn verwondingen verhuist Frits in maart 1939 naar een etage in de Kerkstraat 253. Daar zijn zijn buren op nummer 251 het echtpaar Freek Mulders en Maria Emilie (Milly) van Duivenbode (1901-1984). Freek, een gitarist, heeft net als Frits in Spanje gevochten (19) en schilderes Milly, die jarenlang in Frankrijk en Spanje woonde, was actief in het Comité Hulp aan Spanje. (20) Milly en Freek woonden midden jaren dertig allebei in Barcelona maar leerden elkaar kennen in Amsterdam.

Frits’ beste vriend Tom Koreman woont begin 1940 een paar maanden bij Freek en Milly in huis. Frits Denters en Tom Koreman kennen elkaar van de Kunstnijverheidsschool aan de Gabriël Metsustraat. Beiden volgden daar een opleiding tot reclametekenaar. Freek Mulders en Tom Koreman delen de liefde voor de muziek en zijn allebei zeer goede gitaarspelers. Tom Koreman ging eind jaren dertig naar Parijs waar hij in het Franse ensemble Hot Club de France speelde onder leiding van Django Reinhardt. (21) In 1937 gaf Django Reinhardt een aantal concerten in Nederland, o.a. in het Kurhaus in Scheveningen, in Hilversum en in Amsterdam. Misschien heeft Tom daar het contact met hem gelegd. In ieder geval is Koreman tot november 1939 in Parijs en komt hij terug naar Nederland met een Franse vriendin van Russisch-Joodse afkomst, Cécile (Yara) Wainschtok (1917-1943), met wie hij al snel trouwt. In het voorjaar van 1942 duiken Tom en Yara Koreman een tijd op het Nieuwe Suikerhofje onder.

Freek Mulders heeft na het behalen van zijn eindexamen MTS werktuigbouwkunde heel kort een baan in de techniek maar besluit al snel dat gitaarmuziek hem meer interesseert. Hij reist midden jaren dertig af naar Barcelona waar hij les in klassieke gitaar krijgt van de beroemde klassieke gitarist Miguel Llobet (1878-1938). Mulders is dus al in Spanje als de burgeroorlog in de zomer van 1936 begint.

Of Frits Denters en Freek Mulders elkaar uit Spanje kennen is niet bekend. Het is ook mogelijk dat ze eerder al bevriend zijn. Behalve Tom Koreman hebben ze nog een gezamenlijke vriend, Jan Hendrik (Janrik) van Gilse (1912-1944). Net als Frits is hij reclametekenaar en Frits geeft in Spanje de woning van Janrik aan de Prinsengracht 1083 op als zijn eigen adres. (22) Mulders en van Duivenbode wonen kort na hun huwelijk in juni 1938 een paar maanden in dezelfde souterrain-woning van Janrik van Gilse. (23) Daarna verhuizen ze naar de Kerkstraat.

Waarschijnlijk kennen alle Nederlandse Spanjestrijders Janrik van Gilse want hij is vanaf de herfst van 1937 in Spanje onder de schuilnaam Jan Zuidema als Politiek Commissaris op het hoofdkwartier van de Komintern verantwoordelijk voor de politieke scholing, het moreel en de discipline van de Nederlandse interbrigadisten. Ook Krijn Breur, die van juli 1937 tot maart 1939 in Spanje vecht en twee keer zwaar gewond raakt, was daar Politiek Comissaris. Beide mannen verliezen na terugkomst in Nederland hun Nederlandse nationaliteit. Van Gilse wordt door de Nederlandse autoriteiten bovendien als zo gevaarlijk gezien dat hij bijna het land uitgezet wordt. (24)

Ook voor Frits Denters brengt het verlies van de Nederlandse nationaliteit in het dagelijkse leven tal van problemen met zich mee. Het maakt het hem moeilijk zijn levensonderhoud te verdienen. Hij moet zich regelmatig bij de vreemdelingenpolitie melden, krijgt geen steun, kan moeilijk vast werk vinden (de werkgever heeft extra kosten), kan niet naar het buitenland reizen en niet in overheidsdienst werken. Bovendien staan de namen van alle Spanjegangers in de verslagen van de Centrale Inlichtingendienst (CID), de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst. Deze CID documenten komen na de bezetting in Duitse handen. De mensen die op deze lijst staan hebben geen illusies over de bedoelingen van de Duitsers en horen met de groep van uit Duitsland gevluchte communisten, die soms in Duitsland al in concentratiekampen gezeten hebben, tot de eersten die vanaf mei 1940 een (semi)ondergronds bestaan gaan leiden.

Na de oorlog zegt Johanna Veth-Koreman (1892-1963) de moeder van Tom Koreman, de beste vriend van Denters, over Frits: “Hij had het gedurende de oorlogsjaren zeer moeilijk. Hij had geen nationaliteit omdat hij tegen de fascisten in Spanje gevochten had. Hij heeft al die tijd ondergedoken geleefd”. Verder omschrijft ze hem als een “rustige, eerlijke kerel” maar ook als “een zeer gesloten iemand”. (25)

De oud-Spanjestrijders in Nederland zijn voorbereid op een leven in de illegaliteit. Ze hadden Nederland illegaal verlaten, logen tegen de politie, stuurden vanuit Spanje post naar huis via een onbesmet adres in Parijs en gaan na de bezetting direct ondergronds.

Spanjestrijders

Is er over Frits’ tijd in Spanje nog wel wat bekend, over zijn daden in de Tweede Wereldoorlog is bijna niets te vinden. De moeder van zijn vriend Tom Koreman zegt: “Ik kan niet met zekerheid zeggen of hij illegaal gewerkt heeft. Ik had altijd sterk het vermoeden van wel”. (26) Heel veel mensen in Frits’ vriendengroep hebben de oorlog niet overleefd, waaronder Tom Koreman, die op 1 oktober 1943 in de duinen gefusilleerd wordt samen met achttien andere verzetsmensen, sommige ook vrienden van Denters. Omdat we wel iets weten over het illegale werk van Frits’ vrienden, kunnen we aan de hand daarvan toch een beeld krijgen van zijn leven in de oorlog. Veel van deze vrienden hebben ook contacten op het Nieuwe Suikerhofje.

In Amsterdam vormt zich al voor het begin van de oorlog een netwerk van oud-Spanjestrijders en van linkse kunstenaars, journalisten en artsen die tijdens de burgeroorlog in Spanje gewerkt hebben. Denters, Mulders en Breur, de drie oud-Spanjestrijders die op het Nieuwe Suikerhofje wonen, maken hier deel van uit. Deze mensen delen een overtuigd anti-fascisme, helpen elkaar om onder de radar van de autoriteiten te blijven en om financieel rond te komen. Hierbij komt na de bezetting de hulp aan Joden. De oud-Spanjestrijders in dit groepje moeten oppassen omdat ze door het verlies van hun Nederlandse nationaliteit extra in de gaten lopen. De linkse kunstenaars, journalisten en schrijvers die naar Spanje gereisd waren om verslag te doen van de burgeroorlog hebben weliswaar hun Nederlandse nationaliteit behouden maar staan vaak ook op de CID-lijst. (27)

Frits Denters en zijn vrienden rekenen er dan ook op na de capitulatie snel in het vizier van de bezetters te raken. In een recente biografie van de schrijver en Spanjestrijder Jef Last, een vriend van Freek Mulders die ook vaak op het hofje komt, citeert biograaf Rudi Wester Last op 14 mei 1940, als Rotterdam net gebombardeerd is: “Ik verkeerde natuurlijk in de veronderstelling dat ik wel op de eerste lijst zou staan van degenen die de Duitsers te pakken wilden nemen”. Last zegt zijn familie dat hij ergens ver weg gaat onderduiken en dat ze zijn boeken weg moeten doen. (28)

Denters, die op dat moment in de Kerkstraat woont, kent Last (29) en is bevriend met meerdere linkse en anti-fascistische oud-Spanjestrijders en journalisten, fotografen en artsen die de strijd in Spanje ondersteunden. Naast Freek Mulders, zijn buurman in de Kerkstraat, die later ook op het hofje woont en in wiens nabijheid hij heel de bezetting blijft, kent hij ook mensen als de fotograaf Carel Adriaan Blazer (1911- 1980) en de journalist Maarten (Mik) van Gilse (1916-1943), de jongere broer van Janrik van Gilse.

Carel Blazer en Mik van Gilse waren in maart 1937 een paar maanden in Spanje om te fotograferen en te schrijven over de burgeroorlog. Ze zullen daar Freek Mulders bezocht hebben, met wie ze allebei bevriend zijn. Blazer en Mulders zaten in dezelfde klas op de MTS en studeerden tegelijk af in werktuigbouwkunde. (30) Met Carel Blazer en Mik van Gilse was Mulders als correspondent van de communistische krant De Tribune in 1935 naar Italië gereisd om te berichten over het opkomende fascisme, waarbij Mik van Gilse gearresteerd werd voor spionage. (31) In tegenstelling tot zijn oudere broer Janrik is Mik van Gilse nooit lid geweest van de CPN. Carel Blazer zegt na zijn reis door Spanje gedesillusioneerd zijn lidmaatschap van de CPN op.

In Frits Denters’ “Spaanse” vriendengroepje zit ook Rudolf (Rudi) Polak (1917-2007). (32) Ook hij vocht in de Internationale Brigades in Spanje. Rudi’s oudere broer Dick sneuvelt er. Ook Dick en Rudi hebben MTS gedaan en Rudi Polak deed zijn dienstplicht net als Freek Mulders bij de genietroepen en is ook in Spanje ingedeeld bij de genie. (33) Dick en Rudi’s Joodse vader Jaap was vakbondsman. Hij wordt voor illegaal werk opgepakt en in 1941 in Auschwitz vermoord. (34) Rudi overleeft de oorlog wel. Als statenloze Spanjestrijder staat hij op de CID-lijst en hij duikt onder andere onder op de Lijnbaansgracht 280 bij Milly van Duivenbode. Hij probeert in 1942 of 1943 naar Spanje te vluchten en komt tot Frankrijk waar hij de bevrijding meemaakt. (35)

Gerrit Willem Kastein (1910-1943), een communistische arts, was net als Carel Blazer en Mik van Gilse niet naar Spanje gegaan om er te vechten. Hij verzorgde eind 1936 enkele maanden gewonden in noodhospitalen en werkte als chef van een Nederlandse ambulance-dienst die door het Comité Hulp aan Spanje uitgezonden werd. Hij blijft ook na terugkeer in Nederland, net als Janrik van Gilse, verbonden aan de CPN. Terug in Nederland houdt hij door heel Nederland lezingen over de toestand in Spanje en roept op tot hulp voor het Spaanse volk. Als gepromoveerd neuroloog gaat hij in 1939 in een ziekenhuis van ziekenfonds De Volharding in Den Haag werken. Hij woont daar met zijn vrouw, die hij tijdens een studieverblijf in Duitsland leerde kennen en twee kinderen.

Direct na de bezetting neemt Kastein deel aan de oprichtingsvergadering van de Haagse afdeling van de illegale CPN. Zijn invloed in verzetskringen is al snel veel breder dan alleen het Haagse verzet. Hij is betrokken bij het Medisch Contact en bij het gewapend verzet van de communistische MIL-troepen (o.a. de NVM) en later CS6. Ook is hij de contactman tussen de CPN en de Revolutionair- Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) van Henk Sneevliet. De RSAP heft zichzelf een dag voor de bezetting op en gaat ondergronds verder als Marx-Lenin-Luxemburg Front. Veel van Denters vrienden hebben politieke opvattingen aan de linkerkant van het socialistische spectrum, zoals het MLL-Front en De Vonk-groep of zijn niet-stalinistische (raden) communisten. De mensen in deze groepen horen bij de eersten die ondergronds gaan en actief verzet gaan bieden in de vorm van illegale publicaties, vervalsingen, sabotage en aanslagen.

Waarschijnlijk kent Denters al deze voormalige Spanjestrijders uit zijn tijd in Spanje. In ieder geval ontmoet hij tijdens de oorlog Kastein in Amsterdam en in Delft. Kastein werkt in het verzet samen met Freek Mulders en gebruikt zowel het adres van Milly van Duivenbode in Amsterdam als dat van Freek Mulders in Delft als onderduik. (36) Op dat adres in Delft woont Frits Denters dan ook.

Milly van Duivenbode

Frits blijft in de oorlogsjaren in de nabijheid van het echtpaar Mulders-van Duivenbode die allebei deelnemen aan het Amsterdamse kunstenaarsverzet. Voor de oorlog waren ze lid van de Amsterdamse kunstenaarssociëteit De Kring. Tijdens de oorlog zien veel van deze kunstenaars elkaar in Café Eylders dat eind 1940 opent. (37)

De beeldende kunstenaars in deze groep gaan zich al snel bezighouden met het vervalsen van allerlei papieren en stempels. Schrijvers werken voor illegale bladen. Na verloop van tijd hebben Milly en Freek vrienden in verzetsgroepen als de Persoonsbewijzencentrale, De Paroolgroep, De Vonk-groep, De Verborgen Camera en CS6. Milly’s huis aan de Lijnbaansgracht waar ze in het voorjaar van 1941 gaat wonen – “een knus oud huisje met balken zolderingetjes en een zonderling draaiend trapje”- (38) is “een gastvrij en vertrouwd toevluchtsoord (…) voor vele onderduikers”. (39)

Milly van Duivenbode is in de lijst van kunstenaars van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis opgenomen als aquarellist, pastellist, pentekenaar, schilder en tekenaar en kreeg haar opleiding in Parijs, Marseille, Haut-de-Cagnes en Barcelona. (40) Ze schildert portretten, stillevens en (mediterrane) landschappen, die in recensies in de jaren veertig “prettig” en “charmant” genoemd worden. Haar werk komt nu af en toe nog wel op veilingen en doet een paar tientjes. Ver na de oorlog wordt ze door een jonge journalist beschreven als “charmante dame”. (41) Ze was voor haar huwelijk met de tien jaar jongere Freek Mulders twee keer eerder getrouwd en had uit haar eerste huwelijk met de kunstschilder Johannes (Jan) Snelten (1900-1976), van wie ze in 1927 scheidt omdat hij haar slaat, twee zonen, Gomarus en Albertinus, geboren in 1920 en 1924. Jan Snelten staat op de CID-lijst als “revolutionair socialist” en ook Milly komt in de verslagen van de CID voor omdat ze in oktober 1938 in Parijs een conferentie bezoekt als lid van het Nederlandse Comité Hulp voor Spanje. Ze was toen net terug uit Spanje en “opgetogen over de onversaagde houding van het ongelukkige Spaanse volk”. (42)

Milly en Freek leren elkaar kennen tijdens een avondje uit op het Rembrandtplein. Milly weerstaat aanvankelijk Freeks avances maar ze komen nader tot elkaar als Freek in maart 1938 Spanje uitgezet wordt en in Parijs doodziek wordt. Milly komt dan uit Amsterdam om hem te verzorgen en na terugkomst in Nederland trouwen ze op 1 juni. Milly vindt in Freek haar grote liefde maar Freek heeft bindingsangst en relaties met andere vrouwen. Milly zegt over hem: “Freek was een buitengewoon hartelijke, hele lieve man. (…) Hij was een geweldige kok, hij gaf vlieglessen, hij schreef, speelde gitaar, hij was zo veelzijdig dat ik het op ‘t laatst niet meer zo erg vond van al die vrouwen…”. (43)

Denters en zijn verzetsvrienden gaan als de bezetting voortduurt steeds meer een zwervend en illegaal bestaan leiden. Ook houden ze zich bezig met het vervalsen van papieren en hebben ze zelf vaak ook talloze valse identiteiten. Rudi van Wester geeft voor Jef Last bijvoorbeeld elf valse namen (o.a. Cornelis Sterk, Carel Frederiks en dr. Hellman) en tientallen onderduikadressen. (44) Ze noemt als onderduikadres niet de Lijnbaansgracht 280 waar Milly van Duivenbode woont en de woning boven een restaurant in Delft, De Gastvrije Kikker dat door Mulders en Denters in 1942 wordt opgezet. Last woont ook tijdelijk op die adressen. (45)

Milly van Duivenbode (www.artindex.nl)

Denters komt in de tijd dat hij op het Nieuwe Suikerhofje woont ook bij Milly op de Lijnbaansgracht 280 over de vloer (46) en er is samenwerking bij het onderbrengen van onderduikers tussen het Nieuwe Suikerhofje (Henk Pelser en Dick van Stokkum) en Milly van Duivenbode. Koeriersters tussen de beide adressen zijn de tekenaars Neeltje (Toby) Vos (1918-2019) en Laura Christine Kuiper (1912-1987). Toby Vos, die in de Jordaan woont en op dezelfde kunstopleiding zat als Denters, werkt daarnaast ook mee in de Parool-groep. Laura Kuiper, wiens verloofde, publicist Frans Hoyer (1904-1943) een tijd ondergedoken zit bij Milly, is bevriend met hofjebewoners Dick van Stokkum en Bram Kuiper en hun families. (47)

Laura Kuiper in de kapel van het Nieuwe Suikerhofje.

Freek Mulders en Milly van Duivenbode wonen officieel tijdens de oorlog nooit op hetzelfde adres. Milly blijft ingeschreven op de Lijnbaansgracht 280 en Freek woont op wisselende adressen, onder andere een half jaar illegaal op het Nieuwe Suikerhofje. In de lente van 1942 verhuizen Frits Denters en Freek Mulders samen naar Delft waar Mulders een restaurant begint. In Milly’s huis en op alle adressen van Freek Mulders vinden illegale activiteiten plaats. Milly’s huis is voornamelijk een doorgangshuis. Milly biedt tijdelijke onderduik aan de hierboven al genoemde oud-Spanjestrijders Gerrit Kastein, Jef Last en Rudi Polak. Daarnaast komen er veel jonge kunstenaars als Jan Bons (1918-2012) en Jean-Paul Vroom (1922-2006). Ook Maarten (Mik) van Gilse, de jongere broer van Janrik van Gilse hoort in deze vriendenkring.

Kunstenaarsverzet

In deze groep kunstenaars rond Milly van Duivenbode en Freek Mulders noemt Milly na de oorlog ook nog de Joodse schrijver Maurits Dekker (1896-1962), wiens twee dochters Meavedea (Mea 1921-1984) en Eleonore (Noor 1920-2010) na de oorlog met respectievelijk fotograaf Carel Blazer en grafisch vormgever Jan Bons trouwen. Die zijn ook allebei met Freek Mulders en Milly van Duivenbode bevriend en mogelijk ook met Frits Denters.

Denters gaat na zijn Spanje-avontuur dus om met non-conformistische kunstenaars die weliswaar links (revolutionair socialist, radencommunist) zijn, maar definitief niet de CPN-partijlijn volgen. Een aantal van zijn vrienden was wel lid van de CPN maar besloot naar aanleiding van de Spaanse Burgeroorlog het lidmaatschap op te zeggen. Carel Blazer en Jef Last zijn daar voorbeelden van. Of en wanneer Denters zijn lidmaatschap opzegt is niet bekend. (48)

Één van Denters kunstenaarsvrienden, Jan Bons (1918-2012) is een jonge grafisch vormgever uit Rotterdam die gaat studeren aan de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam. Die school is een “klein Bauhausje”, waar veel les gegeven wordt door gevluchte Duitsers. Bons en Denters zijn allebei goed bevriend met Tom Koreman. Bons is drie jaar jonger dan Denters en Koreman die samen op de Kunstnijverheidsschool zaten. Jan Bons woont vanaf de zomer van 1941 op de Prinsengracht 256, pal tegenover het Nieuwe Suikerhofje.

Jan Bons zegt in een naoorlogs interview dat hij goed bevriend was met mensen die in Spanje gevochten hadden (hij noemt Carel Blazer, Mik van Gilse en Jef Last) maar dat hij nooit lid was van de communistische partij. Hij zegt dat hij: “een afkeer had van die partij-achtige mensen. Ik vond dat een beetje griezelige mensen die bijna net zo griezelig waren als die moffen”. (49)

Mulders en Last, die in 1941 allebei veel op het Nieuwe Suikerhofje zijn, kwamen allebei in de problemen in Spanje omdat ze niet het rechte Sovjet-communistische/stalinistische pad bewandelden. Mulders, die in Nederland onderofficier was bij de genietroepen, gaat in Spanje in opdracht van de socialistische generaal Julius Deutsch, die niet goed lag bij de stalinisten, op een geheime missie naar Cadiz, dat in het door Franco bezette zuiden van Spanje ligt. Na terugkomst wordt hij in september vastgehouden op een gevangenisschip in de haven van Barcelona op verdenking van spionage en hoogverraad. Begin maart 1938 komt hij vrij en wordt uitgewezen naar Frankrijk. (50)

Schrijver Jef Last vocht als een van de weinige Nederlanders in Spanje mee in een Spaanse eenheid. Tussen augustus 1936 en de vroege zomer van 1937 wordt hij in en rond Madrid ingezet en klimt op tot kapitein. Hij moet in Spanje twee keer voor de krijgsraad verschijnen op verdenking van banden met de trotskisten, wordt bijna ter dood veroordeeld en ontvlucht gedesillusioneerd en gedegradeerd Spanje. (51)

Veel van de kunstenaars die met Freek en Milly bevriend zijn houden zich tijdens de bezetting bezig met het maken van valse persoonsbewijzen, bonkaarten, stempels en andere documenten en sluiten zich aan bij de Persoonsbewijzencentrale van Gerrit van der Veen (1902-1944). Die komt zelf ook vaak langs op de Lijnbaansgracht 280, net als zijn latere plaatsvervanger, de Duits-Joodse fotograaf Gerhard Badrian (1905-1944). (52) Sommige fotografen onder de kunstenaars, die vaak de foto’s maken voor op de valse persoonsbewijzen of microfilms die het land uit gesmokkeld worden, sluiten zich aan bij de verzetsgroep De Ondergedoken Camera. Onder andere Carel Blazer is lid van de door de Duits-Joodse fotograaf Fritz Kahlenberg opgerichte groep. Dries Ekker, nauwe medewerker van Henk Pelser op het Nieuwe Suikerhofje, helpt de familie Kahlenberg bij het onderduiken (55)

Gewapend Joods verzet

Ook ontspringen binnen deze kunstenaarsgroep een aantal Joodse bewapende verzetsinitiatieven. Oud-Spanjegangers in de verzetsgroep rond Mulders en Denters hebben daarbij een advies-functie. Milly noemt zakenman Emanuel (Eddy) Davids (1904-1970) en binnenhuisarchitect Arnold (Nol) Bueno de Mesquita (1908-2002). (56) Die zijn beide Joods en houden zich al vroeg bezig met gewapend verzet.

Eddy Davids helpt eerst Frans Goedhart bij het opzetten van zijn illegale bladen De Nieuwsbrief van Pieter ‘t Hoen en Het Parool. (57) Verder zet hij een tehuis op in de Kerkstraat 34 voor kunstenaars die tijdens de bezetting niet meer kunnen of mogen werken. (58) Samen met zijn negen jaar jongere broer Bernard begint hij in samenwerking met Richard Voitus van Hamme (1904-1942), die een fotozaak heeft, een gewapende groep. Bernard duikt in juli 1942 onder in de fotozaak. Hij en Voitus van Hamme worden daar verraden en gearresteerd. Eddy, die met een niet-Joodse vrouw getrouwd is, overleeft de oorlog, zijn broer niet. (59)

Binnenhuisarchitect Arnold (Nol) Bueno de Mesquita (1908-2002) en zijn vrouw Tertia Kolthoff (1913-1990), die lid is van de CPN, hebben via Spanjestrijder Krijn Breur, die kort op het Nieuwe Suikerhofje woont, contact met het gewapend verzet. Voor de oorlog boden ze al hulp aan gevluchte Duitse joden die in het tehuis Oosteinde (Oosteinde 16) woonden. Nol Bueno de Mesquita is bevriend met Freek Mulders en Milly van Duivenbode en ook met Henk Pelser. Het Joodse echtpaar maakt bommen op hun onderduikadres aan Nieuwe Herengracht. Op datzelfde onderduikadres wonen ook Trudel Van Reemst de Vries (1914-2007) en Theo van Reemst (1908-1980), die als verpleegster en arts deelnamen aan de Spaanse Burgeroorlog. De explosieven die aan de Nieuwe Herengracht gemaakt worden, worden gebruikt door MIL-groepen. Met het oprollen van de Nederlandse Volksmilitie in Rotterdam is Bueno de Mesquita in gevaar omdat zijn naam ook in het zakboekje van Sally Dormits staat. Hij wordt op tijd gewaarschuwd door Krijn Breur en kan onderduiken. Breur en het echtpaar van Reemst worden wel opgepakt. (60) Krijn Breur wordt op 5 februari 1943 op de Leusderheide gefusilleerd.

Het groepje oud-Spanjestrijders op het Nieuwe Suikerhofje verkeert in radicaal linkse kringen van socialisten, communisten en Joodse verzetsgroepen die als eerste beginnen met sabotage en gewapend verzet. Aanvankelijk zijn dat vooral aanslagen op Duitse infrastructuur door het in brand steken van opslagplaatsen e.d. Ook het gewapend uitschakelen van NSB-ers, collaborateurs en verraders komt bij de groepen die ontstaan rond oud-Spanjestrijders al vroeg voor en neemt vooral vanaf eind 1942, begin 1943 grotere vormen aan.

De Kultuurkamer

De kring van anti-fascistische kunstenaars waarvan Denters en Mulders deel uitmaken komt eind november 1941 extra in de problemen omdat ze weigeren zich in te schrijven voor de Kultuurkamer, een door de bezetter in het leven geroepen instituut, waarbij alle niet-Joodse kunstenaars, schrijvers, journalisten, muzikanten, filmacteurs en podiumartiesten zich moeten aansluiten om te mogen werken. Joodse kunstenaars mogen zich niet aanmelden en kunnen daardoor helemaal niet meer in hun beroep werken. Denters kan zich ook niet aanmelden omdat hij geen Nederlandse nationaliteit heeft. Zijn vrienden tekenen uit overtuiging niet en moeten andere manieren bedenken om de kost te verdienen.

De reactie van Tom Koreman, die niet tekent voor de Kultuurkamer, is typisch voor de kunstenaarsvrienden van Denters. Tom Koreman “was geen strijder van natuur maar een zacht, enigszins gesloten, vriendelijk man. Hij trok zich onmiddellijk uit het muziekleven terug, ondanks vele voordelige aanbiedingen en nam een kantoorbaantje aan, om in zijn onderhoud te voorzien.” (61)

Freek Mulders, die na zijn terugkomst uit Spanje als musicus werkt, moet in de loop van 1941 een andere bron van inkomsten gaan zoeken. Hij zet zich na terugkomst uit Spanje zeer in om de gitaar als instrument op te waarderen. Hij is musicaal leider van kamermuziekvereniging Constantijn Huygens voor luit en gitaar, opgericht in maart 1940. De bedoeling is de gitaar “niet alleen (als) instrument tot begeleiding van eenvoudige liederen” maar ook als “solo- en orkest-instrument” in te zetten. (62) De secretaris van de vereniging is de Joodse journalist en radencommunist Lodewijk (Lou of Lo) Lopes Cardozo, (1892-1944).

Freek Mulders en de andere bestuursleden van de muziekvereniging Constantijn Huygens weigeren te tekenen voor de Kultuurkamer en heffen hun vereniging op. (63) Mogelijk helpt Mulders Lopes Cardozo en zijn familie met valse papieren en hun onderduik, maar in 1944 wordt het gezin verraden en gedeporteerd. (64)

Milly geeft begin 1941 nog een tentoonstelling van haar werk in een tentoonstellingsruimte die ze in haar eigen huis opent en De Krulle noemt. (65) Tijdens de bezetting heeft ze verder geen tentoonstellingen, dus zij zal zich ook niet aangemeld hebben voor de Kultuurkamer.

Met het niet tekenen voor de Kultuurkamer wordt het voor deze kunstenaars en schrijvers nog moeilijker om de kost te verdienen. Wie geen lid wordt van de Kultuurkamer kan zijn vak niet langer uitoefenen en moet of een ander beroep zoeken, zoals Tom Koreman, of illegaal te werk gaan. Beide varianten worden door deze groep kunstenaars gebruikt. Freek Mulders zoekt andere manieren om de kost te verdienen en opent in de oorlogsjaren na elkaar drie restaurants, twee keer in Amsterdam (1941 en 1944) en een keer in Delft (1942). Jan Bons maakt veel illegaal werk. (66) Jef Last komt zelfs op het idee om zich op één van zijn valse identiteiten, schilder Cornelis Sterk, aan te melden voor de Kultuurkamer. Ook financiert hij met legale publicaties bij de Arbeiderspers zijn illegale schrijverswerk voor het verzetsblad De Vonk. (67)

Het zijn in Frits’ kring vooral de mensen die niet-Joods zijn en niet hun Nederlanderschap hebben verloren die nog enige speelruimte hebben en vaak bedrijven opzetten waar hun vervolgde vrienden ook van kunnen leven. (68) Denters blijft tijdens de bezetting in de buurt van Freek Mulders, een kleurrijk multi-talent, die weliswaar voor de communistische krant de Tribune schreef en in Spanje gevochten had maar niet zijn Nederlandse nationaliteit verloren had. Denters werkt in ieder geval in Mulders restaurant in Delft, mogelijk ook in Amsterdam.

Restaurant Capri

Oud-Spanjestrijders Jef Last en Freek Mulders trekken tijdens de bezetting en direct daarna veel met elkaar op. Freek Mulders, die officieel in de Noorderstraat woont, zit in 1941 al semi-ondergedoken op het Nieuwe Suikerhofje. (69) Jef Last, die een stukje verderop op de Prinsengracht woont (eerst op nr. 479, vanaf juli 1941 op nr. 252) komt vaak langs. Last werkt aan een boek over de elf Friese steden, geïnspireerd door Mulders die op 30 januari 1940 als een van de weinige schaatsers onder zeer barre omstandigheden de zesde Elfstedentocht uitreed.

Mulders geeft gitaarles, zowel privé als op de Amsterdamse Volksmuziekschool in de Nieuwe Kerkstraat. Dit is in 1940 de eerste muziekschool waar gitaar onderwezen wordt. Mulders geeft goed en enthousiast les en krijgt steeds meer leerlingen. (70) Optreden kan hij niet meer. Alleen begin februari 1942 speelt hij onder het thema Ernstige Muziek op de radio nog een overzicht van de gitaarmuziek van de 16e tot de 19e eeuw. (71)

De vrienden Last en Mulders beginnen in april 1941 een Spaans restaurant in de Kerkstraat 47. Volgens Het Parool het eerste Spaanse restaurant in Nederland, (72) in ieder geval “sinds Alva’s dagen”. (73) De jongere zus van Last, Catharina en haar op Capri geboren Italiaanse man hebben een Italiaans restaurant Capri in de Kerkstraat waarvoor ze in het Duits adverteren en dat dus veel Duitsers aantrekt. Als Lasts zwager in april 1941 aan een hartaanval sterft besluiten Jef Last en Freek Mulders Capri over te nemen. Ze laten de naam Capri op de gevel staan maar Mulders, die goed kan koken, begint een Spaanse keuken.

Capri voordat Last en Mulders het overnemen, De Telegraaf 26-6-1940.

Jef Last noemt de paar maanden dat het restaurant draait een “merkwaardige periode”. (74) Een door de bezetters gefrequenteerd Italiaans restaurant wordt opeens een onderkomen voor anti-fascistische oud-Spanjestrijders en hun Joodse vrienden. Dit is alleen mogelijk omdat de Duitsers het eerste bezettingsjaar nog proberen met een zachte aanpak de Nederlanders voor het nazisme te winnen.

Mulders, die ondanks zijn tijd in Spanje zijn Nederlandse nationaliteit niet verloor, zal Jef Last enigszins uit de wind hebben gehouden. Weliswaar komt de naam van Freeks vrouw Milly vanwege haar activiteiten voor Hulp aan Spanje voor in de verslagen van de Centrale Inlichtingendienst en staat Milly’s eerste man Johannes Snelten, kunstschilder en vader van haar twee zonen, op de opsporingslijst van het CID, maar Freek en Milly zijn niet op hetzelfde adres ingeschreven. Bovendien zijn zowel Italië, als asmogendheid, en Spanje, officieel neutraal maar onder dictator Franco op Duitse hand, onverdacht in Duitse ogen.

Hoewel Capri een echt restaurant is, wordt het ook gebruikt om vrienden uit de kunstwereld aan werk te helpen. Zowel Milly van Duivenbode als Lasts ex-vrouw Ida ter Haar (1893-1982) werken in de bediening. (75) Mogelijk werkt Frits Denters hier ook. Na de oorlog geeft hij aan als gerant gewerkt te hebben. (76) Verder zitten er hier al regelmatig Joodse vrienden en illegale werkers ondergedoken. (77)

Frits Denters verhuist in april 1941 van het Nieuwe Suikerhofje naar een adres in de Pijp. Freek Mulders blijft tot september 1941 op het hofje wonen, maar zonder er gemeld te zijn. Denters huurt in de Pijp een kamer drie hoog achter bij een ouder echtpaar dat geen banden met het verzet heeft. Opvallend is dat de vrouw van het echtpaar, die begin veertig is, in 1941 twee keer een persoonsbewijs aanvraagt. Mogelijk heeft Denters haar eerste persoonsbewijs gekregen of ontvreemd en belandt het -door hem vervalst- bij een van de onderduikers in Capri. (78)

Een aantal kranten recenseert het restaurant Capri waar “onze knapste gitarist” in de keuken staat. (79) Bij de artikelen staan foto’s van Carel Blazer en tekeningen van Jan Bons. Volgens de kranten is Mulders “van huis uit een epicurist met daadwerkelijke belangstelling voor de geheimen van pot en pollepel”. Terwijl Jef Last “eigenhandig zijn gasten een glas tintelende Spaanse wijn schenkt”. Mulders kan uitstekend koken en Capri schijnt een goed restaurant geweest te zijn met een “ondanks alle distributiezorgen, nog redelijk gevarieerde Amsterdamse spijskaart”. De twee vrienden wachten nog op de muziek-vergunning, dan zal Mulders op zijn gitaar “de opwindende danswijzen van het volk van Castilië en Aragon voortokkelen”. Van het binnenplaatsje willen ze nog voor de zomer een Spaanse patio maken.

Schrijven en musiceren in “Capri”. Last links, Mulders rechts. Deze foto stond in meerdere kranten afgebeeld bij de boekbespreking van Lasts boek over de Elfstedentocht. (Hier: Zaans Volksblad: sociaal-democratisch dagblad, 6-5-1941)

De patio is geen lang leven beschoren want volgens Rudi Wester moet Jef Last in augustus 1941 stoppen met het restaurant na een anonieme tip aan de Sicherheitsdienst. Lasts kamer aan de Prinsengracht wordt doorzocht, waarbij belastend materiaal gevonden wordt. Last is gelukkig niet thuis. (80) Mogelijk gaat Freek Mulders nog een tijdje door met het restaurant want volgens Milly van Duivenbode leven ze tijdens de oorlog van de inkomsten van dit restaurant en van een tweede restaurant in Delft, dat Freek in de zomer van 1942 opent. (81)

Jef Last gaat zich al snel fulltime bezighouden met het redactionele werk aan het door hem opgezette illegale blad De Vonk. Mulders bevalt het leven als restauranthouder blijkbaar goed want hij gaat op zoek naar een eigen pand om een restaurant te beginnen. Ook met de bedoeling daar weer een werk- en onderduikplek aan zijn vrienden te kunnen bieden. In 1942 opent hij lunchroom De Gastvrije Kikker in Delft op de Grote Markt 37 en in 1944 het Spaanse restaurant Iberia op de Spuistraat 330 in Amsterdam.

Last publiceert in de oorlog vier romans (legale en illegale), een tweedelige vertaling van een Chinese roman, een novelle, gedichten en twee kinderboeken. Met de opbrengsten voor zijn legale werk voor de Arbeiderspers, o. a het Elfstedenboek, financiert hij zijn illegale werk voor het blad De Vonk, dat hij mede opricht met Dirk Schilp, Eddy Wijnkoop (secretaris van Henk Sneevliet) en journalist en drukker Tom Rot. (82) Last duikt in maart 1942 echt onder. Verschillende De Vonk leden worden dan gearresteerd. Hij heeft talloze schuilnamen met bijbehorende valse papieren en zwerft al schrijvend van het ene naar het andere onderduikadres. (83)

 Molen De Kameraad in Kortenhoef

Freek Mulders blijft een meer bovengronds bestaan leiden. Hij houdt zich bezig met hulp aan Joodse onderduikers en alles wat daarbij komt kijken. Terwijl hij in Amsterdam op het Nieuwe Suikerhofje woont is hij officieel ingeschreven op een adres in Kortenhoef. In werkelijkheid woont op dat adres, een afgelegen achttiende-eeuwse molen in de polder, een Duits-Joodse wetenschapper die pas een jaar in Nederland is.

Mulders huurt de poldermolen in Kortenhoef vanaf begin 1941. Kortenhoef is een dorp vijf kilometer ten westen van Hilversum dat eind negentiende eeuw een kunstenaarskolonie herbergde. De Kortenhoefse polder wordt ontwaterd door drie molens.

Het schilderij ‘In de maand juli’ van Paul Joseph Constantin Gabriël uit circa 1889, hangt nu in het Rijksmuseum en beeldt één van de drie molens af.

Dit schilderij toont waarschijnlijk de achterste molen. Mulders huurt in 1941 de middelste molen, die in 1934 gestopt was met draaien. De voorste molen brandde al in 1891 af. (84) De middelste molen dreigde na de stillegging te worden afgebroken maar door de inzet van de kunstschilder Bern A. van Beek (1875-1941), een leerling van Gabriël, werd een stichting opgericht die de molen restaureerde. (85)

Milly van Duivenbode heeft aan het begin van de bezetting een expositieruimte in haar huis aan de Lijnbaansgracht 280. Ze noemt deze galerie De Krulle en exposeert er in augustus en september 1941 eigen werk en werken van de jonge schilder en graficus Johannes Gerardus (Gras) Heyen (1917-1988). (86) Gras Heyen woonde voor de oorlog een tijdje in een kunstenaarskolonie in Kortenhoef. Kunstenaars exposeren daar in het expositiegebouwtje Krakeelakker. (87)

In januari 1941 huurt Mulders de tweede of middelste molen aan de Zuwe 15 in Kortenhoef en meldt dit aan als zijn officiële woonadres. Mogelijk heeft hij van Gras Heyen over deze molen gehoord. Het zou ook kunnen dat hij via Jef Last, die in Leiden sinologie gestudeerd had, in contact komt met de hoofdhuurder van de molen, Arie Bijl (1906-1945), een Leids natuurkundige. (88)

Hoewel Mulders zich in Kortenhoef officieel aanmeldt, woont hij in 1941 de meeste tijd in Amsterdam, waar hij vanaf april tot augustus 1941 in restaurant Capri kookt. (89) In Amsterdam vertelt hij dat hij de molen gebruikt als weekendhuisje. (90) Officieel gaat Mulders in de molen wonen op hetzelfde moment dat Denters naar het Nieuwe Suikerhofje verhuist, in januari 1941. Volgens Henk Pelser waren de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje uitgenodigd op een feest in de molen. (91)

De middelste molen of tweede molen in Kortenhoef ca. 1933. Collectie: Vereniging de Hollandsche Molen

Voor de oorlog was de molen, die ‘De Kameraad’ of ‘Molen van Arie’ heet al populair als vakantieplek voor Leidse studenten. De Leidse natuurkundige Arie Bijl huurt de molen van de Stichting Curtevenne, die de molen restaureerde toen hij in 1934 ophield met malen. (92) Arie Bijl werkt in Leiden samen met de beroemde natuurkundige Professor Hendrik Kramers (1894-1952), die in de jaren twintig op zijn beurt samengewerkt had met Niels Bohr in Kopenhagen en in die tijd met Werner Heisenberg een artikel publiceerde.

Onderduik in de molen

Kramers haalt in 1939 de in Polen geboren en in Duitsland opgegroeide en genaturaliseerde natuurkundige Julius Podolanski (1904-1955) naar Leiden. Podolanski was na zijn promotie in natuurkunde in 1931 assistent van Werner Heisenberg (1901-1976), de natuurkundige die tijdens de Tweede Wereldoorlog meewerkt aan het Duitse kernwapenonderzoek. In 1933 verliest Podolanski na het aan de macht komen van de Nationaal-Socialisten zijn baan en zijn Duitse nationaliteit omdat hij Joods is. Hij is een jaar werkeloos en vindt dan een baan bij een uitgeverij waar Kramers hem opmerkt omdat hij in een publicatie van Kramers niet alleen spel- maar ook inhoudelijke fouten vindt. (93)

Het lukt Kramers om voor Podolanski een baan aan de universiteit van Leiden te regelen. Podolanski is echter nog geen jaar in Leiden als Nederland door de nazi’s bezet wordt en hij weer getroffen wordt door anti-Joodse maatregelen. Ambtenaren moeten in oktober 1940 de ariërverklaring inleveren, waarna Joodse ambtenaren in november 1940 geschorst worden. Podolanski kan dat niet eens meer in zijn eigen woning afwachten want in september 1940 besluiten de Duitsers dat Duitse en statenloze Joden niet meer in het kustgebied mogen wonen. Dit geldt ook Podolanski, die voor 9 september 1940 naar het binnenland moet verhuizen.

Arie Bijl stelt zijn molen beschikbaar aan Podolanski. Die geeft in Leiden zijn verhuizing nog wel officieel door. Op 17 oktober 1940 staat in de Leidsche Courant dat J.I. Podolanski naar Kortenhoef Zuwe, Molen de Kameraad, verhuisd is. In hoeverre Podolanski dus nu al onderduikt is onduidelijk. Op Podolanski’s kaart bij de Joodse Raad staat voor hem een adres in Maartensdijk, dat ongeveer tien kilometer van Kortenhoef verwijderd is, dichter bij Utrecht. (94) Een tijdje volgt Podolanski ook nog illegale lezingen in de woonkamer van Leon Rosenfeld (1904-1974), een Belgische marxistische natuurkundige die in Utrecht professor is. (95)

Misschien meldt Podolanski zich in Leiden wel af maar in Kortenhoef niet aan. Mogelijk zoekt Arie Bijl daarom iemand die ten minste op papier permanent  in de molen kan gaan wonen, Freek Mulders dus, zodat het niet opvalt dat Podolanski er de hele tijd is en er ‘s avonds licht brandt. Volgens Leon Rosenfeld en Podolanski’s latere vrouw, Marie van Rossem (1917) zat Podolanski ondergedoken in de molen: “For a time he carried forged papers and lived alone in an isolated windmill”. (96). Marie is een Leidse studente die Podolanski op 1 juni 1941 leert kennen in de molen. Ze helpt hem tijdens zijn onderduik en na de oorlog trouwen ze. Podolanski’s valse papieren komen van Freek Mulders of van Arie Bijl. Op onderstaande foto van Podolanski voor de molen is het zomer. Dit moet de zomer van 1941 zijn want in januari 1942 brandt de molen tot op de grond toe af.

Julius Podolanski voor de molen in de zomer van 1941. (Fotoarchief Historische kring Nederhorst den Berg)

Als Podolanski in de winter van 1941-1942 nog in de molen woont, dan ziet hij zijn verblijf letterlijk in vlammen opgaan. Op zondag 11 januari brandt de molen in een paar uur helemaal af. In de gelijkgeschakelde kranten verschijnt het bericht dat de molen dat weekend bezocht was door de weekendhuurders uit Amsterdam die de kachel lieten branden toen ze weggingen waardoor er brand ontstond. De brand werd ontdekt rond drie uur ’s middags maar omdat de brandweer via Vreeland moest omrijden was die er pas om half 5. Toen was de molen al helemaal uitgebrand.

In de Gooi- en Eemlander staat een uitgebreider bericht, waarin Mulders en Bijl genoemd worden met hun initialen: “De stichting Curtevenne, die al reeds jaren het beheer over dezen molen heeft, had de woning verhuurd aan den heer B. (Arie Bijl) te Oegstgeest, die deze weer onderverhuurde aan den heer F.M. (Freek Mulders) te Amsterdam”.

De krant geeft ook een gedetailleerd verslag van het weekend: “ Zaterdagavond is de heer M. met twee vrienden naar den molen gekomen om daar het weekeind door te brengen. De heer M., die Zondagmorgen weer te Amsterdam zijn moest, is in den voormiddag vertrokken, terwijl de anderen eerst later omstreeks half twee den molen verlieten. Omstreeks halfdrie liep mevrouw de J. die in deze omgeving woont, langs den molen waar zij een sterke rooklucht gewaar werd. Zij waarschuwde haar man, die een onderzoek instelde“. Met veel moeite krijgt deze man de deur open, maar de brand is al zo ver gevorderd dat blussen niet meer lukt. Daarom “heeft hij de deur weer gesloten en is om hulp uitgegaan”. (97)

Woont Julius Podolanski op dat moment nog in de molen? Heeft het in de krant genoemde echtpaar de J. hem geholpen uit de molen te ontsnappen? Het is onwaarschijnlijk dat veel mensen van hem wisten want, zoals het krantenbericht verder vermeldt komen “de inwoners (van Kortenhoef A.B.) bijna nooit bij deze molen”.

In de naoorlogse verhalen over het afbranden van molen De Kameraad wordt een heel ander verhaal verteld over het ontstaan van de brand. Er wordt beweerd dat de molen “door onvoorzichtigheid van de in de molen wonende onderduikers” in vlammen opging. “Ze stookten de kachel te hoog op, gingen ondertussen schaatsen en waren te laat om de molen te redden”.  (98)

Waarom er opeens sprake is van meerdere onderduikers? Het is niet bekend of er andere onderduikers dan Podolanski zaten. Ook het schaatsverhaal klopt waarschijnlijk niet. Het was die dag prachtig weer en het vroor hard, maar het vroor nog niet zo lang en het ijs was die dag waarschijnlijk nog niet dik genoeg om te kunnen schaatsen. Op 5 januari was het een beetje gaan vriezen, op 9 januari was het maar net onder het vriespunt. Pas op 11 januari, de dag dat de molen afbrandde, ging de kou echt doorzetten. In de Gooi-en Eemlander staat een bericht dat op 19 januari, dus een week nadat de molen was afgebrand, een man uit Bussum bij een schaatstocht nog door het ijs zakt. Pas op 22 januari was er genoeg ijs voor een Elfstedentocht.

Podolanski heeft de brand en de oorlog overleefd. Hij heeft de rest van de oorlog ondergedoken gezeten op verschillende adressen in Leiden en Oegstgeest. Waarschijnlijk hebben Marie van Rossem en Arie Bijl hem daarmee geholpen. Het is ook mogelijk dat een klein groepje dat zich binnen de verzetsgroep van De Vonk bezighoudt met verzorgingswerk ermee te maken heeft. Centrale figuur in deze groep is de arts Wim Storm (1913-1991) die aan het begin van de oorlog als arts in opleiding aan het Academisch Ziekenhuis in Leiden werkt. Storm wordt in november 1942 gearresteerd voor Jodenhulp maar ontsnapt. (99)

Podolanski ligt na de bevrijding een aantal maanden in het ziekenhuis. Pas in 1946 kan hij weer werken. Hij wordt assistent van Leon Rosenfeld aan de Universiteit van Utrecht. In 1948 trouwt hij met zijn vroegere onderduikhelpster Marie van Rossem en vertrekt in hetzelfde jaar met haar naar Engeland. Leon Rosenfeld krijgt een aanstelling aan de universiteit van Manchester en Podolanski gaat als zijn assistent met hem mee. Arie Bijl, de hoofdhuurder van molen De Kameraad, wordt in 1944 door de Duitsers gearresteerd en belandt via Kamp Amersfoort in concentratiekamp Neuengamme waar hij in januari 1945 overlijdt.

Sabotage-groepen

Ik vermoed dat de Kortenhoefse molen De Kameraad niet alleen gebruikt wordt om Podolanski te laten onderduiken, maar ook voor de fabricatie -mogelijk door Podolanski- van (brand)bommen die gebruikt worden bij sabotage aanslagen op Duitse doelwitten. Gaat er bij het fabriceren van de springladingen iets mis, waardoor er brand ontstaat? Het feit dat Podolanski in Duitsland de assistent was van de natuurkundige Werner Heisenberg, later leider van het mislukte Duitse project om een atoombom te bouwen, spreekt wel tot de verbeelding.

Het hierboven genoemde bericht in de Gooi- en Eemlander over de brand in de molen lijkt te gedetailleerd. Mogelijk is dit om de bezetter niet op het spoor van Podolanski te zetten. Was de brandweer met opzet zo laat –anderhalf uur na het melden van de brand-  zodat er tijd was om Podolanski in zekerheid te brengen en al het verdachte materiaal te laten verbranden?

Sabotage is in 1941 en begin 1942 volgens L. de Jong in Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog “van zeer beperkte omvang, een randverschijnsel”. Het grote probleem voor verzetsgroepen is “de schaarste aan deugdelijk sabotagemateriaal: explosieven en middelen tot brandstichting”. (100)

Er zijn veel aanwijzingen dat binnen Denters’ vrienden- en verzetsgroep wapens en springstoffen voor sabotage en aanslagen gebruikt en gemaakt worden. Ook zijn er voorbeelden waarbij dat niet goed afloopt en brandbommen voortijdig ontvlammen.

Denters vrienden zijn kunstenaars en oud-Spanjestrijders, sommigen zijn net als Denters allebei. Veel oud-Spanjestrijders krijgen al in 1939 als Duitsland Polen binnenvalt bezoek van oud-Spanjestrijders Janrik van Gilse en Krijn Breur om te polsen of ze bereid zouden zijn tot gewapend verzet. Er worden groepen van vijf man gevormd die los van de CPN gaan functioneren. Janrik van Gilse begint ook al in 1939 met het verzamelen van springstoffen. (101)

Al snel na de bezetting worden door de CPN sabotage-groepen gevormd, zogenaamd MIL-groepen, van vijf man, die zich voorbereiden op gewapend verzet. Hoewel een aantal MIL-groepen pas gaat saboteren na de beëindiging van het vriendschapspact tussen Stalin en Hitler, als Hitler de Sovjet-Unie binnenvalt op 22 juni 1941, trekken veel oud-Spanjestrijders zich hier niet zoveel van aan en beginnen al snel na de inval van Duitsland in Nederland met sabotage-acties. Van Samuel (Sally) Dormits (1909-1942), een oud-Spanjestrijder die in Den Haag en Rotterdam betrokken is bij zo’n sabotage-groep, de Nederlands Volksmilitie (NVM), is bekend dat hij tegen de partijlijn in al vroeg rondloopt met wapens.

In 1941 worden oud-Spanjegangers Maurits (Max) Meijer (1908-1976) en Gerrit Kastein gevraagd om te helpen bij het operationeel worden/stroomlijnen van de MIL-groepen. (101) Freek Mulders en Max Meijer kennen elkaar waarschijnlijk al uit Spanje. Als Mulders vanwege een reis naar Franco-gebied in 1938 Spanje uitgezet wordt, schrijft hij Meijer, die als enige Nederlander bij de Republikeinse grensbewaking in de buurt van Barcelona werkt, om hulp om Spanje weer binnen te komen. (102) Gerrit Kastein komt bij Milly van Duivenbode over de vloer en heeft omgang met meerdere mensen binnen de vriendengroep van Milly en Freek.

Waarschijnlijk werken er minstens veertig oud-Spanjestrijders mee in de MIL-groepen. Het is goed mogelijk dat Mulders en Denters bij deze veertig man zijn. Krijn Breur, die net als Janrik van Gilse politiek commissaris in Spanje was, is lid van de Rotterdamse sabotagegroep Nederlandse Volksmilitie en leidt een sabotagegroep in Amsterdam. In 1942 pleegt hij met zelfgemaakte tijdbommen aanslagen op munitieopslagplaatsen en garages van de bezettingsmacht.

Als we bedenken dat oud-Spanjestrijders Freek Mulders en Rudi Polak werktuigkundigen zijn die de MTS volgden en hun dienstplicht bij de genietroepen deden, lijkt het me ook waarschijnlijk dat zij helpen bij het bezorgen van springstoffen en het maken van bommen.

Bij de Nederlandse mobilisatie in 1939 moesten de genietroepen niet alleen verdedigingslinies inrichten maar ook de vernieling voorbereiden van infrastructuur als bruggen, voor het geval Nederland veroverd zou worden. (104) Rudi Polak en Freek Mulders hebben ruim ervaring met het vervaardigen en het gebruik van springstoffen. Niet alleen door dienstplicht en mobilisatie in Nederland maar ook door hun deelname aan de Spaanse Burgeroorlog.

Freek Mulders was als onderofficier met zijn MTS opleiding zeer welkom in Spanje. We weten dat hij in Spanje onder andere bij de luchtafweer werkte. Rudi Polak, die ook MTS gedaan had, staat op een lijst met voornamelijk Duitse interbrigadisten die genie-taken hebben. (105) In het groepje rond Denters en Mulders hebben nog meer mensen een technische achtergrond. Ook Mik van Gilse en Carel Blazer deden MTS. (106)

De invloed van oud-Spanjestrijders binnen de MIL-groepen is groot. Vooral oud-Spanjestrijders die hun Nederlandse nationaliteit wisten te behouden en meer bovengronds kunnen handelen, zijn erg actief binnen de MIL-groepen. Omdat de vooroorlogse CPN-leiding door de Duitsers gezocht worden, werken in de MIL-groepen ook sympathiserende niet-CPN leden mee, die voor de Duitsers onverdacht zijn. In Amsterdam is er een groep met voornamelijk onderwijzers en later een groep van studenten. In IJmuiden zijn het arbeiders en in Rotterdam en Den Haag jonge communisten en socialisten. Deze mensen worden onderricht in het maken en gebruiken van brandbommen en ook in het gebruik van wapens. (107)

MIL-groep in Amsterdam

Een typisch voorbeeld is een Amsterdamse groep rond de onderwijzer Tjalling Bakker (1901-1944). De oud-Spanjestrijder Johannes (Jan) Meyer (1909-1944), die in Spanje genie-taken had én zijn Nederlandse nationaliteit behield, instrueert deze groep waarin veel linkse onderwijzers zitten. Ze zorgen voor onderduikadressen en valse papieren, brengen de illegale communistische krant De Waarheid rond, kalken ’s nachts anti-Duitse leuzen op muren en beginnen met het maken van springstoffen. Bij deze groep zien we ook wat er mis kan gaan bij het zelf maken van brandbommen.

De onderwijzer Johannes (Jo) Elsendoorn (1915-2014), die in 1943 onderduikt op het Nieuwe Suikerhofje, en zijn vriendin Diederika (Riek) Snel (1898-1945) zijn lid van deze sabotagegroep. (108) Elsendoorn wordt vrij snel betrokken bij sabotage en begint samen met Tjalling Bakker op diens bovenwoning brandpakketjes te maken: puddingpoederdoosjes gevuld met een condoom met een blokje natrium, daaromheen salpeterzuur. Het geheel weer omhuld met petroleum. “We waren aan het experimenteren. Het grote blik met natrium en de flessen zoutzuur en salpeterzuur waren naar boven gesjouwd. Tjallings zolderkamer was ons laboratorium geworden”, zegt Elsendoorn.

Ze hebben plannen om op meerdere plaatsen aanslagen te plegen, nadat ze succesvol een hooiopslag van de Wehrmacht in brand steken: “Er is een opslagplaats in de Rietlanden met Wehrmachtsmateriaal, maar nog belangrijker is: er ligt in het IJ op een bereikbare plaats een Schnellboot van de Duitse marine.” (109)

Bij het maken van de brandbommetjes in Bakkers woning ontstaat op een gegeven moment een forse brand, als een van de bommetjes voortijdig afgaat. Elsendoorn beschrijft dat zo: “Het eerste puddingpoederdoosje overhandigde hij mij. Ik legde het in het draagtasje. Plotseling hoorde ik een sissend geluid. Alles werd hel wit voor mijn ogen. Vuur!!! Ik werkte me om de tafel heen en zag vlammen op de grond en in de gordijnen. Ik stond zelf in brand. (…) Zo te zien waren we de brand meester geworden, maar we dreigden te stikken van de rook. ‘Licht uit, ramen open!’ riep Tjalling”. (110) Het is goed voorstelbaar dat iets dergelijks ook in de Kortenhoefse molen gebeurde.

Andere MIL-groepen

De MIL-groep bij de Hoogovens in IJmuiden begint met bedrijfssabotage maar ook met het onklaar maken van treinen m.b.v. rivierzand om de wielen warm te laten lopen. Ze steken ook een hooitransport in brand. Later gaan ze brandpakjes maken. Ze gebruiken daarvoor waterstofperoxide in pillendoosjes. (111)

Over de MIL-groep in Den Haag waar veel oud-Spanjestrijders aan deelnemen (De Vonk-groep) is meer bekend. Die groep wordt opgerold na de brand in een stro-opslag in het Laakhavenkwartier op 13 oktober 1942. Daarvoor hadden ze brandbommen gefabriceerd. Onder andere oud-Spanjestrijders Evert Ruivenkamp (1915-1943) en Jan van Kalsbeek (1904-1943) zijn hierbij betrokken. De Haagse Vonk-groep leden worden bijna allemaal gearresteerd. (112)

In Rotterdam ontstaat de MIL-groep Nederlandse Volksmilitie (NVM), waar Sally Dormits en Krijn Breur als oud-Spanjestrijder aan deelnemen. Ook oud-Spanjestrijders Rien Dijkstra (1915-1984) en Leen Triep (1911-2001) hebben banden met de NVM. Dormits verstopt in zijn Rotterdamse woning spullen voor het maken van bommen. Leden van de NVM proberen twee keer tevergeefs het Luxor-theater in Rotterdam in brand te steken. Ook bereiden ze een aanslag op een Duitse trein met verlofgangers In Rotterdam voor. Een Nederlandse bewaker fietst voordat de trein komt tegen de springlading aan en brengt die voortijdig tot ontploffing waarbij hij zwaar gewond wordt. De NVM wordt net als De Vonk-groep vanaf de zomer van 1942 grotendeels opgerold. (113)

Krijn Breur neemt ook in Amsterdam deel aan sabotage. Een andere oud-Spanjeganger in deze MIL-groep is Hendrik Prins (1910-1943). Ze steken Duitse opslagplaatsen in de buurt van de Centrale markthallen in brand en maken brandbommetjes waarmee ze verhuiswagens van de firma Puls opblazen, waarin de huisraad van gedeporteerde Joden wordt afgevoerd. Prins en Breur worden in november 1942 opgepakt en ter dood veroordeeld. (114)

De duidelijkste verbinding tussen de groep van Frits Denters en mensen in de MIL-sabotage groepen is er voor Nol Bueno de Mesquita, die we hierboven al zagen, en Dionisius (Dio) Remiëns (1919-1943). Beide komen bij Milly van Duivenbode thuis en Remiëns heeft een tijdje Milly’s huis aan de Lijnbaansgracht 280 als officieel adres. (115) Nol Bueno de Mesquita van de verzetsgroep Oosteinde/van Dien krijgt van Krijn Breur wapens en instructies. Nol en zijn vrouw Tertia Kolthoff zijn Joods en maken op hun onderduikadres brandbommen. (116)

Dionisius Remiëns is het oudste kind van de Amsterdamse beeldhouwer Adrianus Remiëns (1890-1972). Dio groeit op in het Gooi en werkt daar in de paardensport. In 1941 komt de familie Remiëns weer naar Amsterdam. Dio woont dan niet meer bij zijn ouders. Hij staat in het voorjaar van 1942 een tijdje officieel ingeschreven op het adres van Milly van Duivenbode voordat hij trouwt en verhuist naar de Lijnbaansgracht 255. Dit huwelijk met Berendina Dammen (1923) duurt een jaar. Dammen is een verraadster die samenwerkt met de beruchte Jodenjager Dries Riphagen. Mogelijk gebruikt ze de naam Ansje Wortelboer om Joden in de val te lokken, te beroven en uit te leveren aan de Duitsers. (117)

Compleet in tegenstelling tot zijn echtgenote is Remiëns zeer actief in het verzet en begint al vroeg met sabotage. Ook hij beraamt een aanslag op een opslagplaats van stro voor de Wehrmacht en hij sticht ook brand in de Arbeidsbeurs in Amsterdam. Hij krijgt een verhouding met Cornelia (Nel) van den Brink-Kossen (1897-1943). Zij doet vervalsingswerk voor de Persoonsbewijzencentrale. Het stel duikt onder bij Tom Koreman en Yara Wainschtok die vanaf het voorjaar van 1942 op de Prinsengracht 876 wonen. Ook Koremans moeder komt daar in februari 1943 wonen. (118) Als Denters na de oorlog referenties moet opgeven voor een baan bij het Ministerie van Justitie noemt hij Tom Koremans moeder, Johanna Adriana Koreman-Veth, die dan in Haarlem woont. Zij geeft hem een referentie waaruit blijkt dat ze hem ook in de oorlog zag. (119) Het zou goed kunnen dat Frits zijn vriend Tom Koreman op dit adres bezocht.

Vooral Yara Wainschtok en Dio Remiëns worden steeds radicaler in hun verzet en sluiten zich aan bij de verzetsgroep CS6. Vanaf hun onderduikadres worden de explosieven die gebruikt worden bij de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister in de nacht van 27 maart 1943 aangeleverd. Remiëns beschikt nu ook over wapens, die hij in het voorjaar van 1943 gebruikt om overvallen te plegen op pro-Duitse inwoners van Baarn, Blaricum, Soest, Laren en Lage Vuursche. Hij maakt daarbij goederen, geld en persoonsbewijzen buit die naar het verzet gaan. Hij pleegt verder sabotage aan spoorlijnen en overvalt in juni 1943 in Lage Vuursche een transport van distributiekaarten. (120)

Hier zien we goed de ontwikkeling die het verzet doormaakt. De sabotage wordt steeds beter georganiseerd en de operaties groter. In 1941 is het nog oefenen met brandbommetjes. In de loop van 1942 en 1943 worden de acties stoutmoediger. Tegelijk worden de Duitse represailles ook steeds zwaarder. In januari 1942 worden na een aanslag op het afdelingshuis van het Nationaal-Socialistische Studentenfront als represaille vijf professoren van de UvA als gijzelaars afgevoerd naar Kamp Amersfoort. In dezelfde maand stelt de bezetter een avondklok in als represaille voor aanslagen op een nationaal-socialistische boekhandel in de Kalverstraat en op het kantoor van de Nederlandse Volksdienst op het Rokin. (121)

Bij de aanslag op het bevolkingsregister op 27 maart 1943 in Amsterdam worden politieuniformen gebruikt en geven medische studenten de wachtposten verdovende middelen. De bedoeling is om door brand de dossiers te vernietigen waaronder de gegevens van ongeveer 70.000 Joodse inwoners van Amsterdam. Uiteindelijk lukt het niet om alle dossiers te vernietigen. Advies over de plaatsing van de explosieven komt van de dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) die als genie-soldaat uit de tijd van de Eerste Wereldoorlog ervaring had met trotyl. Vanaf midden 1943 worden er steeds meer overvallen gepleegd door gewapende knokploegen die distributiekantoren beroven en medestrijders uit de gevangenis proberen te bevrijden.

Een distributiekantoor na een overval. Tijd en plaats onbekend (collectie Verzetsmuseum Zuid-Holland)

Een volgende stap in het gewapend verzet is het ombrengen van ’landverraders’: collaborateurs en NSB’ers. Hierin speelt Gerrit Kastein een grote rol. Zo brengen hij en Gerben Wagenaar begin 1943 explosieven aan in de zaal van het departement van Binnenlandse Zaken waar het college van secretarissen-generaal bijeenkomt. Deze aanslag mislukt omdat de springladingen ontdekt worden voordat de vergadering begint. Na de Duitse nederlaag bij Stalingrad op 3 februari 1943 wil Kastein de bezetter verder demoraliseren door eenmaal per week een prominente NSB’er te liquideren. (122) Het zijn vooral jonge studenten van de Amsterdamse verzetsgroep CS6 die Kastein hiervoor probeert te ronselen. Of Frits Denters meewerkt in CS6 is niet bekend. Freek Mulders mogelijk wel. Beide staan zowel in Amsterdam als in Delft in contact met leden van CS6. CS6 brengt uiteindelijk minstens 24 mensen om, meestal door ze thuis op te zoeken en dood te schieten.

De Gastvrije Kikker in Delft

Freek Mulders, die zich niet ingeschreven heeft voor de Kultuurkamer moet tijdens de bezetting andere middelen van bestaan opbouwen. Na de sluiting van restaurant Capri in de zomer van 1941 en het afbranden van de Kortenhoefse molen in januari 1942 gaat hij op zoek naar een locatie om een nieuw restaurant te beginnen. Begin 1942 vindt hij een geschikt pand uit 1650 te huur op de Grote Markt 37A in Delft. Hij verbouwt het met de hulp van Frits Denters tot een restaurant/lunchroom op de begane grond met erboven een woning van ongeveer 90 m2.

Mulders gaat hier in maart 1942 wonen, Denters in april. (123) In juli 1942 wordt het restaurant, De Gastvrije Kikker geopend. Gastvrij slaat niet alleen op de gastronomie maar ook op de onderduikplekken in de woning erboven, terwijl kikker een duidelijke verwijzing naar onderduiken is. Ik weet niet waarom voor Delft gekozen wordt. Ik heb geen bewijzen dat Mulders of Denters banden hebben met het Delfts verzet. De mensen die in Delft langskomen of onderduiken zijn grotendeels dezelfde die soms ook bij Milly van Duivenbode in Amsterdam verblijven.

Delftsche courant 11-7-1942

Denters, die er alles aan doet om ander de radar van de autoriteiten te blijven, staat met zijn verhuizing naar Delft wel in de Delftsche Courant. (124) Na de oorlog geeft hij aan tot begin 1943, dus bijna een jaar, echt in Delft gewoond te hebben. (125) Een nieuwe start in een andere stad en provincie biedt tijdens de bezetting mogelijk ook een adempauze. Terwijl Denters er legaal woont zitten van de Amsterdamse vrienden onder andere Jef Last, Jean-Paul Vroom en Jan Bons hier langere tijd ondergedoken. (126)

Denters is waarschijnlijk bedrijfsleider van dit restaurant. (127) Milly van Duivenbode zegt dat ze van de opbrengsten van dit restaurant leven en Mulders geeft in deze tijd lunchroomhouder als beroep op. (128) Van Mulders weten we dat hij door heel Nederland reist, veel Joodse onderduikers verzorgt en valse papieren bezorgt. (129) De Duitsers zijn in de zomer van 1942 begonnen met de transporten van Joodse mensen naar Westerbork en de vernietigingskampen. Er is grote behoefte aan valse persoonsbewijzen, bonkaarten en onderduikplekken.

Mulders werkt samen met De Vonk groep. De Vonk-leden die zich bezighouden met onderduik zitten vooral in Leiden. Daarnaast werkt hij in het verzorgingswerk veel samen met Johannes Urban (1901-1976), een tuinder die aan de bosrand in Beekbergen bij Apeldoorn woont. (130) Urban, die in Groningen geboren werd, en wiens vader Evert Jan Urban (1894-1955) voorzitter van de Afdeling Groningen van de Sociaal-Democratische Bond is (In 1939 wordt hij bij zijn 75e verjaardag “een der eerste strijders van de arbeidersbeweging” genoemd), geeft voor de oorlog voor de SDAP lezingen (o.a. over het fascistische gevaar) en ijvert in de Apeldoornse gemeentepolitiek voor de belangen van werklozen. Hij trouwt in 1924 met de even oude Hendrikje Grietje Aarts, die ook uit Groningen komt, en verhuist kort na het huwelijk met haar naar Apeldoorn. Direct na de oorlog is Urban raadslid in Beekbergen voor de PvdA. In 1950 emigreert hij met zijn gezin naar Australië. (131)

Een samenwerking tussen De Vonkgroep en het MLL-front van de RSAP van Henk Sneevliet blijkt uit het feit dat Urbans huis in Beekbergen een vast onderduikadres is van Henk Sneevliet, (132) de internationale revolutionair, die met het Marx-Lenin-Luxemburg front een van de eerste verzetsgroepen van Nederland opricht en direct na de bezetting voortdurend op wisselende onderduikadressen woont, vaak maar een week. Het MLL-front wordt in maart 1942 getroffen door een arrestatiegolf en Sneevliet en zijn vrouw worden op 6 maart opgepakt op een onderduikadres in Bergen op Zoom. Op 13 april wordt Sneevliet gefusilleerd. Urban ontspringt de dans en het groepje rond Mulders en Denters ook. Dat is niet meer het geval bij een tweede golf van arrestaties van De Vonk medewerkers in november 1942 waarbij Freek Mulders opgepakt wordt.

Henk Sneevliet, “de man met de baard”

Terwijl Mulders, die zich vrij kan bewegen omdat hij nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit, zich met het verzorgingswerk in Nederland bezighoudt, is het Denters die het restaurant in Delft draaiende houdt en de onderduikers in de woning erboven verzorgt. Waarschijnlijk doet hij ook vervalsingswerk.

Gerrit Kastein

Gerrit Kastein, de communistische verzetsman die als arts in Spanje gewerkt had komt in De Gastvrije Kikker in Delft vaak langs. (133) Kastein heeft een groep van jonge linkse mensen, vooral Amsterdamse studenten, verzameld die niet alleen bereid zijn tot sabotage maar ook tot het uitvoeren van liquidaties van collaborateurs en nazi-sympathisanten. In de meeste MIL-groepen is in de loop van 1942 en begin 1943 deze overgang van sabotage naar liquidatie te zien. De MIL-groep IJmuiden gaat bijvoorbeeld samenwerken met het communistisch verzet in Haarlem. Voor deze groep schiet o.a. Hannie Schaft (1920-1945), het meisje met het rode haar, een aantal NSB-ers dood. (134)

Kastein is al lang voor 1943 in de weer met wapens. Mathieu Smedts, een jonge journalist en verzetsman, die een grote rol speelt in het verhaal van Henk Pelser, die ook op het Nieuwe Suikerhofje woont, wordt al in de zomer van 1942 gevraagd door Kastein om een Nederlandse collaborateur die al meerdere mensen verraden heeft neer te schieten. Smedts, die zegt dat Kastein “hopen wapens” heeft, neemt een wapen aan van Kastein maar vindt het hele plan slecht voorbereid en brengt een kwade Kastein later zijn revolver ongebruikt terug. (135) Kastein, door Smedts omschreven als vastberaden en voor niets terugdeinzend: een “man van de daad”, meedogenloos, “dapper als weinig anderen” (136) blijft daarna fanatiek jonge mensen overhalen tot wapengebruik en schiet zelf ook nazi-collaborateurs neer. Zie voor meer hierover het artikel over Bram Kuiper op deze website.

Rudi Harthoorn, die lang onderzoek deed naar het communistisch verzet in Den Haag geeft op zijn website een overzicht van “eerste gebeurtenissen” tijdens de bezetting. (137) Bij zowel “eerste gedode collaborateur” als “eerste politieke aanslag op persoon” is Kastein (indirect) betrokken. In de herfst van 1940 brengt Cornelis Simonis (1901-1945) een behanger uit Den Haag een Nederlandse officier die voor de SD was gaan werken om. Simonis is lid van de MIL-groep die Kastein in Den Haag oprichtte. Blijkbaar pleegt hij in 1941 ook nog een gelukte aanslag op een Duitse militair. (138) De eerste politieke aanslag op een persoon is die op de gepensioneerde generaal Hendrik Seyffardt (1872-1943) op 5 februari 1943, georganiseerd door Kastein en uitgevoerd door twee leden van de verzetsgroep CS 6. (139)

Smedts krijgt midden 1942 van Kastein de dringende vraag om iemand te vermoorden. Kastein gaat bijna iedereen binnen zijn verzetsorganisaties deze vraag stellen en veel mensen komen daarmee in gewetensnood. Oud-Spanjegangers hebben vaak geen probleem met bommen leggen en wapengebruik. Ze hadden dit ten slotte uit anti-fascistische overtuiging in Spanje ook al gedaan. Hoewel Denters door zijn ervaringen in Spanje wellicht minder bezwaard geweest zou zijn door zo’n vraag, vermoed ik dat hij onder de radar blijven belangrijker vindt en dat hij geen aanslagen pleegt.

CS6

Kastein zoekt vooral in Amsterdam linkse studenten die bereid zijn tot aanslagen. De groep die zo ontstaat wordt CS6 genoemd. Waar de afkorting CS6 precies voor staat is niet zeker. Vanuit het perspectief van de Spanjestrijders gezien, lijkt Communistische Sabotage of iets dergelijks een logische naam. Vanuit de aanhang van jonge studenten gezien ligt de naam Corellistraat 6 meer voor hand. Dat is het adres van de verzetsfamilie Boissevain. Twee zonen van dit gezin, Jan Karel (1920-1943) en Gideon Willem (1921-1943), zijn lid van CS6 en hebben van hun kelder een wapen- en bommenopslagplaats gemaakt.

Jan Bons werkt veel samen met de broers Boissevain en brengt hen chemicaliën voor brandbommen die hij op zijn beurt weer krijgt van zijn latere schoonvader Maurits Dekker uit de surrogaatfabriek De Mercuur. Bons neemt voor CS6 ook deel aan spoorwegsabotage. Zo vernielt hij de telefoon- en seininstallaties en de bovenleidingen van trajecten bij Breukelen, Loenen en Vreeland. (141)

Vaak hebben deze studenten of jonge mensen die lid worden van CS6 literaire ambities, wat verklaart waarom vrij veel na de oorlog verschenen geschiedenissen over CS6 door neerlandici i.p.v. historici geschreven zijn. (142)

Het zijn vaak heel jonge mensen, soms nog teenagers, die in opdracht van Kastein wapens gaan transporteren en politieke moorden gaan plegen. (143) CS6-leden van rond de twintig die zich bereid verklaren tot liquidaties of dit ook daadwerkelijk doen zijn bijvoorbeeld Louis Boissevain (1922), Sape Kuiper (1924), Leo Frijda (1923), Reina Prinsen Geerligs (1922) en Geertruida (Truus) van Lier (1921). Zij allen overleven de oorlog niet. De liquidaties roepen ook steeds heftigere represailles van de bezetters op, waardoor ook nog eens talloze gijzelaars en willekeurige burgers het leven verliezen

Frits Denters valt met zijn Spanje-verleden en statenloosheid mogelijk teveel op om deel te nemen aan gewapend verzet. Na de oorlog, als hij nagetrokken wordt vanwege een baan bij het Ministerie van Justitie op het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) geeft hij aan dat hij een ruime algemene ontwikkeling heeft en grote ervaring op literair gebied. Die interesse in literatuur deelt hij dus met veel CS6- leden. (144)

Meerdere leden van CS6 komen bij Milly van Duivenbode over de vloer. De belangrijkste is Gerrit Kastein. Dionisius (Dio) Remiëns (1919-1943), is zelfs officieel op haar adres aangemeld. Ook zijn vriendin Nel Hissink (1897-1943) en Denters vriend Tom Koreman duiken regelmatig bij Milly onder. (145) Zoals we hierboven zagen beginnen Remiëns, Hissink, Koreman en Wainschtok, die daarna samen op de Prinsengracht 876 gaan wonen, ook met aanslagen en worden vanaf begin 1942 intensief gezocht door de SD.

In hoeverre Frits Denters meewerkt in CS6 is niet te zeggen. Er is wel iemand die Freek Mulders aan CS6 verbindt. Dat is Marianne van Raamsdonk (1919-2003), tijdens de bezetting de vriendin van Maarten (Mik) van Gilse. Zij zat in 1937 op de dezelfde Kunstnijverheidsschool als Frits Denters maar moet er door geldgebrek van af. Mulders en Maarten van Gilse zijn vrienden. Ze zaten allebei op de MTS en reisden voor de oorlog als journalisten samen naar Italië. Marianne van Raamsdonk zegt: “De landelijke verzetsgroep CS6 werd hoofdzakelijk door oud-Spanjestrijders opgericht. Onmiddellijk na het uitbreken van de oorlog werd de groep al actief en splitste zich in verschillende ondergroepen, ook van zes man. Voor zover mij bekend bestond de oorspronkelijke groep uit Janric en Mik van Gilse, Walter Brandligt, Dio Remiëns, de oud-Spanjestrijder Freek Mulders en de Haagse arts Jhr. Rhijnvis Feith, maar dat weet ik niet zeker”. (146)

Mogelijk verwart ze de Haagse arts Rhijnvis Feith (1909-1964) met Gerrit Kastein. Beide zijn neurologen en ze zijn bevriend. Ze leerden elkaar kennen op de opleiding psychiatrie. Rhijn geeft tijdens de bezetting onderdak aan opgejaagde communisten. Hij schrijft ze in als patiënt in zijn praktijk aan de Stationsstraat in Den Haag. Kastein woont ook regelmatig bij hem. Rhijn Feith is invalide door polio in zijn jeugd. Hij wordt in 1943 door de SD gearresteerd, zit in Kamp Amersfoort maar wordt vanwege zijn invaliditeit na een paar maanden vrijgelaten. (147) Feiths verzetsrol is waarschijnlijk eerder regionaal terwijl Kastein door heel Nederland actief is.

Walter Brandligt (1901-1943) is een schrijver van streekromans die een aantal jaar in Zuid-Frankrijk woonde en daar ook bezoek kreeg van bevriende kunstenaars die doorreisden naar Spanje om over de burgeroorlog te berichten. Hij tekent niet voor de Kultuurkamer en is betrokken bij het blad De Vrije Kunstenaar en bij de Persoonsbewijzencentrale. Hij wordt verraden door een V-Mann en op 1 oktober 1943 samen met andere CS6 leden gefusilleerd.

Maar zelfs als Mulders niet een van de oprichters van CS6 is, blijkt uit het voorgaande wel dat Mulders, en dus ook Frits Denters, veel omgaan met mensen die het gewapend verzet niet schuwen.

Marianne van Raamsdonk vertelt ook hoe zij en Yara Wainschtok, de Franse vrouw van Tom Koreman, betrokken raken bij “harder” verzet: “Mik (van Gilse A.B.) had in 1942 al een ruime illegale ervaring. Hij was vier jaar ouder dan ik en van hem kreeg ik als het ware instructies. Hoe te handelen in die of die omstandigheden. Wij gedroegen ons naar buiten toe als een zeer vrolijk zorgeloos stel. Maar innerlijk voelde je de spanning langzaam maar zeker oplopen. Niet lang daarna werd ik betrokken bij het ernstigste illegale werk betrokken. Het vervaardigen en distribueren van valse persoonsbewijzen, spionage en de voorbereiding van de liquidatie van landverraders.” (148) “Yara, een medelid van onze verzetsgroep, en ik hebben enkele malen als spionagekoerier gewerkt”. Ze moeten schippers in Delfzijl op “zenuwslopende reizen” informatie brengen. (149)

Daarnaast is er een literaire bron over een verzetsgroep, gebaseert op CS6, waar we in een van de personen Freek Mulders kunnen herkennen. Willem Frederik Hermans (1921-1995) schrijft in 1993 het boekenweekgeschenk “In de mist van het schimmenrijk”, met de ondertitel “Fragmenten uit het oorlogsdagboek van de student Karel R.”. Hierin verwerkt hij gegevens uit een boek dat hij als jonge schrijver aan het einde van de oorlog begon. Dit werk is gebaseerd op het verzet van zijn schoolvriend Bram Kuiper en diens jongere broer Sape Kuiper, die beiden illegaal werk deden voor CS6. Bram Kuiper woonde vanaf januari 1942 op het Nieuwe Suikerhofje. Hermans bezocht Bram Kuiper een paar keer en ontmoette op het hofje ook andere bewoners. In de volgende beschrijving van een zekere Joanny en zijn vrouw, herkennen we Freek Mulders en Milly van Duivenbode:  “Zie je die gitaarspeler nog wel eens, Joanny?”…..”O ja, hij is weg en zijn vrouw ook”….”Joanny liet zich er voor betalen. Dat was zo stom nog niet , als hij zich tenminste niet heeft laten pakken, waar ik bang voor ben”…. “Waarvoor betalen?” vroeg ik. “Hiervoor”, zei Olaf en streek met zijn wijsvinger over zijn hals. “Betalen, door wie?” Vroeg ik en besefte toen pas hoe ik schrok. Ik had Joanny die zichzelf en zijn vrouw uit Parijs naar Amsterdam had gesmokkeld, altijd voor de onschuldigste bewoner van het hofje gehouden. “Ha, Ha, Dikke Gerrit”, vertelde Olaf. Ik kende Dikke Gerrit alleen uit verhalen van Douwe. Hij was een makelaar die in Sliedrecht woonde en zwart handelde in van alles. Hij was bevriend met een meisje in het hofje en bracht vaak jenever en sigaretten voor haar mee. Dikke Gerrit had een prijs gesteld op het hoofd van een NSB’er uit Sliedrecht. Vijftigduizend dulden. Het was waarschijnlijk ook een concurrent van Dikke Gerrit. Joanny had de prijs verdiend, maar nooit gekregen. Voor het zover kwam, was Dikke Gerrit opgepakt.” (150)

Eind november 1942 wordt Freek Mulders op weg naar Johannes Urban in Beekbergen opgepakt met zijn zakken vol met vervalste persoonsbewijzen. (151) Hij wordt aanvankelijk gevangen gehouden en verhoord in de gevangenis van Arnhem. Onbekend is of ze Freek door toeval vinden, bijvoorbeeld bij een controle in de trein, of dat ze hem met de Vonkgroep in verbinding brengen. De Duitsers maken wel snel de verbinding tussen Mulders en zijn vriend Jef Last want op 5 december 1942 komt er vanuit de SD Aussenstelle Arnhem, waar Mulders gevangen zit, een mededeling aan de SD in Den Haag dat ze ook naar Last zoeken. (152) Last blijft met veel geluk heel de oorlog uit handen van de SD, hoewel er tienduizend gulden beloning uitgeloofd wordt voor zijn arrestatie. (153) Ook Frits Denters blijft (nog) op vrije voeten.

Freek Mulders zit na de gevangenis van Arnhem twee maanden in Kamp Amersfoort en vanaf begin 1943 in het nieuwe Kamp Vught. (154) De oudste zoon van Milly, de tweeëntwintig-jarige Gomarus Snelten, zit al vanaf augustus 1942 in Kamp Amersfoort gevangen en wordt ook naar Vught gestuurd. (155)

Onderduik in Den Haag en arrestatiegolf zomer 1943

Omdat Mulders en Denters in Delft op hetzelfde adres wonen moet Frits begin 1943 onderduiken omdat de SD hem op de hielen zit. Na de oorlog zegt Denters: “Begin ’43 moest ik door omstandigheden (S.D.) weg uit Delft en vond een kamer in Den Haag. Ik liet mij pas 1.6.’43 naar Amsterdam overschrijven op het adres van mijn ouders, verbleef echter regelmatig op Lange Poten 39A waar ‘k nog steeds woon”. (156)

Behalve de arrestatie van Mulders speelt mogelijk ook de arrestatie van Gerrit Kastein een rol in Denters’ onderduik. Kastein wordt 21 februari 1943 in Delft in de val gelokt door de SD. Hij heeft drie wapens bij zich, waarvan twee niet direct door de Duitsers gevonden worden. Daarmee doet hij direct na zijn arrestatie nog twee ontsnappingspogingen die mislukken. Eenmaal gevangen gezet in een kamertje op het Binnenhof springt hij door een raam op de tweede verdieping en overlijdt aan een schedelbasisfractuur.

Op Denters’ onderduikadres aan de Lange Poten 39A in Den Haag woont een zekere Anita Cazals, een negenenveertigjarige zangeres (sopraan) van Spaanse en Franse liederen. Waarschijnlijk geeft zij Denters onderdak. Anita Cazals is haar artiestennaam. In werkelijkheid heet ze Johanna Petronella van Hoesel (1894-1978). Ze trouwde in 1915 en heeft twee dochters die ongeveer Frits Denters’ leeftijd hebben. Midden jaren dertig trad ze onder de naam Anita Cazals regelmatig op. Na de oorlog blijft ze op hetzelfde adres Lange Poten 39A wonen en annonceert met privé-lessen Frans en Spaans. In haar overlijdensadvertentie in 1978 wordt ze letterkundige en draagster van het Mobilisatie Oorlogskruis genoemd. Die onderscheiding, ingesteld door koningin Juliana in 1948 is voornamelijk bedoeld voor militairen. Wie hem als burger krijgt heeft “tussen 6 april 1939 en 3 september 1945 militaire werkzaamheden (…) verricht in het belang van het Koninkrijk”. (157)

Ook na de dood van Kastein gaat CS6 door met liquidaties. De SD zoekt de CS6’ers met man en macht. Op een opsporingskaart van de SD, die nu in het stadsarchief van Amsterdam ligt, zijn foto’s van veel van Denters’ vrienden te vinden. (158) Een aantal vrienden lukt het naar het buitenland te ontsnappen. Rudi Polak, die ook in Spanje gevochten had, en Jean-Paul Vroom, die in Delft ondergedoken zit, willen naar Spanje. Het lukt ze Parijs te bereiken, waar ze blijven en contacten met het Franse verzet opbouwen waardoor ze later door hun vrienden Jaap Penraat en Krijn Taconis met valse papieren uit Nederland gesmokkelde Joodse mannen die zogenaamd arbeiders voor de Duitse Atlantikwal zijn, kunnen helpen met hun verdere reis over de Pyreneeën naar Spanje. (159)

Gomarus Snelten, de oudste zoon van Milly van Duivenbode, vlucht na zijn vrijlating uit Vught in februari 1943 mogelijk via de Baltische staten en Zweden naar Engeland. (160) Franciscus (Frans) Dekker (1920-1990), die ook door Milly van Duivenbode genoemd wordt als een van haar onderduikers, monstert met een aantal vrienden aan op een Duits schip en springt voor Zweden van boord. Hij wordt in Engeland door SOE opgeleid en kort voor de bevrijding in Loosdrecht gedropt. (161) Ook journalist Jan van Os (1916) die in 1942 een tijdje officieel op de Lijnbaansgracht bij Milly van Duivenbode gemeld is, wordt een Engelandvaarder. Hij trouwt in de zomer van 1943 in Amsterdam met Flora Gammon (1919-2008). Zij vluchten samen naar Engeland. (162)

Andere aan CS6 verbonden mensen ontvluchten Amsterdam voor een schuilplaats binnen Nederland. Jan Bons zit bijvoorbeeld in Landsmeer in Limburg. Bijna alle vrienden die in Amsterdam en omgeving blijven worden opgepakt en velen zullen dit niet overleven. Tom en Yara Koreman en ook Maarten van Gilse, Marianne van Raamsdonk en Dio Remiëns worden allemaal gearresteerd in de zomer van 1943. Op papier woont Denters dan bij zijn ouders in Amsterdam, in werkelijkheid is hij de meeste tijd op zijn onderduikadres in Den Haag.

Dio Remiëns is in maart/april 1942 ingeschreven bij Milly van Duivenbode op de Lijnbaansgracht 280. Daarna is hij ongeveer een jaar lang getrouwd met Berendina Dammen (1923) en woont met haar op de Lijnbaansgracht 355. (163) Dammen wordt geassocieerd met de beruchte crimineel en oorlogsmisdadiger Bernardus Andreas (Andries) Riphagen (1909 –1973). Riphagen verraadt Joodse Amsterdammers die hij berooft en vervolgens op transport laat stellen. Hij heeft een groot aandeel bij het laten oprollen van de Persoonsbewijzencentrale. Mogelijk speelt Dammen onder het pseudoniem Ansje Wortelboer een rol in het verraad van Simon Bacharach in december 1942, op wie Riphagen zich wil wreken. (164) Dammen vraagt een paspoort aan en woont eind 1943 in Regensburg in Duitsland. (165). Mogelijk komt ze daarna weer terug naar Nederland want eind 1944 verschijnt er een waarschuwing in een verzetsblad om voor deze Gestapo-agent op de hoede te zijn!

Waarschuwing voor Berendina Dammen als Gestapo-agent in: Ons Noodrantsoen: het laatste nieuws voor strijdend Nederland: voor waarheid, vrijheid en recht, 17-11-1944.

Of zij met Remiëns trouwt om toegang te krijgen tot verzetskringen kan ik nergens vinden. In ieder geval laat het echtpaar zich op 4 februari 1943 scheiden. (166) Dio Remiëns heeft dan al een nieuwe partner, Cornelia (Nel) Kossen/Nel Hissink. Remiëns en Hissink duiken onder bij Tom Koreman en Yara Wainschtok op de Prinsengracht 876. Daar woont sinds februari ook Koremans moeder, Johanna Koreman-Veth, die er uit Bloemendaal naartoe verhuisd is. Zij kent Frits Denters en ontmoet hem mogelijk ook hier op de Prinsengracht. (167)

Haar zoon en schoondochter worden gearresteerd als Tom opgepakt wordt met een pakje dat hij voor Yara wegbrengt. Yara, die zwanger is, wordt ook gevangen gezet. Ze zit enige tijd in dezelfde cel als Marianne van Raamsdonk, de vriendin van Mik van Gilse, die er het volgende over schrijft: “Yara was actief in het verzet, maar Tom helemaal niet. Ze heeft hem overal buiten gehouden. (…) In 1943 hadden de Moffen nog het idee, dat zwangere vrouwen vrijgelaten moesten worden. Dat gebeurde ook met Yara. (…) Yara ging gewoon naar huis en heeft toen pas gehoord dat Tom met alle anderen van onze verzetsgroep op 1 oktober 1943 gefusilleerd was. Yara had vlak voor haar arrestatie Tom gevraagd een pakje weg te brengen, zonder dat hij wist dat daar een revolver in zat. Bij een toevallige controle op straat had hij dat pakje bij zich. Het was allemaal haar schuld, zo zag ze dat. De moeder van Tom ving haar op, maar heeft niet kunnen verhinderen dat ze kort daarna zelfmoord pleegde door een overdosis tabletten in te nemen”. (168)

In de herfst van 1943 worden heel veel leden van CS6 gearresteerd. Op 1 oktober worden negentien CS6 leden gefusilleerd, waaronder Tom Koreman, Denters beste vriend, en Mik van Gilse. Ook de jongere broer van hofjesbewoner Bram Kuiper, Sape, is bij deze groep. Op 22 oktober worden nog eens zeven CS6-leden doodgeschoten in de duinen bij Overveen, waaronder Bram Kuiper, die op het Nieuwe Suikerhofje woont. (Zie het artikel over Bram Kuiper op deze website)

Nummer 15: Cécile (Yara) Koreman-Wainschtok – gearresteerd juli 1943, vrijgelaten. Zelfmoord op 12 november 1943.

Nummer 17: Anton Jan Thomas (Tom) Koreman – gearresteerd juli 1943, terechtgesteld 1 oktober 1943.

Nummer 20: Sape Kuiper – gearresteerd 22 juli 1943, terechtgesteld 1 oktober 1943.

Nummer 21: Maarten (Mik) van Gilse – gearresteerd op 23 juli 1943, terechtgesteld 1 oktober 1943.

Nummer 33: Dionisius (Dio) Remiëns – gearresteerd half juli 1943 op een woonboot in de buurt van Abcoude. (Heeft misschien de naam van Mik van Gilse en de Boissevains genoemd). Terechtgesteld 1 oktober 1943.

Nummer 48: Cornelia (Nel) Kossen-Hissink – gearresteerd samen met Remiëns, half juli 1943 in de buurt van Abcoude. In oktober 1943 in Sachsenhausen geëxecuteerd.

Nummer 32 en 41: Jan Hendrik (Janrik) van Gilse- in Den Haag neergeschoten bij arrestatie op 28 maart 1944.

Nummer 42: Maurits (Max) Meijer. Hij overleeft de oorlog en sterft in 1976.

Tussen de foto’s van Cécile/Yara Koreman-Wainschtok en Tom Koreman is op de opsporingskaart de foto te zien van een onbekende man. Zou dit Freek Mulders kunnen zijn? Hij en Frits Denters waren goed bevriend met Tom Koreman. Van Freek Mulders zijn meerdere foto’s online te vinden. Enige gelijkenis is er wel. Van Frits Denters zijn geen foto’s bekend.

Links de onbekende man op de opsporingskaart. Daarnaast drie keer Freek Mulders.

 

en nog een keer Freek Mulders.

 Kamp Vught

De arrestatie van Mulders eind 1942 en de onderduik van Denters begin 1943 zullen het einde betekend hebben van het restaurant De Gastvrije Kikker in Delft. Nu Denters geen werk meer heeft is hij aangewezen op financiële hulp van familie en vrienden. Hij krijgt onder andere geld van de moeder van Tom Koreman, die daarover zegt: “Ik steunde hem financieel gedurende de laatste oorlogsjaren met kleine bedragen”. (170)

Mogelijk krijgt hij ook geld uit een fonds ter ondersteuning van kunstenaars die geen lid zijn van de Kultuurkamer dat was opgezet door de beeldhouwer Frederik Jan (Frits) van Hall (1899-1945), die tegelijk met Freek Mulders in Vught gevangen zit. (171)

Freek Mulders wordt eind maart 1944 om medische redenen uit kamp Vught vrijgelaten. Op zijn kampkaart staat inderdaad dat hij ziek geweest is, maar het is goed mogelijk dat hij geholpen wordt door dokter Steijns, een arts die als gevangene in het kampziekenhuis werkt. Steijns maakt in de loop van 1943 een geheime afspraak met een laboratorium in Utrecht dat voor door hem aangemerkte gevangenen bloed-uitslagen vervalst. (172) Hieronder blijkt wel dat Freek voor zo’n plan de juiste contacten in het kamp heeft.

Zo is het hem eerder al gelukt om via Milly’s oudste zoon een gitaar te regelen, zodat hij ook in het kamp kan spelen. (173) Medegevangene Marius Flothuis, een componist, draagt zijn compositie Twee Stukken voor Gitaar (Folia Habanera), gecomponeerd in Vught juli 1944 aan Mulders op. (174) In Vught raakt Mulders ook bevriend met de oprichter van Het Parool Frans Goedhart. (175) Henk Pelser, de eerste bewoner van het Nieuwe Suikerhofje, hielp Goedhart bij het stencilen van verzetsbladen. (176) Goedhart, die ten dode opgeschreven is, ontsnapt op 2 augustus 1943 uit Vught.

Mulders lukt het door zijn contacten in kunstenaarskringen een baantje te krijgen op het schilderatelier waar de gevangenen borden en kunstwerken voor de SS moeten schilderen. Medegevangene Frits van Hall omschrijft de sfeer daar als volgt: “Ons atelier is het enige menselijke plekje van het kamp, het is hier heerlijk rustig –Johan tekent een van de doktoren, Freek Mulders speelt gitaar en ik zit met een fles wijn bij de kachel; van een concentratiekamp gesproken!”. (177)

Ook leert Mulders hier Jo Elsendoorn kennen. Een jonge linkse Amsterdamse verzetsman uit de groep van Tjalling Bakker die we hierboven al zagen bij het maken van brandbommetjes. Elsendoorn arriveert begin maart 1943 in kamp Vught en schrijft na de oorlog het volgende over Freek Mulders, met wie hij in Vught samenwerkt om het kamp op te meten voor een maquette: “Ik rook een kans en maakte Piet duidelijk dat ik met mijn tekenakte best voor technisch tekenaar kon doorgaan. Een andere gevangene, die al op de maatschappelijke ladder was opgeklommen tot Sanitäter, bood zich ook aan. Freek Mulder heette hij. Piet Vermaat droeg ons voor en kreeg zijn zin. Freek, die de taak had kleine verwondingen van gevangenen te verzorgen en wat met aspirine werkte, was een man met veel ervaring en fantasie. Hij had aan de kant van de Roden gevochten in de Spaanse burgeroorlog tegen Franco. (…) Hij was gevangene gemaakt en in een gevangenis gezet. Maar deze gevangenis werd door de Roden voorzichtig open gebombardeerd, waardoor de gevangenen over de kapotte muren naar buiten konden stappen. Zo’n gebeurtenis kon hij met zoveel verve en fantasie vertellen, dat nuchtere toehoorders hem wel eens vroegen of dat nu wel allemaal zo gebeurd was. Hij trok dan minachtend zijn wenkbrauwen op en zei: ‘Zak, alsof het om de waarheid gaat!’” (178)

Als het atelier wordt opgeheven lukt het de daar werkende gevangenen om overgeheveld te worden naar de tekenkamer van Philips. De Philips werkplaats, waar radio’s en knijpkatten worden gemaakt, is een begeerde werkplek in kamp Vught. De gevangenen worden er menselijk behandeld en krijgen een extra warme maaltijd, de zogenaamde philiprak. Mulders krijgt volgens Elsendoorn ook informatie van een Philips-medewerker: “Van de internationale situatie waren we redelijk op de hoogte, via de vrije arbeiders en één van de Philips-beambten, waar Freek, alleen hij, contact mee had.” (179)

Overigens lukt het Elsendoorn om uit Vught te ontsnappen. Hij neemt op 3 augustus 1943, één dag na Frans Goedhart, de benen en zit eerst in Haarlem ondergedoken, daarna op twee adressen in Amsterdam, waaronder het Nieuwe Suikerhofje. (180)

Freeks vrouw Milly heeft veel moeite gedaan om Freek vrij te krijgen uit Vught: “Ik heb hem uit het kamp gehaald in de oorlog. Anderhalf jaar lang heb ik elke week vier uur met de commandant van kamp Vught gepraat om hem te overtuigen van Freeks onschuld”. (181) Als Freek Mulders op 31 maart 1944 vrijkomt gaat hij naar Amsterdam. Een paar maanden later scheiden hij en Milly van Duivenbode. In augustus 1944 opent Mulders weer een restaurant in Amsterdam. Hij noemt het Iberia en gaat er Spaans koken. In het pand op de Spuistraat 330 had kort daarvoor nog een restaurant voor soldaten van de Wehrmacht gezeten met de naam Express-Klause.

Iberia en de hongerwinter

Ook achter dit restaurant zit weer een verzetsidee. Het is de bedoeling om de in deze tijd van voedselschaarste de voedselvoorziening van de verzetsgroep en hun onderduikers op peil te houden. Een lid van De Vonk groep schrijft: “Het restaurant van Freek – waar veel zwarte handelaren kwamen om duur te eten en een kostbaar borreltje te drinken – zou dienst doen om de koeriersters en de koeriers tussen de middag een warme maaltijd te verschaffen. Dat plannetje is, het zij U medegedeeld, volkomen gelukt, dank zij de medewerking van Freeks compagnon….. de bekende N.S.B.-uitgever, de zoon van de boerenleider Roskam, die daarmede blijkbaar wilde trachten zich bij het verzet een wit voetje te verschaffen.” (182) Het is niet bekend of Frits Denters met dit restaurant van Mulders nog iets te maken heeft.

Restaurant Iberia in 1944. Aan de onderkant van het raam nog Duitse reclame voor Original Pilsner Urquell uit de tijd dat het een restaurant voor Wehrmachtssoldaten was met de naam Express-Klause.

De hierboven genoemde compagnon van Freek is Hendrikus Roskam (1914). Zijn uitgeverij zit op de Keizersgracht 786, waar hij ook woont met zijn Duitse vrouw en babyzoontje. In januari 1945 vertrekt/vlucht het gezin naar Duitsland waar Hendrikus’ vader Evert Jan Roskam (1892-1974) ook al woont. Evert Jan was in 1933 lid van de NSB geworden en specialiseerde zich op landbouw, hoewel hij handelaar en geen boer was. Tijdens de bezetting wordt hij “Boerenleider” van de Nederlandse Landstand, waar alle boeren vanaf 1941 lid van moeten worden. Hij is een slechte manager en tolereert corruptie binnen deze organisatie waardoor hij gedwongen wordt zich terug te trekken. In 1944 verhuist hij naar Duitsland waar hij in 1945 gearresteerd wordt. Hij zit in Nederland maar drieënhalf jaar in de gevangenis omdat verzetsmensen een goed woord voor hem doen.

Hendrikus Roskam (SAA paspoortaanvragen)

Van november 1944 tot februari 1945 wonen Jef Last en Freek Mulders op een onderduikadres aan de Weesperzijde 26. (183) Ook na de bevrijding werken ze samen, o.a. aan een bevrijdingsfeest van de Chinese gemeenschap waarvoor Jef last het scenario schrijft en Mulders voor de rekwisieten zorgt en een verslag voor De Vlam, de opvolger van het illegale blad De Vonk, schrijft. (184)

Denters komt waarschijnlijk in Den Haag de hongerwinter door. Mogelijk heeft hij iets te maken met het (militaire) verzetswerk waarvoor Johanna Petronella van Hoesel alias Anita Cazals na de oorlog een onderscheiding krijgt. Frits Denters wordt op de valreep nog door de Duitsers opgepakt en in het Oranjehotel in Scheveningen opgesloten. Daar wordt hij op 6 mei 1945 bevrijd. (185)

Na de oorlog

Frits Denters krijgt na de oorlog -zoals veel verzetsmensen- een taak bij het proces van berechting van oorlogsmisdadigers, collaborateurs, NSB’ers en Nederlandse nazi’s. Hij begint deze baan bij het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) in februari 1946. De rollen zijn nu omgedraaid en NSB’ers worden gevangen gehouden in gevangenissen en kampen. Bij Denters’ sollicitatie voor de baan bij het DGBR geeft de moeder van zijn vriend Tom Koreman hem een gunstige referentie, waaruit ik hierboven een paar keer geciteerd heb. (186)

Denters werkt als controleur bij de Dienst Centrale Registratie en Statistiek in buitendienst en is van maandag tot en met vrijdag op pad om bewarings- en interneringskampen te bezoeken, onder andere in Den Haag in Duindorp en in de cellenbarakken in Scheveningen, waar hij zelf een jaar eerder nog vast zat. Er is ook sprake van dienstreizen naar detentiekampen in de mijnstreek in Limburg en naar de oostelijke provincies. Hij heeft te maken met onderwerpen als detentieverlenging en maakt een lijst van vrouwen met kinderen tot 16 jaar. Hij verdient 8 gulden per dag.

Dan gebeurt er iets vervelends, waarbij zijn verleden als communist en Spanjestrijder tegen hem gebruikt wordt. Hij maakt een fout bij zijn declaraties en declareert een dag -dus 8 gulden- te veel. Zijn baas wil hem op staande voet ontslaan “daar zich eerder moeilijkheden met declaraties van den Heer Denters hebben voorgedaan”.

Het hoofd personeelszaken springt voor hem in de bres: “Ondanks het dwaze van zijn verhaal ben ik geneigd hem te geloven”. Verder wijst hij erop dat Denters als hij op staande voet ontslagen wordt problemen krijgt met het terugkrijgen van zijn Nederlandse nationaliteit. Bovendien heeft hij oog voor de vooroordelen ten aanzien van (vermeende) communisten: “Deze man heeft alles te verliezen. Hij heeft thans negen maanden bij het Directoraat Generaal voor Bijzondere Rechtspleging gewerkt en goed gewerkt. Als oud-Spanjestrijder heeft hij den naam communist te zijn. Vandaar ook dat van de zijde van den Heer Hooghuis, zoodra deze man bezwaren ergens tegen maakt onmiddellijk het oordeel communist en opruier komt”.

Uiteindelijk krijgt Denters begin 1947 eervol ontslag en moet hij op zoek naar een andere baan. Hij hoort wel bij de groep van oud-Spanjestrijders die in januari 1947 als eerste hun Nederlandse nationaliteit weer terugkrijgen. Tegelijk met hem krijgen bijvoorbeeld ook Jef Last en Maurits (Max) Meyer hun Nederlanderschap terug. (187) Veel andere oud-Spanjestrijders moeten in het naoorlogse Koude Oorlogsklimaat tientallen jaren wachten voor ze weer een Nederlands paspoort krijgen of sterven statenloos.

Denters krijgt daarna zijn leven op orde. Hij trouwt in 1947 met Maria Lena Roos (1911-1968) en krijgt twee dochters. Hij gaat naar de kweekschool en maakt die af, waarna hij in het onderwijs werkt. Eerst op openbare basisscholen en daarna als leraar Engels op een LEAO (Lager Economisch en Administratief Onderwijs, een onderwijsvorm die niet meer bestaat) aan de Roemer Visscher Straat in Moerwijk, een van de nieuwe Haagse naoorlogse wijken in de buurt van het Zuiderpark. (188) De leerlingen uit 1969/1970 hebben over het algemeen goede herinneringen aan deze school en ook aan Denters, die beschreven wordt als: “lieve oudere leraar (…) die supergoed Engelse les gaf. Hij draaide sjekkies uit een klein zilveren doosje en vertelde oorlogsverhalen.” (189)

Denters vrouw sterft in 1968 op zevenvijftig jarige leeftijd. In 1969 sterven allebei zijn ouders.

Dat Denters Engelse les gaat geven is misschien wel ingegeven door zijn vriend Freek Mulders, die in 1947 naar de VS emigreert en in Chicago, New York, Hollywood en San Francisco woont. Als Mulders uiteindelijk zijn draai als musicus in de Spaanstalige gemeenschap van Californië gevonden heeft wordt hem vanwege zijn communistische verleden een verblijfsvergunning ontzegd en verhuist hij in 1953 met zijn Amerikaanse vrouw naar Mexico. Daar zet hij een winkel in Indiaanse kunstnijverheid op en gaat hij onderzoek doen naar pre-Columbiaanse muziek. Verder is hij correspondent voor de Groene Amsterdammer. Hij sterft op negenveertigjarige leeftijd in 1960 in een Mexicaans ziekenhuis. (190) Milly van Duivenbode blijft in het huis aan de Lijnbaansgracht wonen tot ze de trappen niet meer opkomt. Zij verhuist dan naar het Rosa Spierhuis in Laren, een bejaardentehuis voor oudere kunstenaars, waar ze op 13 december 1984 overlijdt.

Denters sterft in Den Haag in 1990.

NOTEN

1. Huurlijsten van het Nieuwe Suikerhofje/Prinsenklooster. Uit privé-archief Simcha von Benckendorff.

2. Voor Tom Koreman zie ook het artikel over Emile en Ada Sindram op deze website.

3. Tonnie Luiken, Personen en locaties in het boekenweekgeschenk. Een tragische familiegeschiedenis, WFH-verzamelkrant, sterfboek 2, 1999, p. 153-155.

4. Gegevens over Frits Denters en andere Spanjestrijders zijn voornamelijk gebaseerd op: https://spanjestrijders.nl/

5. Militieregisters Stadsarchief Amsterdam. Hij wordt afgekeurd omdat hij nogal dun is voor zijn lengte.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

6. Zie hiervoor het artikel over Herman Maillette de Buy Wenniger op deze website.

7. Paul Arnoldusse, De geheimen van het studentenklooster, Het Parool, 21 november 1998.

“Bewoners of onderduikers, de scheiding was op het hof niet zo duidelijk. Freek Mulders, een Oud-Spanjestrijder, was er een poosje. Zijn vriend Jef Last was vaste gast”.

Een ander onderduikadres van Mulders was Prinsengracht 422, waar Meavedea Dekker woonde. Dit huis was onbewoonbaar verklaard.

Grootboeken Nieuwe Suikerhofje, Privé-archief Simcha von Benckendorff.

8. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

9. Hoewel Denters als achternaam weinig voorkomt in Amsterdam, is er niet heel veel over zijn ouders te vinden. Zijn vader komt uit een grote katholieke familie uit Utrecht (de oudste zus is non) en zijn moeder Dorothea Stallmann uit Bussum. Ze zijn in 1909 getrouwd en komen in 1912 in Amsterdam wonen met hun eerste kind, een dochtertje, dat nog in Utrecht geboren is. Drie jaar later word Frits geboren. Hij krijgt nog twee zusjes, in 1917 en 1919. Twee van zijn zussen worden later onderwijzeres/kinderverzorgster. Zijn vader werkt als boekhouder. Zijn moeder werkte voor haar huwelijk in Bussum als winkeljuffrouw. Het enige opvallende aan het gezin Denters, behalve Frits’ tijd in Spanje, is dat Frits’ jongere zussen in 1941 allebei vrijwillig naar Duitsland vertrekken om daar te gaan werken. Zijn jongste zus gaat als secretaresse werken voor een chemiebedrijf, de andere zus voor de Verein Innere Mission in München, een protestante liefdadigheidsinstelling. Zie: Stadsarchief Amsterdam, Tewerkgestelden ’40-’45.

10. Zie voor de ervaringen van Denters en zijn vrienden in Spanje: https://spanjestrijders.nl/

11. Nationaal Archief, Den Haag, 2.09.99 Archief van het Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders, (1937-1941). Inv. nr. 61 – “Fritz”; geb. —; OS 249. 1941

12. zie noot 10.

13. https://spanjestrijders.nl/sites/default/files/docs/rgaspi._f._545._op._2._d._303stevens.jpg

14. https://spanjestrijders.nl/bio/bandsma-wim

15. https://spanjestrijders.nl/bio/schoen-harry

16. Idem.

17. SAA, archiefkaart Frits Gerard Jozef Denters.

18. vervallen

19. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

20. Algemeen Rijksarchief Den Haag-A-Dossiers Buitenlandse Zaken (1836) 1919-1940-2.5.21/1677.

via: www.resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst

21. https://oorlogsgravenstichting.nl/persoon/83327/anton-jan-thomas-koreman Tom Koreman en Yara Wainschtok hebben in de eerste helft van 1942 op het Nieuwe Suikerhofje gelogeerd/ondergedoken gezeten. Zie hiervoor het artikel over Emile en Ada Sindram op deze website.

22. https://spanjestrijders.nl/bio/denters-frits

23. SAA woningkaarten.

24. https://spanjestrijders.nl/bio/gilse-janrik-van

‘Voor de publieke rust uiterst gevaarlijk persoon’. De officier van justitie van het arrondissement Amsterdam stelde zelfs voor hem als ‘staatloze vreemdeling uit ons land te doen zetten’ (ambtsbericht dd 31 juli 1939).

25. NL-HaNa, Justitie/DGBR/Personeelsdossiers, 2.09.70, inv. Nr. 3832, brief van J.A. Koreman-Veth.

Johanna Adriana Koreman-Veth (weduwe sinds 1933) geboren 1892. Getrouwd met Anton Koreman in 1913. Woont sinds 31 januari 1944 in de Zaanenstraat 38 in Haarlem. Daarvoor in hetzelfde huis als haar zoon aan de Prinsengracht 876 (feb. 1943-jan. 1944). Voor haar verzetsactiviteiten zie het artikel over Emile en Ada Sindram op deze website.

26. Idem.

27. www.resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst

28. Rudi Wester, Jef Last 1898-1972. Bestaat er een raarder leven dan het mijne?, Amsterdam 2021, p. 305.

29. Of Denters Jef Last in Spanje ontmoet heeft is niet bekend. Denters vriend Harry Schoen kreeg in Spanje Spaanse les van Last. Freek Mulders woont in 1941 een tijd bij Frits Denters op het Nieuwe Suikerhofje en Jef Last, die elders op de Prinsengracht woont komt dan vaak op bezoek.

30. Examens MTS: De Standaard 15-2-1932.

31. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

32. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

33. SAA Militieregisters.

https://spanjestrijders.nl/bio/polak-rudolf

34. https://spanjestrijders.nl/bio/polak-dick

35. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/68654055/?p=1&s=Rudolf%20Polak%201917&doc_id=68654055

Mogelijk gaat hij samen met de jonge kunstenaar Johannes Paul (Jean-Paul) Vroom (1922-2006) die weigert lid te worden van de Kultuurkamer en in 1943 ook van plan is via Spanje naar Engeland te vluchten maar uiteindelijk in Parijs blijft en daar in 1944 zelfs grafiek gaat studeren aan de École Estienne. Vrooms moeder kwam oorspronkelijk uit Parijs.

Jean-Paul Vroom werkt in Parijs samen met Jaap Penraat (1918-2006) en Krijn Taconis (1918-1979) die tot april 1944 meerdere keren vanuit Nederland met zogenaamde arbeiders voor de Atlantikwall naar Frankrijk reizen. In werkelijkheid zijn dit Joodse mannen met valse papieren. In Parijs brengt Vroom deze mensen naar zijn contacten in het Franse verzet die hen helpen over de Pyreneeën naar Spanje te vluchten. In totaal zijn het twintig reizen met elke twintig man, dus zo’n 400 mensen.

Zie: Richter Roegholt, De stad is een gesprek: terugblik op mijn leven, Het Spinhuis 2003.

36. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

37. https://www.cafeeijlders.com/geschiedenis-cafe-eijlders

Penraat, die in 1940 afstudeert als binnenhuisarchitect aan de Kunstnijverheidsschool, trouwt in datzelfde jaar met Eleonore (Noortje) Dekker, de dochter van Maurits Dekker. Na een scheiding trouwt ze in 1953 met Jan Bons.

38. Algemeen Handelsblad 4-9-1941.

39. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170. Mededeling Ida Last-ter Haar.

40. https://rkd.nl/nl/explore/artists/24692

41. https://cornelissenendejong.nl/15544/

42. Algemeen Rijksarchief Den Haag-A- Dossiers Buitenlandse Zaken (1836) 1919-1940 2.5.21 1677 via: http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst

43. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

Het Parool 18-3-1983.

44. Rudi Wester, Jef Last 1898-1972. Bestaat er een raarder leven dan het mijne?, Amsterdam 2021, p. 322-323.

45. Op de CID-lijst staan bijvoorbeeld Janrik van Gilse, Rudolf Polak, Gerrit Kastein (Leiden), Jef Last met zijn vrouw Ida Last-ter Haar en Henk Sneevliet.

Denters staat niet op de lijst maar is automatisch verdacht in de ogen van de bezetter omdat hij zijn Nederlandse nationaliteit verloor en dus statenloos is.

46. Zo wordt zijn fiets bijvoorbeeld voor het huis van Milly gestolen op 10 april 1942. SAA Politierapporten ’40-’45.

47. Toby Vos: SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het onderzoek naar Amsterdamse panden die een belangrijke rol in het verzet 1940-1945 hebben gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen).  31: Ongeordend materiaal, p. 167-168.

Voor Laura Kuiper zie: artikel over Bram Kuiper op deze website

Hoyer sterft na een val van de trap op 20 februari 1943. Zie hiervoor ook het artikel over Bram Kuiper op deze website.

48. Van de vrienden waarmee Denters in 1937 naar Spanje vertrekt; Wilhelmus (Wim) Bandsma (1916-1971), Theodorus (Dorus) van Laar (1915-1985) en Henri Louis Hubert (Harry) Schoen (1915-1969) blijft Bandsma ook na de oorlog lid van de CPN (tot aan zijn dood in 1971). Van Laar krijgt in 1947 zijn Nederlandse nationaliteit. Schoen zit vanaf 9-3-1944 in Amersfoort gevangen, vanaf 18-4-44 in Buchenwald en vanaf november 1944 in een buitenkamp van Buchenwald in Halberstadt waar hij dwangarbeid moet verrichten in de Junkers-fabriek. Op zijn kampkaart van Buchenwald staat dat hij een een oude schotwond aan zijn rechteronderbeen heeft, die hij waarschijnlijk heeft opgelopen in de Spaanse Burgeroorlog. Schoen krijgt ook in 1947 zijn Nederlandse nationaliteit terug, net als zijn halfbroer Nap van den Brink.

49. https://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_340764~over-jan-bons~.html

Minuut 32.00-33.00.

Bons geeft in zijn woning op de Prinsengracht 256 een tijdje een onderduikplek aan de jonge Joodse violist Theo Olof Wolffberg (1924-2012), die in 1933 met zijn moeder uit Duitsland naar Nederland vluchtte en bij de familie Boissevain woont. Op zijn eerste onderduikadres, georganiseerd door Mies Boissevain leert Theo Olof de pianist Jan Huckriede (1914-2002) kennen. Huckriede komt regelmatig op het Nieuwe Suikerhofje, waar in de kapel een vleugel staat waar hij op speelt. Via Huckriede vindt Theo een onderduikadres bij Jan Bons. Theo Olof: “Ik werd op een bovenhuis ondergebracht bij Jan Bons. Hij was toen nog vrijgezel en ontwerper. 

50. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

51. Rudi Wester, Jef Last 1898-1972. Bestaat er een raarder leven dan het mijne?, Amsterdam 2021, p. 241 e.v.

52. 56. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

53/54. vervallen

55. IISG, De Wegbrengers: een aantal herinneringen van zijn verzetsvrienden: voor Mathieu Smedts, 26.5.1913 -80- 26.5.1993.

Zie ook het artikel over Henk Pelser op deze website.

56. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

57. Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in Oorlogstijd, Amsterdam 1991, p. 41-42.

58. NIOD 185c Het Parool-169 Verklaring van Jacques Gans, Bob Buys, J.M. Eylders, Gerard den Brabander, A. Bakels en Jan Spierdijk over een tehuis dat Eddy Davids tijdens de bezettingsjaren op de Kerkstraat 34 te Amsterdam heeft ingericht voor kunstenaars en intellectuelen die door de Duitse bezetter niet meer konden of wilden werken, Z.d.

59. https://www.joodsmonument.nl/nl/page/157643/bernard-davids

60. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

Ben Braber, Waren mijn ogen een bron van tranen. Een joods echtpaar in het verzet 1940-1945, Amsterdam 2015.

Voor meer over de Nederlandse Volksmilitie en Sally Dormits zie het artikel over Margreet Taselaar op deze website.

61. De Vrije Katheder 15-11-1943.

62. Maasbode 6-3-1940.

63. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

64. Lo’s vrouw Gretha (Greet) Leijden van Amstel (1903-1981) is in november 1943 ingeschreven op het oude adres van Freek Mulders en Milly van Duivenbode in de Kerkstraat 251. Ze zit dan al ondergedoken. Zie: SAA Archiefkaarten Gretha Leijden van Amstel.

https://www.joodsmonument.nl/nl/page/197483/lodewijk-lopes-cardozo

65. Algemeen Handelsblad 28-8-1941 en 4-9-1941.

66. Nick ter Wal, De oorlog doorkomen, 12 april 2017. https://artistiekbureau.wordpress.com/tag/oorlog/

67. Rudi Wester, Jef Last 1898-1972. Bestaat er een raarder leven dan het mijne?, Amsterdam 2021, p. 317 en 323.

68. Voorbeelden zijn ook de surrogatenfabriek De Mercuur (zie Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in Oorlogstijd, Amsterdam 1991, p. 60-62) en handelsmaatschappij Corunda waar onder de naam “El Pintor” kinderboeken en spellen uitgeven worden. Die worden onder pseudoniem gemaakt door kunstenaars die niet legaal kunnen werken, o.a. Manuel van Loggem en Jef Last.

https://www.groene.nl/artikel/kabouter-zonder-baard

Jaap Penraat start nadat hij niet voor de Kultuurkamer tekent maar wel geld moet verdienen een bedrijfje waar van gips reliëftegels gemaakt worden en waar veel onderduikers werken.

https://www.vpro.nl/programmas/ovt/speel~POMS_VPRO_209695~fragment-ovt-17-juni-uur-2-33-min-spoor-terug-jaap-penraat-deel-1~.html

69. Paul Arnoldusse, De geheimen van het studentenklooster, Het Parool, 21 november 1998.

70. https://lkca.nl/wp-content/uploads/2020/02/170101-inhoudelijke-richtlijnen-kaderopleiding-klassiek-gitaar.pdf p. 21-22.

71. De Nieuwe Koerier 2-2-1942.

72. Het Parool 5-5-1990.

73. De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 20-4-1941.

74. Rudi Wester, Jef Last 1898-1972. Bestaat er een raarder leven dan het mijne?, Amsterdam 2021, p. 319.

75. Last en ter Haar scheiden in 1938 en hertrouwen in 1946.

76. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

77. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

78. SAA Archiefkaart Anna Sophia Ikking (1899-1981).

79. De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 20-4-1941.

Algemeen Handelsblad 4-5-1941.

80. Rudi Wester, p. 320.

81. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

82. Rudi Wester, p. 316

In Den Haag verscheen een voorloper van de het communistische blad De Waarheid dat ook De Vonk heette. Deze twee De Vonken zijn verschillende bladen.

83. Rudi Wester, p. 321-324.

84. Molenwereld, 19e jaargang 2016 nr. 1, p. 26.

https://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=676

85. De Standaard 21-9-1934.

De Gooi- en Eemlander: nieuws- en advertentieblad 05-06-1935.

86 Zie noot 65.

Ze gaat na de oorlog tot eind jaren vijftig door met exposeren, onder andere met werk van haar zoon Gomarus Snelten.

87. De Krakeelakker is een leegstaande boerderij waar eerder een museum met opgezette vogels zat. Naast tentoonstellingen worden er in de zomer van 1941 ook cabaretavonden georganiseerd. Mogelijk was deze tentoonstellingsruimte de inspiratie voor Milly van Duivenbode’s “De Krulle”. Gras Heyen had eerder al in de Krakkeelakker geëxposeerd en woonde er blijkbaar ook (“in het keukentje”).

Algemeen Handelsblad 4-9-1941.

88. https://nl.wikipedia.org/wiki/Arie_Bijl

89. In 1941 wordt Mulders fiets twee keer gestolen, beide malen in Amsterdam, hoewel hij als officieel adres Kortenhoef opgeeft bij de aangiftes op het politiebureau. Interessant zijn de adressen waar de fietsen gestolen worden. De eerste fiets, die zes gulden waard was, wordt midden januari 1941 ‘s ochtends gestolen voor een huis op de P.C. Hooftstraat 146. Hier woont de oogarts Floor Wibaut jr., zoon van de bekende Amsterdamse wethouder Wibaut (die overigens een jarenlange verhouding had met de tante van Bram Kuiper). Floor Wibaut jr. zit in het artsenverzet. Rond deze tijd woont Eva Berdien hier ook. Zij is joods maar laat geen J in haar persoonsbewijs stempelen en draagt later ook geen ster. Ze is heel de bezetting door steeds “een beetje ondergedoken” op verschillende adressen in heel Nederland. Pas aan het einde van de oorlog duikt ze echt onder in de bossen bij Nunspeet.

Eind november 1941 wordt weer een fiets van Mulders gestolen. Dit keer een duurder model “Royal” van f 70,- Deze keer staat de fiets voor de Prins Hendriklaan 36. Hier wonen Gert Waller, een statenloze uit Duitsland gevluchte Joodse bankier, en Ellen Zlata Waller-Kahn, die in 1924 met haar familie uit Duitsland naar Nederland kwam. Ellen was in 1939 als leerling-journalist begonnen bij het NRC maar raakte als Joodse in 1940 haar baan alweer kwijt. De Waller-Kahns duiken niet onder en moeten na hun huwelijk in juli 1942 gedwongen verhuizen naar de Transvaalbuurt. Van daaruit komen ze in Westerbork en Bergen-Belsen. Ze overleven deze kampen en wonen na de oorlog weer in Amsterdam.

90. Gooi- en Eemlander 14-1-1942.

91. Paul Arnoldusse, De geheimen van het studentenklooster, Het Parool, 21 november 1998.

92. Arie Bijl (1906-1945), die de molen onderverhuurt aan Freek, was een Leids natuurkundige die samenwerkte met Hendrik Kramers. Voor oorlog had hij contacten met Tinbergen en Einstein over het toepassen van natuurkundige principes op economische vraagstukken. Zijn boek Werkgelegenheidspolitiek: Ordening in een vrije economie verscheen postuum in 1953.

93. Obituary Dr. Julius Podolanski, door L. Rosenfeld, Nature, volume 175, pp. 795-796 (1955).

94. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/130354344/?p=1&s=Julius%20Podolanski&doc_id=130354344

95. Anja Skaar Jacobsen, Léon Rosenfeld: Physics, Philosophy and Politics in the Twentieth Centrury, 2012, p. 166. Zij noemt Rosenfeld een “philosophically-oriented Marxist”. C.D. Andriesse, Dutch Messengers: A History of Science Publishing, 1930-1980, Leiden 2008, p. 101-102.

Obituary Dr. Julius Podolanski, door L. Rosenfeld, Nature volume 175, pp. 795-796 (1955).

Andriessse en Skaar Jacobsen citeren Marie van Rossem een Leidse studente die Podolanski in de oorlog helpt en in 1948 met hem trouwt.

96. Obituary Dr. Julius Podolanski, door L. Rosenfeld, Nature, volume 175, pp. 795-796 (1955)

97. Gooi- en Eemlander 14-1-1942: “Een der fraaie molens van Curtevenne afgebrand”.

98. Molenwereld 19e jaargang 2016, nr. 1, p. 26.

99. https://www.leiden4045.nl/storm-wim/

Rudi Wester, p. 334.

Selma van de Perre-Velleman werd door deze groep geholpen en verrichte voor de groep zelf ook illegaal werk.

100. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 5, tweede helft, p. 801 en deel 6, eerste helft, p. 163.

Overigens is niet voor alle sabotage springstof nodig. Een veel voorkomende vorm van sabotage in 1941 en 1942 is het doorknippen van bovengrondse militaire kabels.

101. https://spanjestrijders.nl/bio/gilse-janrik-van

Bert van Gelder heeft in zijn boek “Brand bij de Wehrmacht!”. Verzetsgroep De Vonk Den Haag 1942-1943, kritiek op de fixatie van het linkse verzet op brandbommen (en op wapens), terwijl voor brandstichting een simpele fakkel ook afdoende geweest zou zijn. Hieronder laat ik zien dat in ieder geval in de omgeving van Freek Mulders nogal wat mensen meewerken die ervaring hebben met springstoffen door hun dienstplicht bij de genie en/of hun Spaanse tijd bij de genietroepen. Door deze achtergrond zijn ze misschien eerder geneigd brandbommen en springstof te gebruiken.

101. R. Dijkstra, De Spaanse hemel spreidt zijn sterren, Utrecht 201, vanaf p. 215.

Blijkbaar kon de CPN via een contact bij de staatsmijnen aan trotyl komen.

102. Maurits (Max) Meijer werkte als grenswachter aan de Spaans-Franse grens. Zie: De Waarheid, 24-12-1974. “De enige Hollandse carabinero in Spanje.” Freek Mulders noemt zich in Spanje “Fred”.

https://spanjestrijders.nl/sites/default/files/docs/mulders.jpg

De “Mayer in Barcelona” die hier genoemd wordt is volgens mij Max Meijer. Nederlandse namen worden in documenten uit die tijd vaak “verduitst”.

103. https://spanjestrijders.nl/bio/gilse-janrik-van

104. “De bouwdienst (toen: Staf der Genie) kreeg bij de mobilisatie in 1939 de immense taak een aantal verdedigingslinies in te richten. De bouw van honderden kazematten en schuilplaatsen in korte tijd was een enorme prestatie. De genietroepen bleven niet achter: van tal van bruggen moest de vernieling worden voorbereid. Ook voor de vele verhakkingen en krateringen werden springladingen voorbereid en opgeslagen.”

https://www.defensie.nl/onderwerpen/historische-canons/historische-canon-regiment-genietroepen/het-regiment-paraat/geschiedenis-1748-1945

105. https://spanjestrijders.nl/sites/default/files/docs/11emebrigade.pdf

Andere Nederlanders bij deze genietroep zijn Jacob Heshof en Johannes (Jan) Meyer. Meyer zat in de sabotagegroep van Tjalling Bakker in Amsterdam.

Via: https://spanjestrijders.nl/bio/boekel-albert-van

106. Net als Jan Karel Boissevain (1920-1943) die samen met zijn broer Gideon in de kelder van hun huis aan de Corellistraat 6 springstoffen maakt en wapens opslaat.

107. Hier nog een verhaal over een sabotagegroep in Deventer: http://struikelstenen-deventer.nl/17-verhaalverzetsstrijders/206-anton-klein-bussink

108. Zie het artikel over onderduikers Jo Elsendoorn en Bob Hanf op deze website in “De inval van de SD in april 1944” en het boek van Jo Elsendoorn, De vermorzeling. Het verhaal van een overlevende, Amsterdam 1979.

109. Jo Elsendoorn, De vermorzeling, p. 47-57.

110.  Idem, p. 47 en 56.

111. J. Morriën, Jan Brasser over het gewapend verzet, in: Politiek en Cultuur. Tijdschrift, gewijd aan de theorie en de praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN, p. 56-73.

112. Bert van Gelder, Brand bij de Wehrmacht. De Vonk Den Haag 1942-1943, De Zilverdistel 2005, p. 134.

113. A. A. Verhey, CPN Verzet in de regio Rotterdam 1940-1945, Rotterdam 1999, p. 220.

Zie ook het artikel over Vica Taselaar op deze website.

114. https://spanjestrijders.nl/bio/prins-hendrik

https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/Node/3428

115. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

SAA Archiefkaart Dionisius Rëmiens.

116. Zie noot 60.

117. https://www.joodsamsterdam.nl/simon-bacharach-het-verraad/

118. SAA Archiefkaart Johanna Adriana Veth.

119. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

Voor het verzetswerk van Johanna Koreman-Veth zie het artikel over Emile en Ada Sindram op deze website.

120. https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/dionisius-remiens

121. Voorbeelden van MIL en CS 6 aanslagen uit Bianca Stigter, Atlas van een bezette stad. Amsterdam 1940-1945, Amsterdam/Antwerpen 2019.

122. https://spanjestrijders.nl/search/node/Kastein

123. SAA Archiefkaarten Frits Gerard Jozef Denters en Freerk Johannes Mulders.

Delftsche Courant 5-5-1942.

124. Delftsche Courant 5-5-1942.

125. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

126. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170. Mededeling van Jan Bons.

127. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

128. SAA Archiefkaart Freerk Johannes Mulders.

129. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170. Mededeling van Milly van Duivenbode.

130. Idem. Het adres is De Hoeven 24.

131. Delpher en National Archives of Australia, K 1331 1956/URBAN J. Arrived Fremantle per Himalya 14 May 1950.

Mogelijk kennen Arie Bijl en Johannes Urban elkaar. Beiden houden zich in de jaren dertig bezig met het werklozenvraagstuk. Urban zet zich vooral lokaal voor Apeldoornse werklozen in, vanuit sociaal-democratisch en vakbond-perspectief. Bijl uit wetenschappelijk interesse. Hij correspondeert met Jan Tinbergen, die natuurkundige principes wil toepassen op economische vraagstukken en met Albert Einstein over economie, en schrijft in zijn cel in het Oranjehotel in 1944 een boek dat tien jaar later door de Arbeiderspers wordt uitgegeven over de ideeën van Keynes, Werkgelegenheidspolitiek. Ordening in een vrije economie.

132. De Vlam; weekblad voor vrijheid en cultuur, jrg. 4, 1948, no 49, 04-12-1948.

In het huis van Urban zijn ook vergaderingen van de redactie van “De Vonk”.

133. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170. Mededeling van Jan Bons

134. J. Morriën, Jan Brasser over het gewapend verzet, in: Politiek en Cultuur. Tijdschrift, gewijd aan de theorie en de praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN, p. 56-73.

Voor Hannie Schaft zie ook het artikel over Antoinette Wentholt in “Onderduikers” op deze website.

135. Mathieu Smedts, Waarheid en Leugen in het Verzet, Maasbree 1978, p. 80.

136. Mathieu Smedts, Den Vaderland Getrouwe, Amsterdam 1962, p. 49.

137. http://www.rudi-harthoorn.nl/eerste-gebeurtenissen-en-verzetsfamilies/

138. http://www.rudi-harthoorn.nl/communistische-verzetsmensen-uit-de-regio-den-haag-o-t/

139. Zie hiervoor het artikel over Bram Kuiper op deze website.

140. http://www.rudi-harthoorn.nl/communistische-verzetsmensen-uit-de-regio-den-haag-o-t/

141. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen. 31 ongeordend materiaal p. 117-126.

142. o.a. Piet Calis, Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945, Amsterdam 1989.

Lisette Lewin, ‘Een kostbaar document van oorlogsvriendschap. Hoornik in het verzet; wie was Hans Katan?’ in: het Oog in ‘t Zeil 7 (1989-1990) nr. 4, p. 1-17.

Artikelen van Tonnie Luiken in de WFH-verzamelkrant en de Sterfboeken.

Lawrence Tallentire, Leo. A hero of the Dutch resistance, 2018. (over Leo Frijda)

143. Alleen het in het bezit hebben van een vuurwapen was genoeg om de doodstraf te krijgen. Zie hiervoor ook het artikel over de onderduikers Jo Elsendoorn en Bob Hanf in “De inval van de SD in april 1944” op deze website.

144. Ministerie van Justitie, DGBR-personeelsdossiers inv. Nr. 3832. Hij geeft ook aan als boekhandelaar gewerkt te hebben.

145. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

146. Max van den Berg, Silvia W. de Groot, Met het verleden bezig. Beelden en verhalen 1940-1945 van Marianne Van Raamsdonk, p. 40.

147. Rhijn Feith, Zijn naam was Piet, het korte leven van een onbekende verzetsman, Zutphen 2019, p. 236-237.

148. Max van den Berg, Silvia W. de Groot, Met het verleden bezig. Beelden en verhalen 1940-1945 van Marianne Van Raamsdonk, p. 38.

149. Idem.

150. Schimmenrijk p. 44-45.

151. SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 168-170.

De Vlam; weekblad voor vrijheid en cultuur, jrg. 4, 1948, no 49, 04-12-1948.

152. Rudi Wester p. 339 en noot 179 op p. 526. “Ermittlungen zur Ergreifung des L. sind eingeleitet”. Wester zag dit document in een vitrine liggen op de tentoonstelling Tussen Volk en Vaderland. Capita Selecta uit de Neerlandistiek 1940-1945 van het Literatuurmuseum.

153. Idem, p. 330.

154. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/390020/?p=1&s=Freerik%20Mulders&doc_id=390021

Zijn voornaam wordt in Vught verkeerd genoteerd: Freerik i.p.v. Freerk.

155. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/408787/?p=1&s=Snelten&doc_id=408788

Ook zijn voornaam is fout: Gommaris i.p.v. Gomarus.

156. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

Heerlen 11. Februari 1946. Brief van Denters aan Heer Hermans.

157. Delpher

158. https://archief.amsterdam/beeldbank/detail/631434d3-d689-76f8-0670-32013b3251b2/media/1f734e3e-8840-8aa4-b157-b2992369c840?mode=detail&view=horizontal&q=SD&rows=1&page=24

159. Penraat, die naar de VS emigreerde, komt pas in 1997 met dit verhaal naar buiten als hij de Yad Vashem onderscheiding krijgt. Hij en Krijn Taconis brengen ongeveer vierhonderd jonge Joodse mannen naar Frankrijk. De valse papieren hiervoor worden gemaakt door Jan Bons. Jean-Paul Vroom, die naar Frankrijk gevlucht is, organiseert de verdere reis van de Joodse vluchtelingen naar Spanje.

SAA-5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen) 31-Ongeordend materiaal, p. 117-126.

Richter Roegholt: De stad is een gesprek: terugblik op mijn leven, Het Spinhuis 2003.

Jaap Penraat: VPRO.nl OVT 27 juni 2001 (radio programma in twee delen).

160. NIOD. 249-A0595 Dossier Oostinzet (aanvullingen). 14-brief van dhr. Gomarus Snelten aan zijn buren betreffende zijn reis tijdens de Duitse bezetting naar Riga (Litouwen) in dienst van het Tiefbau bedrijf Firma EIGEN. De bedoeling was aldus Snelten om via Litouwen als Engelandvaarder voor het verzet naar Engeland te gaan, hetgeen Alphonse Claus van Banning en Hemmie van Ginkel zouden kunnen bevestigen, 14 juli 2005.

Gomarus zat vanaf 4 augustus 1942 in Amersfoort en vanaf 1 februari in Vught opgesloten. Hij werd vrijgelaten op 15 februari 1943 en vroeg in mei 1943 in Amsterdam een paspoort aan.

Hij heeft verschillende Engelse en Amerikaanse oorlogsonderscheidingen: https://www.genealogieonline.nl/stamboom-beers-hoek/I1072384425.php

161. SAA Comportementsboeken Franciscus Dekker 1920. Hij zat op de scheepvaartschool die hij op 25 juli 1942 verliet zonder diploma.

162. Jan van Os werkt net als Mathieu Smedts voor de nieuwsdienst Schweizer Press Telegraph. Hij en Flora Gammon doen een paspoortaanvraag (SAA Jan van Os 30-8-1916). Op 2-9-1944 verschijnt er in Vrij Nederland een advertentie dat ze in Engeland een zoon gekregen hebben. Zij blijven na de oorlog bevriend met Milly van Duivenbode.

163. SAA Archiefkaart Dionisius Remiëns.

164. https://www.joodsamsterdam.nl/simon-bacharach-het-verraad/

165. https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/70197459/?p=1&s=Berendina%20Dammen&doc_id=70197459

166. Nederlandsche staatscourant, 12-03-1943. (via Delpher)

167. SAA Archiefkaart Johanna Adriana Veth, https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/dionisius-remiens

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

168. Max van den Berg, Silvia W. de Groot, Met het verleden bezig. Beelden en verhalen 1940-1945 van Marianne Van Raamsdonk, p. 45.

169. Volgens de Politieberichten ’40-’45 in het Stadsarchief van Amsterdam stond de woning van de Koremans op 16 augustus 1943 al drie weken leeg. Het is dus aannemelijk dat ze eind juli 1943 gearresteerd zijn. (Aangifte van de huiseigenaar Willem Johannes Leijds op 16 augustus 1943.)

170. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

171. A.M.B. Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historisch sociologische studie van concentratiekamp Vught (1943-1944), proefschrift 2011, p. 285.

Frits van Hall is de biologische vader van Lodewijk de Boer (1937-2004) – altviolist, toneelschrijver, toneelregisseur, componist, improvisatiemuzikant en acteur- die na de oorlog jarenlang in de kapel van het Nieuwe Suikerhofje woont. Zie het artikel “Studentenhofje” op deze website.

172. Marieke Meeuwenoord, Het hele leven is hier een wereld op zichzelf. De geschiedenis van kamp Vught, e-book, Amsterdam 2014, hoofdstuk 3, noot 284.

173. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

174. https://lkca.nl/wp-content/uploads/2020/02/170101-inhoudelijke-richtlijnen-kaderopleiding-klassiek-gitaar.pdf

175. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

176. Zie het artikel over Henk Pelser op deze website.

177. A.M.B. Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad: een historisch sociologische studie van concentratiekamp Vught (1943-1944), proefschrift 2011, p. 285.

178. Jo Elsendoorn, De vermorzeling. Het verhaal van een overlevende, Amsterdam 1979, p. 124-125.

179. Elsendoorn, De vermorzeling, p. 133.

180. Idem, p. 136 e.v.

Zie het artikel over onderduikers op deze website.

181. Het Parool 18-3-1983.

182. Carl Friedrich (Frits) Kief (1908-1976) alias Charles Philips: via https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred

183. Idem.

Rudi Wester, p. 347.

184. De Vlam; weekblad voor vrijheid en cultuur, jrg 1, 1945, no 16, 08-09-1945

Rudi Wester, p. 364-365.

185. De Telex. Algemeen Staatkundig en Cultureel Dagblad, 7-5-1945.

Denters staat op een “lijst met gevangenen losgelaten op 6 mei 1945”. Zijn naam is vermeld als Denkers maar het adres Lange Poten 39A klopt dus waarschijnlijk is dit een spelfout.

186. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer 3832.

Ook het navolgende is hierop gebaseerd.

187. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1947, 01-01-1947.

188. Delpher

189. https://www.schoolbank.nl/school/leao-rederijkerstraat

190. https://spanjestrijders.nl/bio/mulders-freekfred