Bram Kuiper

Abraham Kornelis Kuiper (1922-1943)

De volgende nieuwkomer op het Nieuwe Suikerhofje, Bram Kuiper, is met zijn negentien jaar de jongste van de bewoners. Begin januari 1942, een jaar na de eerste studenten, neemt hij zijn intrek in de kleine gemeenschap achter de deur op de Prinsengracht 385-395. Als eerstejaars student is hij er trots op in het hofje te komen wonen bij zoveel ouderejaars die van alles in het zich organiserende verzet doen. Bij zijn inschrijving op het stadhuis staat de kloostereed (1) nog fris in zijn geheugen. Hij overtuigt de ambtenaar de door de studenten bedachte naam voor het hofje “Prinsenklooster” officieel op te nemen in zijn adreswijziging. (2)

Archiefkaart Stadsarchief Amsterdam

Als eerstejaars en nieuweling op het hofje krijgt Bram een van de mindere kamers in het huisje aan de rechterkant van de Parsserssteeg; (3) een donkere, smalle kamer op de eerste verdieping. Het vrij grote raam is op het noorden en de bedstee is te kort voor de lange Bram. Tussen de nauwe trapopgang en de schoorsteen is net plaats voor een tafeltje en een stoel. Het uitzicht is op het raam van het huisje tegenover aan het smalle steegje. “De straatjes zijn zo smal, dat je uit je raam je overbuurman gemakkelijk een hand kan geven”, schrijft een vriend, die bij Bram op het hofje op bezoek komt. (4)

Brams kamer met het raam waardoor hij zijn “overbuurman gemakkelijk een hand kan geven”.

Bram is zo jong, dat hij nog op school zit als de oorlog begint. Hij sluit het Barlaeus gymnasium in Amsterdam Zuid af met gymnasium A en doet daarna nog staatsexamen gymnasium B. In september 1941 begint hij aan zijn studie biologie. In januari 1942 verhuist hij van zijn ouderlijk huis in de Euterpestraat naar de Prinsengracht 395. Alle bewoners van het hofje zitten dan al in het verzet. Ook Bram gaat illegale krantjes bezorgen en voor Joodse vrienden en kennissen op zoek naar persoonsbewijzen zonder J om te vervalsen. Vanaf de zomer van 1942 komen verschillende groepjes jongeren, waaronder Bram, zijn jongere broer Sape en hun vrienden van het Barlaeus, steeds meer onder invloed van oudere communisten en gaan ze over van verzorgingsverzet naar gewapende acties, overvallen, sabotage en uiteindelijk ook tot het neerschieten van NSB’ers, verraders en collaborateurs.

Brams familie

Door een recente historische studie van Wiebe de Graaf, een achter-achterneef van Bram Kuiper, is er vrij veel bekend over Brams jeugd. (5) Wiebe de Graaf maakt in zijn boek o.a. gebruik van het familiearchief om de vraag te beantwoorden waarom Brams vader, Taco Kuiper, in 1946 zelfmoord pleegde. De Graaf beschrijft de opvoeding van Bram en zijn twee jongere broers en jongere zus in een onconventioneel, intellectueel, links en stads huishouden. Hun vader, een leraar klassieke talen, is zeer geïnteresseerd in de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen. De kinderen Kuiper nemen zijn linkse/communistische politieke overtuigingen en idealisme over. Die vormen het fundament onder de verzetsactiviteiten van het hele gezin Kuiper.

Bram wordt op 28 augustus 1922 geboren in Arnhem als eerste kind van Taco Kuiper (1894), sinds 1920 leraar op het stedelijk gymnasium in Arnhem, en Helena Florentina (Leni) Kuiper-Talma Stheeman (1893). In de families van beide ouders komen veel predikanten voor. Taco’s broer Frits wordt net als hun vader dominee en zijn zus Hannie (Johanna Engelberta 1896-1956) studeert theologie. Taco is geboren in Friesland maar groeit op in Amsterdam omdat zijn vader, Abraham Kornelis, naar wie Bram vernoemd is, doopsgezinde predikant is in de Singelkerk.

Brams moeder Leni komt oorspronkelijk uit Groningen maar nadat haar vader sterft hertrouwt haar moeder en woont het gezin aan de Herengracht in Amsterdam waar haar stiefvader directeur van de Nederlandse bank is. Leni’s ouders vinden Taco, leraar in een provinciestad, beneden hun stand, maar Leni rebelleert tegen “wat zich hoort in societykringen”, trouwt met Taco en begint een studie. “Het huwelijk met Taco en de kring van intellectuelen waarin Leni terechtkwam, bood haar kansen die ze in haar ouderlijk milieu nooit had gekregen”, schrijft Wiebe de Graaf. (6)

In de familie Kuiper zijn meerdere intellectuele werkende feministes, zoals Taco’s al genoemde zus Hannie, die na haar studie theologie en een opleiding voor maatschappelijk werk, een baan krijgt als woninginspectrice bij de mijnen in Limburg. In de familie vinden ze dat Bram wel wat op deze tante Hannie lijkt. (7) Zij heeft dyslexie en haar intelligentie wordt in haar jeugd niet herkend. (8) Een collega noemt haar “de eeuwige puber” met “altijd iets onevenwichtigs, wild zelfs, iets buitennissigs”. (9) Hannie is niet in haar uiterlijk geïnteresseerd en werkt een beetje slordig. (10) Ook Bram is intelligent, maar stottert heel erg. (11) Een schoolvriend van Bram, Guido van Suchtelen (1920-2006), beschrijft ook Brams “ietwat nonchalante, bijna flodderige houding en zijn soms onhandig lijkende bewegingen”. (12) Ook zegt hij: “Op feestjes waren Bram en ik altijd de enigen die zich niet op de dansvloer waagden. Bram kon niet dansen, daar had hij veel te grote voeten voor.” (13)

Na Bram worden in het gezin Kuiper nog drie kinderen geboren. Een zoon, Sape, in 1924. Twee jaar daarna een dochter Aleid en de jongste, Frits in 1928. Vader Taco houdt in een schriftje de ontwikkeling van de jonge kinderen bij. (14)

Het gezin Kuiper

Bram woont als peuter in Arnhem waar zijn vader voor de klas staat. Het gezin moet in het goedburgerlijke Arnhem uit de toon gevallen zijn. Leni met haar studie rechten, uiterst ongewoon voor een getrouwde vrouw en moeder in die tijd. Taco die tot ongenoegen van de ouders van de tweedeklassers les over “Das Kapital” van Karl Marx geeft. In de jaren twintig sluit Taco zich, net als zijn zus Hannie, aan bij de SDAP. Hij ontgroeit zijn doopsgezinde milieu en treedt in 1931 uit de kerk. Na de Eerste Wereldoorlog worden verschillende familieleden Kuiper actief in pacifistische organisaties en zijn voorstanders van dienstweigering. Taco loopt tot het midden van de jaren dertig met een speldje met een gebroken geweertje op zijn revers. (15)

Bram verhuist in 1925 met zijn ouders naar Amsterdam waar Taco na zijn promotie leraar Oude Talen aan het Barlaeus gymnasium wordt. Bram is dan drie, zijn broertje Sape één jaar oud. Taco wil zich pedagogisch verder ontwikkelen en raakt steeds meer geïnteresseerd in de mogelijkheden om intelligentie te testen. Vanaf 1928 steekt hij veel tijd in het opbouwen van een Stichting voor Psychotechniek in Utrecht, waar de eerste intelligentie- en beroepskeuzetesten gedaan worden. Deze stichting groeit uit tot een organisatieadvies bureau met klanten als KLM, Bruynzeel en van Houten’s Cacao. In 1934 gaat Taco fulltime voor “De Stichting” werken. Hoewel het uitgangspunt van de psychotechniek wetenschappelijk is, zijn het maken van horoscopen en het analyseren van handschrift (grafologie) onderdeel van de testen die gedaan worden. Later zullen Bram en Sape de machine voor handschriftanalyse gebruiken om PB’s te vervalsen. (16) Wiebe de Graaf vindt in zijn onderzoek weinig voorbeelden van Taco’s verzetswerk, maar waarschijnlijk loopt dat ook voornamelijk via “De Stichting”. Hij biedt in de oorlog werkgelegenheid aan heel wat illegale werkers en in het kantoorgebouw mogelijk ook ruimte voor vergaderingen van het verzet of voor onderduik. (17)

In Amsterdam zitten de kinderen Kuiper, na de 1e Montessori Lagere School in de Corellistraat op de Middelbare School. Bram en Sape beginnen in de vroege jaren dertig allebei op hun vaders Barlaeus en Aleid op het Montessori Lyceum. De latere schrijver Willem Frederik Hermans, die op het Barlaeus bevriend raakt met Bram omschrijft de school als volgt: “Daar was een publiek waar nogal erg veel rijke jongens bij waren. Bankierszonen, van Mees & Pierson!”. (18)

De interesses van de kinderen Kuiper worden gestimuleerd. Bram is lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en van de literaire club op het Barlaeus. Sape is lid van een roeiclub. Wat politieke overtuiging betreft valt het gezin hier minder uit de toon dan in Arnhem. Bram heeft een vriend op het Barlaeus, de al eerder genoemde Guido van Suchtelen, wiens vader Nico, schrijver en uitgever van de Wereldbibliotheek, een vergelijkbare ontwikkeling naar de linkerkant van het politieke spectrum doormaakt als Brams vader Taco. Taco breekt met de SDAP, volgens zijn vrouw is hij: “te radikaal, te rood en op sexueel gebied en alles wat daar bij kwam kijken te vrij”. Hij is een tijdje vrije socialist en wordt dan lid van de CPN. (19)

Dit soort Amsterdamse vooruitstrevende, geëngageerde, gegoede, links-idealistische families zet zich in voor de Duitse vluchtelingen die na de machtsovername van Hitler in 1933 naar Nederland komen. Het zijn Joodse vluchtelingen en ook veel sociaal-democraten en communisten. De familie Kuiper ontfermt zich over Frans en Friedl Giesen, een Duits communistisch echtpaar waarvan de man in Duitsland na de machtsovername van Hitler in 1933 in een van de eerste concentratiekampen gevangen had gezeten. Met dit echtpaar loopt het slecht af. Frans komt ook in Nederland in de gevangenis en gaat in hongerstaking. Als hij daarop in het ziekenhuis komt lukt het Taco om hem uit het ziekenhuis en met vrouw en kind naar Brussel te smokkelen. Brams ouders bezoeken het echtpaar daar om de twee weken, wat echter onmogelijk wordt na de bezetting. (20)

De Spaanse Burgeroorlog is een bepalend moment in het gezin Kuiper. Taco raakt ervan overtuigd dat pacifisme en communisme niet met elkaar te verenigen zijn en wordt in 1937 lid van de CPN na de overwinning van de Republikeinse troepen bij Guadalajara. Ook op Bram maakt de Spaanse Burgeroorlog veel indruk. Volgens zijn schoolvriend Guido van Suchtelen die in de parallelklas zit op het Barlaeus en Bram vaak ’s ochtends ophaalt om samen naar school te fietsen, is de zestienjarige Bram zo getroffen door de val van Barcelona begin 1939 dat hij ’s avonds in bed moet huilen. (21)

Brams tante Hannie, die twee kinderen heeft uit twee eerdere verhoudingen, is ondertussen getrouwd met Klaas Abe Schipper, een dominee. Dit echtpaar organiseert in februari 1938 op de pastorie in Etersheim (een gehucht ten noorden van Edam), een voordracht van Gerrit Kastein, een jonge communistische arts die net terug is uit Spanje na medische hulp aan de Internationale Brigades. (22) Het is deze Kastein die in 1942 een grote invloed zal krijgen op de verzetsgroep waar Bram en Sape in zitten en die de jongere verzetsleden zal aanzetten tot het neerschieten van NSB’ers en collaborateurs.

Zowel Brams oom Frits als tante Hannie hebben onderduikers in huis tijdens de bezetting. Ook Bram en Sape gaan in het verzet. Bram heeft, jong als hij is, al een verzetscarrière voordat hij begin 1942 op het Nieuwe Suikerhofje komt wonen. Net als andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje (Dick van Stokkum, Vica Taselaar, Herman Maillette de Buy Wenniger, Willy Gutteling) komt Bram uit een verzetsfamilie.

Schoolvrienden

We weten over Brams en Sape’s daden in de oorlog vrij veel omdat Bram op het Barlaeus bevriend is met de latere schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995). Die is een jaar ouder dan Bram maar omdat Hermans in de derde klas blijft zitten, komen ze bij elkaar in de klas. (23) Ook een andere vriend en klasgenoot van Bram uit die tijd, de al genoemde Guido van Suchtelen heeft na de oorlog het een en ander over Bram verteld. Ook Reina Prinsen Geerligs zit in Brams vriendengroepje op het Barlaeus. Zij is halfjoods. Haar ouders zijn allebei in Nederlands-Indië geboren en zelf is ze als baby naar Amsterdam gekomen. Reina blijft in de vijfde klas zitten en wordt de vriendin van Guido van Suchtelen.

Over Brams karakter zeggen zijn vrienden het volgende. Willem Hermans: “Het was een heel rustige, heel kouwe jongen. Hij stotterde verschrikkelijk. Hij was een door en door goed mens, een betrouwbaar vriend zelfs voor mij, terwijl ik het politiek niet met hem eens was.” (24) En Guido van Suchtelen: “Deze kalme jongen met zijn open, trouwe blik, zijn ironieke mond, (…) Scherp verstand, een helder en gevoelig bevattingsvermogen; zeer sterk aangetrokken tot de literatuur, en met name de Franse, waarin hij een grote belezenheid bezat; en met een grote liefde voor zijn studievak, de biologie.” (25)

Wat deze drie jongens; Bram, Guido en Willem, en Reina verbindt is hun liefde voor de literatuur en de natuur. Ze doen mee met de literaire club van hun school. (26) Reina schrijft en wint aan het begin van de oorlog een prijs met een opstel “Gerechtigheid” van het tijdschrift Contact. (27) Bram leest veel en graag, vooral Franse literatuur van o.a. Celine en Malraux, en doet gymnasium A. Willem Hermans weet al vroeg dat hij schrijver wil worden en publiceert in 1940 een verhaal in de krant. Guido’s vader is uitgever en vertaler en op een gegeven moment polst Willem Hermans Guido of zijn vader hem niet bij de redactie van een tijdschrift zou kunnen introduceren. Guido houdt dat af. (28) Reina en Guido gaan na hun eindexamen allebei Nederlands studeren.

Ook zijn ze alle vier lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN), die in tegenstelling tot de padvinderij in de oorlog niet verboden wordt. Dat is opmerkelijk omdat de NJN een niet-hiërarchisch opgezette en eerder socialistische club is. De NJN werd opgericht in 1920 en de leden zijn tussen de 12 en 23 jaar. Het Barlaeus heeft een eigen afdeling van de NJN onder de naam “Natura se ipsa temperat”. (29) De vier vrienden en klasgenoten doen aan zelfstudie, gaan naar bijeenkomsten en naar excursies die ook in de oorlog doorgaan: fietstochten naar de duinen en polders en zelfs naar de Veluwe. Guido herinnert zich een excursie naar de winterse Eempolder: “Onderweg praatten Bram en ik veel over Franse literatuur en films met Gabin en ook over Dostojewski”. (30) Ook met Willem Hermans praat Guido over literatuur en omdat ze allebei stenen en schelpen verzamelen, ruilen ze af en toe. (31)

Bram doet na zijn gymanasium A ook nog gymnasium B. In de herfst van 1940 is Bram zelfs nog in Duitsland voor een werkervaring bij een tuinder in de buurt van Gütersloh. Het arbeidsbureau heeft van 1940 tot 1942 een programma waarbij jongeren tot 18 jaar drie maanden lang op een Duitse boerderij kunnen helpen. De vader van een schoolvriend van Bram is directeur bij het Amsterdamse arbeidsbureau, mogelijk komt Bram op die manier op het idee om aan dit plaatsingsprogramma mee te doen. (32) Wel opmerkelijk dat een anti-fascistische familie in oorlogstijd nog een kind naar Duitsland stuurt. Mogelijk voelen ze zich als communisten nog gebonden aan Duitsland door het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie. Terug in Nederland begint Bram in september 1941 aan zijn studie biologie.

Reina Prinsen Geerligs (midden voor) op een NJN zomerkamp in Havelte in 1942 (via: https://njn100jaar.blogspot.com/2020/05/24-reina-prinsen-geerligs-njnster-en.html)

Schoolverzet

Bram zit op het Barlaeus gymnasium aan het begin van de oorlog. Van de ongeveer driehonderdvijftig leerlingen op die school zijn er tachtig joods. Het lukt een paar joodse kinderen om direct na de Duitse inval met hun families per boot naar Engeland te vluchten. Daaronder is een vriend van Willem Hermans, een jongen van zestien. (33) Drie leerlingen van het Barlaeus plegen zelfmoord als Nederland in 1940 bezet wordt. (34)

Naast Joodse kinderen zijn er op het Barlaeus ook scholieren met nazi-sympathieën. Hermans beschrijft in een boek uit 1993 een zekere Frits Drijvers, die portretten van Hitler boven zijn bed heeft hangen. (35) Later vertelt hij in een interview dat er echt zo’n jongen op zijn school zat, een zekere Friso Nanninga. (36) In een geschiedschrijving van het Barlaeus wordt ook Paul Scheers genoemd, die verkering heeft met een Joods meisje. Deze jongen gaat bij de rector klagen en vragen om maatregelen als medeleerlingen Hitler beledigen. Zijn vriendin maakt het uit en Paul gaat de SS-opleiding in München doen. Hij en zijn twee jaar oudere broer zijn kanonnenvlees voor de Duitsers. Zijn broer sterft in 1941 aan het Oostfront, Paul in 1944 aan Duitse kant bij de slag om Arnhem. (37)

De rector van het Barlaeus, C.R. van Paassen, wordt gezien als gezagsgetrouw en bang voor ingrijpen van de Duitsers. In november 1940 organiseren leerlingen van het Barlaeus een handtekeningenactie als vijf Joodse docenten ontslagen worden. Een jaargenoot van Bram, Theodore Johan (Theo) Henrar (1922) uit klas 6B, heeft een verslag van die actie gegeven. De leerlingen van de hogere klassen die de lijst voorgelegd krijgen tekenen massaal, maar onder druk van van rector van Paassen staat Henrar de lijst de volgende dag af: “Want ik wilde eindexamen doen”. (38) Of Bram deze actie organiseert of de lijst ondertekent is niet bekend.

Van de volgende protestactie is wel bekend dat Bram eraan meedoet. Tijdens de Februaristaking in 1941 proberen Bram en een paar medescholieren op school op te roepen tot staking. Guido van Suchtelen vertelt daar het volgende over: “Op woensdag 26 februari 1941 bezocht een delegatie van het Vossius Gymnasium (…) het Barlaeus. Op het Vossius was een actie om de februaristaking te ondersteunen. Zij wilden die uitbreiden over de andere scholen in de stad. Reina Prinsen Geerligs (blijven zitten in de 5e), Bram Kuiper, Theo Henrar en ik gingen bij de ingang van het Barlaeus staan om scholieren op te roepen over te gaan tot actie. Dat werd ons niet in dank afgenomen, maar het werd ook niet verijdeld. In de klas werd gesproken over solidariteit.” Deze actie komt tot een einde omdat de school de volgende dag wordt gevorderd voor het onderbrengen van de Oostenrijkse troepen, die in Nederland het verzet moeten breken. (39) Andere voormalige leerlingen hebben ook herinneringen aan deze dag. Mirjam Ohringer hoort dat Reina Prinsen Geerligs op 25 februari voor de school oproept tot staking. Theo Henrar is die dag ziek en komt pas ’s middags op school. Dan staan volgens hem Bram Kuiper en Reina Prinsen Geerligs al voor de school op te roepen tot staking en gaan heel veel leerlingen inderdaad niet de school in. (40)

Op het moment dat Bram gaat studeren aan het eind van de zomer van 1941 moeten de Joodse kinderen op het Barlaeus gedwongen van school af. Ze gaan naar het Joods Lyceum of de Joodse HBS. Brams zus Aleid zit dan nog wel op school in de derde klas van het Montessori lyceum. Ze gaat uit solidariteit met de Joodse leerlingen van school af en krijgt de rest van de oorlog thuis les van haar ouders. (41) Zo heeft ze later tijd voor koeriersdiensten voor haar twee oudere broers. Aleid, die aan het begin van de oorlog pas veertien jaar is, helpt haar broers met “het wegbrengen van pakketjes met bonkaarten, het maken van vingerafdrukken voor persoonsbewijzen en het verspreiden van illegale krantjes”. (42) Ze is ook op de hoogte van het verzetswerk van haar tante Hannie en waarschuwt haar als Hannie door de SD gezocht wordt. (43)

Op kamers

Terug naar het Nieuwe Suikerhofje: Bram studeert pas een paar maanden biologie als hij in januari 1942 op het hofje komt wonen. Rond deze tijd is het verzetskarakter van het hofje al zo uitgesproken dat alleen mensen die al in de illegaliteit zitten nog zouden overwegen om er te gaan wonen. We weten niet precies wie Bram op het hofje introduceert, maar eenmaal verhuisd heeft hij het meeste contact met bewoners Dick van Stokkum en Tony IJssennagger. Twee zussen van Dick van Stokkum zitten in dezelfde “brigade” van verzetsgroep CS6 als Bram. Tony IJssennagger werkt op het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) in Amsterdam. Daar is de vader van Brams klasgenoot Theo Henrar een van de afdelingsleiders. Theo Henrar junior is de verbindingspersoon tussen verzetsmensen op het Arbeidsbureau en CS6. (44)

Bram woont op het Nieuwe Suikerhofje in het huisje Prinsengracht 395.

Bram is één van de laatste nieuwe officiële bewoners. In dezelfde maand januari 1942 komen nog twee vrouwen op het hofje wonen, Britta Hudig, die in de herfst weer vertrekt, en Vica Taselaar, een onderwijzeres die er heel de bezettingstijd blijft wonen. Beide vrouwen brengen al een verzetsnetwerk mee en werken in deze begintijd van het verzet veel samen met hun familieleden. (45) Naast de vaste bewoners zijn er altijd wisselende bezoekers op het hofje; Joodse onderduikers, studenten die zich onttrekken aan de arbeidsdienst, verzetsmensen die geen vast adres meer hebben en op wisselende adressen wonen.

De jonge mensen op het hofje houden zich bezig met spionage, sabotage, het verspreiden van illegale bladen en vervalsingen voor verzetsgroepen als De Inlichtingendienst, Het Parool, Medisch Contact, de communistische MIL-groepen en de Persoonsbewijzencentrale. Bram woont net een paar maanden op het hofje op nummer 395 als zijn buurman op nummer 393, Hugo Brandt Corstius, in april 1942 door de SD gearresteerd wordt op verdenking van spionage. (46) In de loop van 1942 komen de eerste Joodse onderduikers op het hofje en in de herfst van datzelfde jaar beginnen Henk Pelser en Dick van Stokkum Joodse vluchtelingen en gestrande piloten over de grens naar Brussel te brengen.

Mogelijk hoort Bram van tekenares Laura Kuiper dat er een kamer op het Nieuwe Suikerhofje vrij is. Zij heeft wel dezelfde achternaam als Bram maar is geen familie. Laura Kuiper is samen met haar verloofde, de schrijver Frans Hoyer (1904-1943) en Taco Kuiper, de vader van Bram, betrokken bij illegale activiteiten, waarschijnlijk vervalsingen. (47) Laura is ook bevriend met Dick van Stokkum, een student medicijnen die op het hofje woont. Dick zelf werkt voornamelijk mee in de Paroolgroep maar twee van zijn zussen en zijn moeder hebben contacten met het communistisch verzet. (48)

Laura Christine Kuiper (1912-1987)
Een illustratie van Laura Kuiper uit 1943 in: De courant. Het nieuws van den dag, 12-04-1943

Met de toenemende jodenvervolging gaan alle bewoners van het Nieuwe Suikerhofje zich bezighouden met het bezorgen en vervalsen van persoonsbewijzen. Vanaf medio 1941 krijgen Joodse mensen grote J’s op hun persoonsbewijs gedrukt, die onmogelijk te verwijderen zijn. De meeste bewoners van het Nieuwe Suikerhofje proberen bestaande persoonsbewijzen zonder J te vervalsen voor hun Joodse vrienden en kennissen. Volgens Wiebe de Graaf gebruiken Bram en Sape voor het vervalsen “de apparatuur voor het maken van vinger- en handafdrukken die Leni en Taco in het kader van de handpsychologie van Spier hadden aangeschaft”. (49) Bram probeert aanvankelijk in zijn vriendenkring aan persoonsbewijzen te komen. Van andere bewoners is bekend dat ze persoonsbewijzen stelen in zwembadhokjes, in biljartcafés, op feestjes en uit de jassen van studenten op de universiteit. Ook Bram gaat “criminelere” methoden gebruiken om aan PB’s te komen. Volgens zijn moeder gaat hij als Nederlandse politierechercheur bij jonge mannen langs die in het kader van de Arbeitseinsatz voor de Duitsers moeten werken om hun persoonsbewijzen te vorderen. (50) Tot 1942 melden mensen zich vrijwillig om in Duitsland te werken. Daarna wordt de arbeidsdienst -onder steeds meer dwang- verplicht.

Bram steelt in de loop van 1942 samen met twee medebewoners, zijn buurman Antony IJssennagger en Dick van Stokkum, drie keer op het Centraal Station van Amsterdam de transportlijsten van arbeiders die vanuit Nederland naar Frankrijk gaan om daar te werken aan de Atlantikwall. Vervolgens gaan ze bij deze mensen thuis langs en “vorderen” hun PB’s. Op die manier komen ze aan 280 persoonsbewijzen. Die zijn op dat moment wel moeilijk allemaal te gebruiken omdat ze voornamelijk van mannen van rond de twintig zijn, terwijl er PB’s nodig zijn voor Joodse mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden. (51)

Het Volk: dagblad voor de Arbeiderspartij, 23-1-1943

Als in de zomer van 1942 de eerste Joden oproepen krijgen voor “tewerkstelling in het oosten” en vanaf 1 juli kamp Westerbork in gebruik genomen wordt als “polizeiliches Judendurchgangslager” komen er Joodse onderduikers op het hofje. Brams vriend Willem Hermans zegt over Brams verzetswerk in een interview in 1962: “Ja, god, hij heeft van alles gedaan, joden geholpen, valse paspoorten en zo, allemaal op een heel gebrekkige amateuristische manier. Die Kuipers babbelden daarover, die vertelden aan iedereen wat zij deden.” (52) Guido van Suchtelen, Brams schoolvriend, die later met Reina Prinsen Geerligs, Bram en Sape in dezelfde verzetsgroep zit, ziet dat “amateuristische” anders en zegt: “Bram en Sape waren geen avonturiers”. Guido ziet bij de broers Kuiper ook geen “romantische avonturenzucht” of “de oplossing van een desperate martelaarspsychose gewekt door de schijnbare doelloosheid en uitzichtloosheid onder het fascistische bewind” (53) Theo Henrar jr. weerspreekt ook dat CS6 amateuristisch geweest zou zijn: “Nee, dat kan ik niet zeggen. Maar wel met te weinig ervaring in illegaliteit”. (54)

Tony IJssennagger, Brams vriend en buurman op het hofje, snapt niet dat Bram, die hij “zeer begaafd, met een scherp en helder verstand”, noemt, zich “op pad (laat) sturen als boodschappenjongen” voor CS6. (55)

Willem Hermans zegt, in een mildere stemming in een interview voor de BRT in 1993: “Ik heb verder niet zoveel heldendaden verricht, maar ik had vriendjes die wel heldhaftige dingen deden. (…) Bram Kuiper verzamelde bij familie en kennissen paspoorten en vervalste die om daarmee joden naar Zwitserland te loodsen. Maar dat is al heel gauw misgegaan.” (56)

Ook een manier om aan een te vervalsen persoonsbewijs zonder J te komen is het eigen persoonsbewijs als verloren of gestolen melden bij de politie en het te (laten) vermaken voor iemand anders. Bram doet dit ook en geeft eind april 1943 zijn eigen persoonsbewijs als verloren op. (57) Op 26 juni krijgt hij een nieuw persoonsbewijs. (58) Dat zijn “verloren” persoonsbewijs ook echt terechtkomt bij een vervolgde Joodse man blijkt uit het feit dat op 31 mei 1944 een Nederlandse politieagent tijdens een luchtalarm op de Rivierenlaan iemand oppakt die weigert zijn naam te geven. Deze persoon is “in het bezit van een vermist persoonsbewijs van Abraham Kornelis Kuiper. Is vermoedelijk een ondergedoken jood”, staat in het dagrapport van het politiebureau aan de Pieter Aertzstraat vermeld. De arrestant wordt door een andere politieagent overgebracht naar het Adama van Scheltemaplein, naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. In het dagrapport van de politie is -waarschijnlijk later die dag- in een ander handschrift de werkelijke naam van deze man genoteerd. Het is moeilijk te lezen, de voornaam is duidelijk Jonas en de achternaam begint met een A. (59) Voor meer over deze Jonas zie het laatste hoofdstuk van dit artikel.

Bram doet op 28 april 1943 aangifte dat hij zijn persoonsbewijs verloren heeft. (SAA Politieberichten ’40-’45)
Het dagrapport van 31 mei 1944 met de notitie van de echte naam van de man die Brams persoonsbewijs gebruikte. (SAA, Politieberichten ’40-’45)

Bram doet het eerste halve jaar dat hij op kamers woont ongeveer hetzelfde ondergrondse werk als zijn medebewoners. En inderdaad zijn alle bewoners van het Nieuwe Suikerhofje -zoals Hermans hierboven nogal vilein opmerkt- amateurs in het verzet. Vica Taselaar, die rond dezelfde tijd als Bram op het hofje komt wonen, is ook niet erg onder de indruk van het verzetswerk van haar -voornamelijk mannelijke- medebewoners. Ze noemt het “dilettantistisch en van onervarenheid blijk gevend” en “vol van geheimzinnigheid en in de ogen der vrouw van een onnodige langdraderige praterigheid en gewichtigdoenerij.” (60)

De bewoners houden hun illegale activiteiten zoveel mogelijk gescheiden maar zijn wel met dezelfde dingen bezig en praten met elkaar ook wel over illegale techniek. Henk Pelser, die in 1999 door de journalist Tonnie Luiken opgebeld wordt met een vraag over de ondergrondse samenwerking van de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje reageert daarop nogal ongeduldig: “Luister eens even, je wist van elkaar helemaal niets”. (…) over illegale activiteiten werd niet gesproken”. (61)

Sape, Brams jongere broer, haalt in 1941 zijn eindexamen op het Barlaeus en gaat in Delft studeren, waar hij vanaf begin maart 1942 ook woont. Volgens hun moeder komt Sape via Bram in het illegale werk terecht. (62) Volgens Brams schoolvriend Guido, die zich ook aansluit bij CS6, gaan Bram, Sape en Reina Prinsen Geerligs in de loop van 1943 alle drie over tot gewapend verzet. (63) Guido zelf schrikt terug voor gebruik van geweld en neemt alleen deel aan “het kleine verzet”: “Als mij werd gevraagd een pakje naar de Beemster of zo te brengen, dan deed ik dat zonder vragen te stellen. Ik heb ook wel eens wat gebracht naar het Prinsenhofje, waar Bram toen woonde”. (64)

Naast het zoeken naar persoonsbewijzen bezorgt Bram ook illegale bladen als De Waarheid, De Vrije Katheder en Het Parool. (65) Gezien het feit dat zijn vader lid is van de CPN is het logisch dat Bram De Waarheid rondbrengt. Afleveringen van Het Parool krijgt hij van zijn medebewoner Henk Pelser, die helpt met het stencilen en de distributie van dit blad. Pelser zegt hierover: “Het was niet zo moeilijk voor verdere verspreiding (van Het Parool A.B.) een paar vrijwilligers te vinden, waaronder uiteraard mijn vrienden van het Hofje”. (66) Een andere kennis van Pelser, die ook gaat helpen in de Paroolgroep verklaart later dat Bram per keer zo’n 150 exemplaren van Het Parool bezorgt. (67) De Vrije Katheder is een studentenblad. Waarschijnlijk krijgt Bram contacten bij dit blad omdat hij op de universiteit de ouderejaars biologiestudent Hans Katan (1919-1943) leert kennen. Katan komt in 1941 in de redactie van dit verzetsblad dat vanaf 1940 door communistische studenten wordt geschreven. (68)

Groep Katan

Hoewel Hans Katan een paar jaar ouder is dan Bram, is het goed mogelijk dat ze elkaar tegenkomen bij de colleges biologie. Brams vriend Willem Hermans, die sociale geografie studeert zegt over Katan: “Hem zag ik ook op college. Hij was een Joodse biologiestudent, of halfjoods, geloof ik, en liep altijd met Schopenhauer in zijn tasje. Daar praatte ik wel mee over Schopenhauer.” (69) Katan wordt niet veel later de aanvoerder van Brams cel van de linkse verzetsgroep CS6. De latere schrijver Bert Schierbeek (1918-1996) komt ook via Hans Katan in dezelfde cel van CS6 als Bram. Schierbeek, die in deeltijd studeert aan het Nutsseminarium voor Pedagogiek ontmoet Katan in de mensa in de Roetersstraat. (70)

Hans Katan, die in 1919 in Hilversum geboren wordt, heeft een Joodse vader, een niet-Joodse moeder en een vier jaar jongere broer Ernst. Hans is een intelligente jongen die zijn middelbare school afmaakt op de Ecole d’Humanité in de buurt van Genève. Volgens Martijn Katan, die een boek schreef over de verzetsdaden van verschillende familieleden Katan, zou deze idealistische school Hans Katan “blijvend vormen”. (71) Bert Schierbeek schrijft nog tijdens de oorlog een sleutelroman over CS6, Terreur tegen Terreur. In de romanfiguur Carrau is Katan te herkennen: “Reeds jong naar een school in ’t buitenland gestuurd met zeer moderne paedagogische opvattingen”. (72) Schierbeek omschrijft deze Carrau/Katan als volgt: “Durf, moed en verstand waren zijn voornaamste kenmerken, plus een zuiver aanvoelen van moeilijke situaties”. (73) “Vrees voor de dood kende hij niet, die was voor hem de noodzakelijke consequentie van het leven, wel vreesde hij de pijn! (…) Het vuurpeleton was geen verschrikking voor hem, eerder een meevaller”. (74) In zijn oorlogsdagboek schrijft Schierbeek in april 1943 over Katan: “Met zijn denkbeelden ben ik het niet altijd meer eens, maar zijn psychologische kijk en beweeglijke intelligentie behouden toch hun waarde”. (75)

In het archief van het IISG zijn vragenlijsten bewaard die na 1945 door de familieleden van tijdens de oorlog omgekomen communistische verzetsstrijders ingevuld werden, met de bedoeling een gedenkboek te maken. Bram en Sape’s moeder vult deze lijsten na de oorlog voor haar twee zonen in en vermeldt dat ze lid waren van de “groep Katan”. (76) Katan wordt na zijn arrestatie in augustus 1943 door de Duitsers voorgesteld als het brein achter CS6. Hij is in werkelijkheid de brigadecommandant van een aantal cellen van CS6. In elke cel zitten ongeveer vijf mensen, (77) vier cellen vormen een brigade. Katan heeft dus de leiding over zo’n twintig verzetsstrijders. Twee daarvan zijn Bram en zijn jongere broer Sape.

Van nog een paar communisten is via deze vragenlijsten te achterhalen dat ze bij de brigade van Katan horen. Reina Prinsen Geerligs’ moeder, die tijdens de oorlog weinig tot niets over het verzetswerk van haar dochter weet, schrijft: “Volgens de moeder van Hans Katan behoorde Reina tot diens clubje”. Volgens Mientje Pooters hoort haar broer Pam Pooters binnen CS6 ook tot de groep Katan. Van de student geneeskunde Ernst Klijzing (1923-1944) weten we via deze vragenlijsten dat hij waarschijnlijk in Brams cel zit want na een opsomming van Klijzings verzetswerk (hulp bij onderduiken en bezorgen van papieren) wordt het adres van het Nieuwe Suikerhofje genoemd en “zie Kuiper”. (78) Volgens Karel Louis de Vries (1918-2008), een student geologie die samenwerkt met bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, wordt op het hofje een tas met stamkaarten bewaard. “Toen de zaak echter spaak liep”, vertelt hij, dus waarschijnlijk na de arrestatie van alle hofjesbewoners begin april 1943, neemt Ernst Klijzing de tas over: “Dit hield in dat hij de zorg had voor de goede bestemming van de bonkaarten, en de tijdige inning van nieuwe kaarten etc.” (79) Klijzing moet vaak op het hofje geweest zijn en heeft mogelijk met meerdere bewoners afgesproken dat hij hun onderduikers verder zou verzorgen in geval van arrestatie. Ernst Klijzing ontkomt aan de arrestatiegolf van CS6-leden in de zomer van 1943 door onder te duiken in Brabant en Limburg.

Ernst Klijzing woont begin 1943 nog thuis bij zijn ouders aan de Pieter Lastmankade. Zijn jongere zus Maria (Rita) Klijzing (1925-2013) werkt ook voor CS6, net als hun oom Adrianus Marinus Klijzing (1898-1963), die een straat verderop woont op de Cornelis Krusemanstraat 79. Adrianus Klijzing is bankwerker/monteur en op zijn adres komen CS6 leden met een technische achtergrond samen om sabotagemiddelen te maken. Alle Klijzings zijn overtuigde communisten. Misschien heeft Sape het over dit adres op de Cornelis Krusemanstraat als hij aan zijn moeder vertelt dat hij “de chef van het laboratorium” geworden is en “een leraar onder” zich heeft. (80) Deze leraar is mogelijk Johannes (Jan) van Mierlo (1907-1943), die als leraar wis- en natuurkunde aan de Kweekschool voor Machinisten in Amsterdam werkt. Hij is een heel stuk ouder dan de eerstejaars student Sape. Maar het zou ook Henri Hugo (Hans) Geul (1916-1943) kunnen zijn, hij is gymnastiekleraar en in de zomer van 1943 plegen hij en Sape samen een aanslag op een Amsterdamse politieagent.

Rond dit CS6-ontmoetingsadres aan de Cornelis Krusemanstraat 79 en de familie Klijzing ontstaat een cluster aan jonge verzetsmensen, die allemaal met Bram en Sape samenwerken. Johan Roemer (1921-1943), die net als Ernst Klijzing medicijnen studeert, woont ook in de Cornelis Krusemanstraat op nummer 29 en Johan Cornelis Kalshoven (1922-1943), die op de MTS zit, op nummer 12. Zij maken allebei, net als Sape, brand- en tijdbommen die gebruikt worden bij de sabotage van o.a. spoorlijnen. De medische student Olaf Thingberg Thomsen (1919-1943) die in de buurt woont (Banstraat) hoort ook bij dit groepje technische jongens die bommen maken en aanslagen plegen. Sape plaatst onder andere een bom in de zitting van een stoel in het Tuschinski theater. Deze bom gaat niet af en Sape gaat de volgende dag terug om hem weg te halen. Meer succes heeft hij later bij een aanslag op het Rembrandt theater, dat in de nacht van 25 op 26 januari 1943 afbrandt. (81)

Bram schijnt zich niet direct op sabotage toegelegd te hebben. Hij is waarschijnlijk ook wat minder technisch dan zijn jongere broer, die in Delft weg- en waterbouw studeert. Volgens zijn moeder en zijn vriend Guido van Suchtelen moet Bram binnen CS6 de contacten tussen de studenten en de arbeiders onderhouden. (82) Wie die arbeiders zijn en wat Bram precies doet, wordt niet duidelijk. Mogelijk worden met deze arbeiders mensen als Adrianus Klijzing bedoeld, die monteur is. Buiten Amsterdam heeft CS6 meer leden die geen student zijn. Toon Broeckman (1911-1943) is radiotechnicus. Victor van Swieten (1906-1943) auto- en motorenhandelaar en rijwielreparateur. Beide wonen in Eemnes. Ook Pam Pooters (1911-1943), die voor de oorlog al meewerkt in de anti-fascistische sabotage- en spionagegroep Wollweber (83) en die uit een Amsterdams arbeidersgezin komt, werkt samen met Bram.

Pooters geeft de jonge CS6-leden les in het ouderlijk huis van Reina Prinsen Geerligs aan de Koninginneweg. Reina’s ouders en jongere broer zijn naar Laren verhuist en zij woont alleen in Amsterdam. Guido van Suchtelen zegt over deze lezingen: “Pam Pooters gaf daar politieke scholing. We lazen het Communistisch Manifest. We kregen wat richtlijnen voor illegaal werk. Er bestond helemaal geen traditie in Nederland op dat gebied. Het enige boek dat daarvoor als een soort handleiding gebruikt kon worden, was Het menselijk tekort van André Malraux”. (84) Bert Schierbeek laat in zijn roman Terreur tegen terreur de figuur Renan, die het meest op Ernst Klijzing lijkt zeggen: “Het enige boek waaruit wat te leren valt, is Malraux’ “Het menselijk tekort”, daar krijg je tenminste een duidelijk beeld van celvorming, revolutionaire tactiek…”. (85)

Behalve op deze ontmoetingsadressen bij Adrianus Klijzing en Reina Prinsen Geerligs komen Bram, Sape en de andere CS6’ers van hun brigade ook samen in de Piet Gijzenbrugstraat 29-I, bij Everdina Johanna Karssen (1884) de moeder van Dick van Stokkum. Dick is Brams buurman op het hofje. In Everdina Karssens woning worden illegale blaadjes gedrukt en haar dochters Suzanna (Suus of Suze, 1911) en Theodora (Doortje, 1918) van Stokkum, die allebei verpleegster zijn, werken ook mee in CS6. (86)

De groep van Hans Katan bestaat uit een samensmelting van een aantal vriendengroepjes. Vooral medische en technische studenten (Ernst Klijzing, Johan Roemer, Johan Kalshoven, Sape Kuiper, Olaf Thingberg Thomsen, Harke Kijlstra), voormalige klasgenoten van het Barlaeus (Reina Prinsen Geerligs, Guido van Suchtelen en Bram Kuiper), leden van de familie van Stokkum (Everdina Johanna van Stokkum-Karssen, haar dochters Suze en Doortje en Suze’s partner, de arts Johannes Wessel Thomee). Opvallend is dat veel van deze mensen literaire ambities hebben. Bert Schierbeek is al genoemd, maar ook de Joodse Leo Frijda schrijft onder het pseudoniem Edgar Fossan voor het illegale blad Lichting gedichten. Pam Pooters is de ideoloog en organisator op de achtergrond. Twee van zijn jongere zussen, Petronella (Nel, 1915- 2000) en Wilhelmina (Mientje, 1917-2016) werken ook in de groep Katan net als de jongere zus van Ernst Klijzing, Maria, die Rita genoemd wordt. Zij en Sape Kuiper zijn de jongste leden. Sape wordt begin 1943 negentien jaar, Rita is nog een jaar jonger.

De woningen van oudere leden als Adrianus Klijzing en Everdina van Stokkum worden gebruikt voor de voorbereiding van verzetsacties maar dienen ook als rustpunt in het stressige verzetsleven. In de loop van 1943 geldt voor alle jonge CS6’ers wat Schierbeek op 16 april 1943 in zijn dagboek over Ernst Klijzing schrijft: “Tegenwoordig (is Ernst) een uur per dag thuis, volslagen in beslag genomen door de onderwereld. (…) Buitengewoon veel werk verzet op elk gebied van de strijd, zowel het papier als de kogels. Een koortsachtige spanning, steeds kookpunt, en steeds op ‘t punt door Gestapo e.a. getorpedeerd te worden.” (87) De CS6’ers hebben nu vaak geen vast adres meer en zwerven van onderduikadres naar onderduikadres. Willij Berg (1919-2004), een nicht van Ernst Klijzing, komt in de zomer van 1942 in Amsterdam wonen en sluit zich aan bij CS6. Ze schrijft: “We bivakkeerden in een huis in de toen al leeggehaalde jodenbuurt, waar die jongens bommen zaten te maken en wat niet al.” (88)

Adressen van mensen als de van Stokkums zijn een “belangrijk steunpunt. Je kwam er tot rust. Je leefde onder een geweldige spanning. Daar kon je even uitblazen”, zegt Nel Pooters, (89) die met haar zus Mientje in de Waverstraat woont, waar ze voor andere CS6’ers, o.a. Hans Katan, dezelfde functie hebben.

CS6 heeft natuurlijk ook contact met andere verzetsgroepen. Voor de groep Katan zijn dat vooral de Rattenkruidjongens, ook jonge studenten, die het illegale blad Rattenkruid uitgeven en aan sabotage doen. Er zijn contacten met de illegale pers, vooral De Vrije Katheder en De Waarheid, en met de Persoonsbewijzencentrale, een groep kunstenaars die zich voornamelijk toeleggen op vervalsen.

Groei en radicalisering

Eind 1942, begin 1943 radicaliseren de jonge leden van CS6 onder invloed van geharde oudere communistische oud-Spanjestrijders en anti-fascisten van het eerste uur als Gerrit Kastein, Janrik van Gilse en Pam Pooters. (90) Op marxistische scholingsbijeenkomsten worden heftige discussies gevoerd over de morele en ethische aspecten van het ombrengen van tegenstanders. “Wij doden als soldaten”, (91) wordt het maxime. Er worden met opzet alleen Nederlandse nazi’s gedood en geen Duitse om represailles door de bezetter te voorkomen. (92) Tegelijk gaan de CS6’ers ook door met sabotage, soms in samenwerking met andere verzetsgroepen.

CS6 groeit begin 1943 hard. Vooral in Amsterdamse studentenkringen wordt fanatiek nieuwe aanwas geronselt. Jonge mensen die nog maar net lid geworden zijn krijgen vaak snel opdracht tot (de voorbereiding van) geweldadige acties. Ook krijgen sommige leden de taak buiten Amsterdam CS6-groepen op te richten. (93) Zo ontstaan groepen in Amstelveen, het Gooi, Nijmegen en Utrecht.

Sape Kuiper lukt het om in de nacht van 25 op 26 januari 1943 met een brandbom het UFA-theater aan het Rembrandtplein te vernielen. (94) Guido van Suchtelen vertelt dat Sape tijdens een bioscoopbezoek met een vrouwelijk CS 6-lid “het verliefd stelletje” speelt  en “de bom, zogenaamd knuffelend, in een der zittingen” plaatst, “een heel voorzichtig werk”. (95) Mogelijk werkt Sape’s sabotagegroep hier samen met een verzetsgroep die het illegale blad Rattenkruid uitgeeft. (96)

Voor rekening van CS6 zijn ook de brandstichting in het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de Passeerdersgracht op 10-11 februari en de aanslag op het spooremplacement in de Rietlanden in het Oostelijk Havengebied op 14-15 maart. Hans Katan probeert om de Hollandsche Schouwburg af te laten branden door de houten kleedhokjes aan de achterkant aan te steken. Dit mislukt. (97) Katan werkt ook een plan uit om het telefoon- en telegraafverkeer te saboteren maar hij wordt gearresteerd voordat hij dat ten uitvoer kan brengen. (98)

Volgens zijn familie neemt Bram deel aan overvallen op distributiekantoren. (99) Vaak zijn dat bewapende berovingen om aan distributiebonnen te komen, die gebruikt kunnen worden voor onderduikers. Om welke distributiekantoren het gaat en of Bram daarbij bewapend is, is niet bekend.

Ondertussen groeit CS6 binnen Amsterdam. Vooral in studentenkringen worden nieuwe leden aangeworven. Harke Kijlstra (1921-2003), een student medicijnen, vertelt hoe dit ronselen in zijn werk gaat in het geval van zijn broer Reinder Anne (Rein): “Ik had een broer die een jaar ouder was dan ik. Hij had schizofrenie en was al drie keer opgenomen geweest in psychiatrische ziekenhuizen. Hij werd behandeld met elektroshocktherapie. Hij was ingeschreven als student aan de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Ik zorgde voor hem. Hij had geen contact meer met mijn ouders. Op een dag ging ik bij hem langs en vond hem in een hele vreemde en nerveuze stemming. Het bleek dat Leo (Frijda) en Hans (Katan) hem gevraagd hadden om het rangeerterrein van de spoorwegen in de Rietlanden in het oosten van Amsterdam te observeren. Dat had hij ‘s nachts gedaan. Ik kende Leo en Hans nog niet. Dit is een typisch verhaal voor CS6. Het was geen professionele organisatie. Mijn broer, die Rein heette, was erg mondig maar duidelijk niet de juiste persoon voor dit soort werk. Ik nam het dus van hem over en de rest is geschiedenis. Mijn broer Rein bleef kleine klusjes doen voor CS6.” (100) De sabotage aan het spoor in de Rietlanden was op 14-15 maart 1943. Op 19 maart wordt Harke Kijlstra gearresteerd omdat hij in een woning is waar ook een Joodse vrouw ondergedoken is.

Van Harke en Rein Kijlstra, die een woning delen op het Frederiksplein 33, is bekend dat ze vaak op het Nieuwe Suikerhofje komen. (101) De twee broers groeiden op in Hengelo als de oudste zonen van een arts. Hun moeder overlijdt als de broertjes zeven en zes jaar oud zijn. Hun vader hertrouwt en er komen drie halfbroertjes bij. Harkes deelname aan het verzet wordt door zijn vader afgekeurd. Hij heeft religieuze bezwaren tegen de liquidaties. (102) Ook zal hij zorgen gehad hebben om zijn oudste zonen, vooral omdat in de zomer van 1942 een van de halfbroertjes van Rein en Harke op tienjarige leeftijd sterft.

Harke Kijlstra neemt ondanks zijn kritiek op CS6 wel deel aan CS6-acties en wordt later gevraagd voor grotere klussen; een aanslag op een spoorlijn, die mislukt, en het bespioneren van een collaborateur die op de CS6-dodenlijst staat. De liquidaties van NSB’ers, collaborateurs en verraders beginnen in februari 1943 en bereiken een hoogtepunt in de zomer van 1943. Vooral door de zogenaamde MIL-groepen (communistische sabotagegroepen), waarvan Gerrit Kastein één van de leiders is, waren al eerder een aantal dodelijke aanslagen gepleegd. Kastein zet na de Duitse nederlaag bij Stalingrad eind januari 1943 nog een tandje bij en begint politieke moorden te plannen op hooggeplaatste NSB’ers. Enerzijds is het de bedoeling NSB’ers en bezetters te demoraliseren door regelmatige liquidaties, anderzijds heerst binnen het verzet de echte angst dat prominente NSB’ers onder Musserts leiding als een soort schaduwkabinet werkelijke macht zouden kunnen gaan uitoefenen. In NSB-kringen ontstaat paniek na de eerste aanslagen en sommige hooggeplaatste NSB’ers krijgen lijfwachten. (103)

Bram is betrokken bij de eerste van deze reeks door Kastein geplande liquidaties. Terwijl CS6’ers Leo Frijda (1923-1943) en Jan Verleun (1919-1944) op 5 februari 1943 in Den Haag aanbellen bij het huis van Generaal Seyffardt en hem neerschieten staat Bram op wacht. (104) Een paar dagen eerder is de 69-jarige Seyffardt door Mussert benoemd als gemachtigde voor het Nederlandse vrijwilligerslegioen. Het verzet vreest dat Seyffardt als quasi-minister van oorlog de militaire dienstplicht in zal voeren en Nederlandse mannen naar het Oostfront zal sturen. Bij deze aanslag valt op dat Seyffardt en Kastein in dezelfde Haagse wijk Benoordenhout wonen, op maar een paar minuten lopen van elkaar. (Seyffardt in de Van Neckstraat 36, Kastein in de Van der Aastraat 14). Ook bij de hieronder besproken liquidaties door de CS6-cel van Bram en Sape in Amsterdam, zien we bijna altijd dat het slachtoffer en een CS6-lid in dezelfde straat wonen. CS6-aanslagen worden volgens Marjan Schwegman in haar boek Het Stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties Nederland 1940-1945, goed voorbereid: “Mensen, die op de nominatie stonden om geliquideerd te worden, (werden) eerst uitvoerig geschaduwd om vast te stellen of dat terecht was”. (105) Het CS6-lid dat in dezelfde straat woont kan zijn of haar straatgenoot gemakkelijk bespioneren en een gunstige plaats en tijd voor een aanslag vastleggen, maar doet vanwege het gevaar van herkenning niet zelf de liquidatie.

Voor jonge leden van CS6 die soms nog nooit een wapen hebben vastgehouden, laat staan gebruikt, is het uitvoeren en verwerken van een liquidatie niet gemakkelijk. Jan Verleun is na de aanslag op Seyffardt niet in staat om nog een aanslag uit te voeren. (106) Daarom doet Kastein de volgende aanslag op het echtpaar Reydon alleen. De 46-jarige Hermannus Reydon was op 1 februari 1943 door Mussert benoemd tot gemachtigde voor volksvoorlichting. Kastein wacht hem op 7 februari in zijn eigen huis in Voorschoten op. Reydons vrouw komt eerst thuis en Kastein schiet eerst haar en daarna ook Reydon neer. Reydons vrouw is direct dood, Reydon overlijdt een half jaar later.

Het vervoeren van wapens en het verkennen van plekken waar sabotage gepleegd moet worden behoort tot het normale werk van alle CS6-leden maar de plannen om naast sabotage ook over te gaan tot liquidatie van Nederlandse nazi’s roept bij de jonge leden van CS6 enorme gewetensvragen op. Bert Schierbeek schrijft hierover nogal hoogdravend in Terreur tegen Terreur. Schierbeek zelf, die onderduikers helpt en via een contact in Boekelo bonnen bezorgt, rolt ook in het zwaardere werk van CS6 en stemt toe om voorbereidend werk voor een aanslag te doen. Hij moet het huis van Hendrik Jan Woudenberg aan de Rijksweg in Laren in de gaten houden met de bedoeling hem later te doden. (107)

De dan 51-jarige Woudenberg is NSB-lid van het eerste uur en als commissaris van de nationaal-socialistische vakbond Arbeidsfront verantwoordelijk voor de organisatie van de Arbeitseinsatz. Schierbeek loopt rond Woudenbergs huis maar weigert uiteindelijk een wapen aan te nemen en te gebruiken. Blijkbaar krijgt ook niemand anders de opdracht tot liquidatie want Woudenberg overleeft de oorlog en sterft in 1967 een natuurlijke dood.

Net als Schierbeek wil ook Guido van Suchtelen geen mensen doden: “Ik stond niet op het standpunt dat de Duitse terreur met individuele liquidaties bestreden kon worden. Ik heb me daar dan ook nooit mee bemoeid”. (108) Hij heeft hier met zijn vriendin Reina Prinsen Geerligs veel discussies over want zij radicaliseert wel. Bij welke aanslagen Reina precies betrokken is is onduidelijk. De door haar bekende moord op de politieagent Pieter Kaay (1903-1943) in Enschede wordt waarschijnlijk door een Enschedese verzetsgroep gepleegd. Reina heeft samen met Hans Katan op 2 juli 1943 wel de omgeving van Kaays huis verkend, maar ze zien ervan af hem neer te schieten omdat hij een van zijn kinderen op schoot heeft. (109)

Ook Guido van Suchtelen krijgt net als Bert Schierbeek een keer een opdracht om iemand te schaduwen. Samen met zijn zus volgt hij in Amsterdam de levensgevaarlijke V-man Anton van der Waals (1912-1950) tot aan hotel Polen in het centrum. (110) Helaas geeft van Suchtelen hiervoor geen datum, maar het is waarschijnlijk na 19 februari 1943. Op die dag loopt Gerrit Kastein in Delft in de val van Anton van der Waals. Kastein wordt gearresteerd door de SD en naar het Binnenhof in Den Haag gebracht. Daar springt hij voordat hij verhoord kan worden uit een raam op de tweede verdieping en sterft.

Kastein werkt voor meerdere verzetsgroepen en van der Waals heeft waarschijnlijk in het voorjaar van 1943 nog niet genoeg informatie om te kunnen infiltreren in Amsterdamse CS6-kringen. Daarom gaan de liquidaties van NSB’ers en collaborateurs gewoon door, nu georganiseerd door Katan en Pooters. Van der Waals krijgt wel voet aan de grond in kringen van Het Parool en Het Nationaal Comité bij mensen als Koos Vorrink en Levinus van Looi, die geloven dat hij een geheim agent uit Engeland is. (Zie hiervoor het artikel over hofjebewoner Dick van Stokkum op deze website). Later vindt hij ook weer een ingang bij CS6 en is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de arrestatie van Pam Pooters op 6 augustus 1943.

Intermezzo: Arrestaties op de Herengracht 175 en in het Nieuwe Suikerhofje

Doordat Gerrit Kastein zelfmoord pleegt voordat hij verhoord wordt, kunnen de Duitsers CS6 niet verder oprollen. Dat lukt ze pas in de zomer van 1943, als bijna heel de groep opgepakt wordt. Maar CS6-leden Harke Kijlstra en Bram Kuiper worden allebei in het voorjaar van 1943 al een keer gearresteerd. Harke zit drie weken in een Rotterdamse cel (van 20 maart tot 12 april), (11) Bram vanaf 2 april ongeveer net zo lang in de Amsterdamse gevangenis aan de Weteringschans (tot 28 april). In beide gevallen heeft de aanleiding voor de arrestatie niets met CS6 te maken en bij zowel Harke als Bram schijnen de Duitsers niets te vinden om ze langer vast te kunnen houden.

Harke Kijlstra wordt op vrijdag 19 maart 1943 in de woning van Margreet Taselaar op de Herengracht 175 gearresteerd. (112) De 25-jarige Margreet is de zus van Vica Taselaar, die op het Nieuwe Suikerhofje woont. Margreet heeft op dat moment een Joodse onderduikster, Saar van Gigch (1912-1943) uit Rotterdam, in haar woning. Behalve Margreet, Saar en Harke, is ook de student Karel Louis de Vries in Margreets woning als een V-man met een Rotterdams SD-overvalcommando voor de deur staat. Alle vier worden ze opgepakt. Margreet, Karel en Harke worden door de SD in Rotterdam verhoord omdat onderduikster Saar van Gigch banden heeft met een Rotterdamse sabotage-groep, de Nederlandse Volksmilitie. Uiteindelijk wordt alleen Margreet veroordeeld voor jodenhulp en naar Kamp Vught gestuurd. Harke en Karel weten zich onder de verdenking uit te praten en worden vrijgelaten. De Joodse Saar van Gigch maakt geen enkele kans, zij wordt op 9 juli 1943 in Sobibor vermoord.

Margreet en Harke zullen ongetwijfeld weet gehad hebben van sommige CS6-verzetsacties. De aanslag op het spoorwegemplacement Rietlanden, waarover Harke van zijn broer Rein hoorde, vond een paar dagen voor hun arrestatie plaats. Karel Louis de Vries zat met verschillende CS6’ers op school en werkt incidenteel ook wel met hen samen. Maar de Rotterdamse SD zal vooral interesse in hun (niet bestaande) banden met de Rotterdamse verzetsgroep NVM gehad hebben. Ook de verrader van Saar van Gigch, Menasse (Max) Eckstein, kan de SD niet naar CS6 voeren. Hij infiltreert voornamelijk in het Utrechts verzet. Daardoor zit Margreets moeder, die in Utrecht een pension heeft waar onderduikers terecht kunnen, ook een tijdje in Rotterdam gevangen. Eckstein heeft (nog) geen contacten bij het Amsterdamse verzet.

Hoewel ze dus toevallig twee CS6-leden achter slot en grendel hebben krijgen de Duitsers in het voorjaar van 1943 nog geen grip op CS6. Noch Kasteins arrestatie, noch het onderzoek naar de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister leiden tot verdere arrestaties van CS6-medewerkers. Harke en Bram laten niets los over hun CS6-acties en hebben het “geluk” dat ze allebei opgepakt zijn voor ander verzet. Infiltrant Anton van der Waals is nog met zaken bezig, die niet direct naar CS6 leiden.

Bijna alle bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, ook Bram Kuiper, worden op 2 en 3 april 1943 gearresteerd. De aanleiding voor de arrestatie is waarschijnlijk de verdenking van medeplichtigheid aan de overval op het Amsterdamse Bevolkingsregister op 27 maart. (113). Bij deze overval zijn verzetsleden van de Persoonsbewijzencentrale, Rattenkruidjongens en CS6’ers betrokken.

Bijna alle aanslagplegers worden snel opgepakt. Maar de leden van CS6; Dio Remiëns, Nel Hissink, Tom Koreman en Yara Wainschtok, die op de Prinsengracht 876 wonen/onderduiken, blijven buiten schot. (115) Op dit adres aan de Prinsengracht kleedden de aanslagplegers zich om in de valse politieuniformen die ze bij de overval gebruikten.

Bram Kuiper wordt net als zijn medebewoners op 2 april op het hofje gearresteerd. Met hem heeft de SD een behoorlijk actief CS6-lid opgepakt, maar Bram houdt zijn mond. De CS6’ers op de Prinsengracht 876 horen bij een andere CS6-cel dan Bram en het is vooral Brams broer Sape die contacten heeft met de Rattenkruidjongens. Waarschijnlijk worden op Brams kamer op het hofje ook geen verdachte spullen (illegale kranten, valse persoonsbewijzen) gevonden. We kunnen ervan uitgaan dat de SD in het voorjaar van 1943 CS6 nog niet duidelijk in kaart gebracht heeft.

Bram komt zelfs als eerste van de hofjebewoners op 28 april weer vrij. Hij haalt met toestemming van de SD op het politiebureau aan het Singel de daar bewaarde sleutels van de hofjeshuizen aan de Prinsengracht 385-395 op. Op hetzelfde politiebureau geeft hij twee uur later zijn persoonsbewijs als verloren op. (115) Dat is direct weer een daad van verzet, want we weten dat dit “verloren” PB terechtkomt bij een Joodse onderduiker.

Bram gaat enige tijd na zijn vrijlating ook langs bij zijn schoolvriend Willem Frederik Hermans en vertelt hem over zijn verblijf in de gevangenis. Willem Hermans zegt hier het volgende over: “En ik weet nog, de laatste keer dat ik hem gezien heb, kwam hij bij mij aan. Toen had hij een maand in voorarrest gezeten in Amsterdam. …Hij vertelde dat hij in de gevangenis had gezeten. Hij had het helemaal niet zo erg gevonden, want ja, hij had er allemaal boeken gelezen waar hij anders niet aan toe kwam. Hij was ook een groot lezer hè. Nou wat dan? Hij had Bosboom Touissant, van Lennep en al die negentiende eeuwse schrijvers gelezen. Helemaal stukgelezen exemplaren, want dat was alles wat ze in de gevangenisbibliotheek hadden, begrijp je wel, nog uit de oude tijd. Die had hij gelezen en dat beviel hem goed. Nou, ik weet nog, het was een heel zonnige avond dat hij mij kwam opzoeken, en ik heb hem… hij ging weg, dus we hebben nog een eindje gewandeld, ik heb hem geloof ik naar de trein gebracht en daarna heb ik hem nooit meer gezien.” (116)

Volgens zijn moeder doet Bram als hij na zijn arrestatie op het Nieuwe Suikerhofje eind april weer vrijkomt geen gevaarlijk werk meer. (117) Hiermee zal ze gewapend verzet bedoelen, bijvoorbeeld overvallen op distributiekantoren. Wel moet hij onderduiken, maar dat geldt vanaf eind april voor heel veel studenten. De aanslag op Seyffardt heeft een vergeldingsactie tegen studenten uitgelokt en alle studenten moeten een loyaliteitsverklaring tekenen. Bram en Sape doen dit allebei niet, net als de meerderheid van de studenten, en duiken onder. Bram bij vriendin Laura Kuiper op de Leidsestraat. Sape bij een nicht van een collega van zijn vader, Johanna Elizabeth (Hans) van Lennep (1903-2004), die op de Noorder Amstellaan woont (nu de Churchill-laan). (118)

Hoewel de broers Kuiper onderduiken gaat hun verzetswerk gewoon door. Nu Bram niet meer deelneemt aan het gewapende verzet, gaat hij op reis naar België. Net als zijn vroegere buren, hofjebewoners Henk Pelser en Dick van Stokkum, die nog gevangen zitten na de inval van de SD op het hofje van 2 april. Zij brachten Joodse vluchtelingen naar Brussel, en later ook helemaal naar Zwitserland.

Ondertussen sluit zich rondom CS6 langzaam een web dat gesponnen wordt door meerdere V-mannen en V-vrouwen. In Brams groep infiltreert een zekere Matthijs Ridderhof (1895-1947), die Hans Katan voor zich inneemt en hem paait met geld en informatie.

V-Mann Ridderhof

Nederlandse verzetsgroepen, vooral die zich met spionage bezighouden, zoeken in 1942 en 1943 op alle mogelijke manieren contact met de Nederlandse regering in Engeland om de vergaarde informatie door te geven. Tegelijk hopen ze op droppings van agenten, wapens, marconisten en zenders uit Engeland.

Vanuit Engeland worden inderdaad Nederlandse agenten gestuurd, vaak vergezeld van een marconist met een zender, die het verzet moeten ondersteunen en radiocontact met Engeland hebben. Door het Englandspiel raken de meeste van deze agenten in Duitse handen en hun zenders worden door de Duitsers gebruikt voor een dubbelspel.

Tegelijk rekruteren de Duitse politiediensten SD en SiPo en de Duitse militaire contraspionage (Abwehr) V-mannen en V-vrouwen (V van “Vertrauens”) die het verzet infiltreren en verzetsmensen en ondergedoken Joden aan de Duitsers uitleveren. Deze infiltranten maken gebruik van de informatie die de Duitsers door het Englandspiel hebben en doen zich soms voor als uit Engeland gestuurde agenten. V-man Anton van der Waals wint op die manier het vertrouwen van Gerrit Kastein en laat hem in februari arresteren.

Ook Hans Katan raakt in de loop van 1943 verstrikt in het web van een V-man die zich voordoet als geheim agent. Matthijs Adolf Ridderhof (1895-1947), die zich George van Vliet noemt, wordt in 1941 tijdens een gevangenisstraf voor zwarte handel in de Amsterdamse gevangenis aan de Weteringschans gerekruteerd als V-man.

Tot dan toe is Ridderhofs leven nogal onbestendig geweest. Op zijn archiefkaart in het Stadsarchief van Amsterdam staan de volgende beroepen: musicus, handelsreiziger, fabrikant van kunstmarmer en reclame artiest. Ook in zijn huwelijken houdt hij het niet lang uit. In 1940 trouwt hij voor de derde keer. Zijn eerste twee huwelijken liepen beide na een jaar of zeven op de klippen. (119)

Volgens een collega bij de Abwehr, die ook opmerkt dat Ridderhof veel verschillende beroepen had en in veel landen woonde, is hij een “typische profiteur”. Hij beschrijft Ridderhof als hinkend en corpulent met licht grijzend haar en een kunstgebit. (120) In 1940 woont Ridderhof in Amsterdam, daarvoor in Leiden. In 1941 verhuist hij kort naar Arnhem, in 1942 woont hij in Blaricum. Bij zijn verraad heeft Ridderhof vaak dezelfde manier van opereren; op het moment dat zijn slachtoffers opgepakt worden is hij al weer vertrokken. (121)

Het lukt Ridderhof om Hans Katan te leren kennen, en daarmee CS6 te infiltreren. Daar gaan andere infiltraties aan vooraf. Ridderhof wint in de loop van 1941 via een Zeeuwse verzetsman het vertrouwen van een Haagse verzetsgroep van de Ordedienst. Hij is voor de leider van deze groep in Den Haag, Christiaan Frederik van den Berg (1901-1943), een waardevol contact omdat hij interessant spionagemateriaal levert. Van den Berg weet niet dat dat nutteloze gegevens zijn die de Abwehr aan Ridderhof doorspeelt. (122)

Begin december 1941 vertelt van den Berg aan Ridderhof dat een in Nederland gedropte agent, Thijs Taconis, bezig is om sabotagegroepen te vormen. Ridderhof geeft deze informatie direct aan de Abwehr door en is medeverantwoordelijk voor de eerste arrestaties van agenten in maart 1942 en het begin van het Englandspiel, waarbij Nederlandse agenten in Duitse opdracht met Engeland zenden. (123)

Thijs Taconis (1914-1944), een Leidse student wis- en natuurkunde, die direct na de bezetting met een vissersboot naar Engeland was ontsnapt en Huub Lauwers (1915-2004), zijn marconist, worden op 7 november 1941 in de buurt van Ommen gedropt. Taconis heeft inderdaad de opdracht om sabotagegroepen op te zetten, te trainen en bestaande sabotagegroepen te ondersteunen. Hij helpt deze groepen bij het plannen van sabotage op transportmiddelen en bij brandstichting. Ook moet hij het materiaal uit droppings onder de sabotagegroepen verdelen. (124)

Taconis, die in Oosterbeek onderdak gevonden heeft, en Lauwers, wiens zender een tijdlang kapot is, maar die nu vanuit Den Haag radiocontact met Engeland heeft, horen in februari 1942 dat er twee containers met sabotagemateriaal uit Engeland gestuurd zullen worden. Ze vragen van den Berg of hij een afwerpterrein weet. Hij vindt met hulp van een vroegere collega een plek bij Hooghalen in Drenthe. Ook is er een vrachtwagen nodig om de containers te vervoeren. Daarvoor vraagt van den Berg uitgerekend Ridderhof om hulp. Die regelt in samenwerking met de Abwehr een vrachtauto en biedt zelfs aan de spullen uit de containers zo lang in zijn huis in Arnhem op te slaan. Van den Berg gaat dankbaar op Ridderhofs aanbod in. (125)

De twee containers worden in de nacht van 27 op 28 februari 1942 inderdaad afgeworpen, maar één ervan gaat verloren. De andere container wordt naar het huis van Ridderhof gereden. Waarschijnlijk gaat Ridderhof nu op last van het hoofd van de Abwehr Giskes een tijdje naar België. (126) In die tijd wordt er een SD-overval op zijn huis in Arnhem geënsceneerd en wordt het sabotagemateriaal in beslag genomen. Daarna worden na elkaar op 6, 7 en 9 maart de marconist Huub Lauwers, de OD-man Christiaan van den Berg en geheim agent Thijs Taconis gearresteerd. (127) Ridderhof komt nu weer terug naar Nederland.

De Duitsers beginnen met Lauwers zender het Englandspiel en de agent die als volgende gedropt wordt, Arnoldus Albert Baatsen, wacht op 27 maart 1942 een Duits ontvangstcomité waarvan ook Matthijs Ridderhof deel uitmaakt. Omdat Ridderhof zenuwachtig en dronken is willen de Duitsers hem er bij volgende arrestaties van gedropte agenten niet meer bij hebben. Ridderhof concentreert zich na dit debacle vanaf eind maart meer op de infiltratie van de verschillende sabotagegroepen die door Taconis ondersteund werden.

Er zijn in het voorjaar van 1942 nog niet zo heel veel mensen bezig met sabotage, dus het is zeer waarschijnlijk dat Ridderhof bij zijn infiltratiepogingen op leden van CS6 stuit. Volgens Rob van Olm in zijn boek over Reina Prinsen Geerligs, heeft Ridderhof vanaf juli 1942 contact met Hans Katan, die na de dood van Kastein eerder dat jaar een leidende rol in CS6 heeft. Katan vertrouwt hem en krijgt van Ridderhof geld voor wapens en munitie. Ook trapt Katan in het verhaal dat Ridderhof radiocontact met Engeland heeft. (128) Niet iedereen gelooft Ridderhof. Katan wordt meerdere keren gewaarschuwd dat Ridderhof geen echte Engelse agent is. (129)

Hans Katan gebruikt het geld dat hij van Ridderhof krijgt, nog steeds volgens van Olm, om in 1943 vier liquidaties van verraders in Amsterdam door te voeren. Een fietsenmaker, een agent van de marechaussee, een Joodse kantoorbediende en een bekende Amsterdamse politieagent worden tussen 2 juni en 15 juli 1943 door CS 6-leden uit de groep Katan neergeschoten. (130)

De groep Katan, waar Bram deel van uitmaakt, gaat zich in de zomer van 1943 toeleggen op een ander soort liquidaties dan die van het voorjaar 1943. In plaats van prominente oudere NSB’ers uit Musserts schaduwkabinet kiezen ze als slachtoffers jonge Nederlandse nazi’s en NSB’ers die voor de Duitsers werken en Joden en verzetsmensen verraden. Bijna alle executies vinden op straat plaats. Opvallend is ook dat het slachtoffer in bijna alle gevallen in dezelfde straat woont als één of meer leden van CS6.

Er worden door CS6-cellen ook nog steeds aanslagen op NSB-kopstukken gepland en uitgevoerd. Soms gaan die om praktische redenen niet door. Hans Katan bereidt een aanslag op NSB-leider Mussert voor, die elke dag in een klein restaurant in de Leidsestraat eet. Katan wil hem daar neerschieten maar het restaurant sluit een dag voor de aanslag. Meerdere pogingen tot een aanslag op Professor Jan van Dam (1896-1979), Secretaris-Generaal van het nieuwe Ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming mislukken omdat van Dam goed bewaakt wordt. (131)

Binnen Katans groep zijn er behalve praktische problemen met het uitvoeren van liquidaties ook discussies over de manier waarop de aanslagen op Seyffardt en Reydon werden gedaan. CS6-lid Harke Kijlstra zegt hierover: “Wij allemaal – Leo (Frijda), Hans Katan, Bram en Sape Kuiper en de Boissevain broers, besloten vanaf dat moment om niemand meer binnenshuis te doden, om met een smoesje door de voordeur te komen, als een huiselijke moord, maar om de liquidatie spectaculairder te maken, of ‘sportiever'”. (132)

In de zomer van 1943 pleegt de groep Katan “sportieve” aanslagen op voornamelijk jongere Amsterdammers in de directe omgeving van hun CS6-brigade in Amsterdam-Zuid. Schwegman legt in haar boek Het Stille Verzet de nadruk op het directe gevaar dat deze verraders/informanten vormen voor (leden van) CS6. (133) Daar moet ook nog het het feit aan toegevoegd worden dat deze mensen ondergedoken Joden verraden en Joodse verzetsmensen aan de SD uitleveren, waardoor deze ten dode opgeschreven zijn. Voor hun verraad ontvangen deze V-mannen ook nog loon.

Niet van alle door CS6 gepleegde aanslagen is bekend wie deze uitvoert en wie erbij helpt. Bij de aanslagen van de groep Katan in de zomer van 1943 zijn in ieder geval betrokken: Nel Pooters, Reina Prinsen Geerligs, Lies Sluijters, Hans Katan, Leo Frijda, Sape Kuiper, Johan Kalshoven, Ernst Klijzing en Henri Hugo Geul. Bram doet er niet actief aan mee. Hij is in de maanden mei en juni twee keer in het buitenland en zit in juli, als zijn broer Sape de wapens opneemt, in een Brusselse gevangenis. Wel zagen we hierboven in de woorden van Harke Kijlstra, dat Bram betrokken is bij de discussie binnen CS6 over het hoe en waarom van de liquidaties.

Sommige aanslagen worden aan Jan Verleun toegeschreven maar ik twijfel eraan dat hij bij de groep Katan hoort en deze V-mannen en collaborateurs liquideert. Ik vermoed dat hij zich meer op de hooggeplaatste NSB’ers blijft richten. Verleun wordt anders dan de meeste CS6-ers pas na de zomer van 1943 gearresteerd, op 4 november, en bekent dan zo ongeveer alle liquidaties (bijvoorbeeld ook die van Kastein op Reydon en zijn vrouw). Ernst Klijzing was toen nog niet gearresteerd, hij blijft tot medio 1944 op vrije voeten, en mogelijk wil Verleun hem erbuiten houden.

Ridderhof blijft ook na de arrestatie van Katan op 19 augustus 1943 actief binnen CS6. Zo wordt hij op 4 november 1943 in de buurt gezien van de plek waar Jan Verleun gearresteerd wordt. (134) Pam Pooters wordt op 6 augustus in een café aan de Amstelveense weg gearresteerd. Ook hij is verraden. V-man Anton van der Waals wordt genoemd. Goudriaan meent in zijn biografie van Gerrit Kastein dat de Joodse V-man J.L. Mendels erachter zit. (135)

Bram zit dan al lang in de gevangenis. Op 29 juni wordt hij in Brussel gearresteerd en komt niet meer vrij. Terwijl Bram in de zomer van 1943 naar België reist, plegen zijn verzetscollega’s van de groep Katan de ene na de andere aanslag. De reeks aanslagen van deze jonge verzetsmensen begint op 2 juni.

Zomer 1943

Op woensdag 2 juni 1943 wordt fietsenmaker Bernardus Hoff (1916) in de fietsenstalling in de Cornelis Krusemanstraat ‘s avonds kort voor 22.00 uur neergeschoten. Hij is direct dood door een schot in zijn hart met een automatisch pistool. Van de dader is “slechts een vaag signalement” bekend, staat in het politierapport over de aanslag. (136)

De SD heeft CS6 niet op de kaart en zoekt de dader blijkbaar in kunstenaarskringen. Midden in de nacht wordt de beeldhouwer Roelof Carel (Bob) de Boer (1908-1969) die in de Vondelstraat 110 woont opgepakt. De Boer heeft contact met het kunstenaarsverzet en de Persoonsbewijzencentrale maar praat niet en er volgen geen verdere arrestaties. Hij wordt vrijgelaten en hij en zijn vrouw Mirte Wijnsouw (1914-1994) nemen nog datzelfde jaar de Joodse fotografe Maria Austria als onderduikster in huis. Het jaar daarna ook nog Henk Jonker, een ambtenaar van het Bevolkingsregister die meewerkt in de Persoonsbewijzencentrale. (137)

Opvallend bij deze aanslag is de locatie. Zoals we hierboven zagen wonen de CS6-leden Johan Roemer en Johan Kalshoven in de Cornelis Krusemanstraat en komen zij en andere leden vaak samen om brand- en tijdbommen te maken op het adres van Adrianus Klijzing, ook in de Cornelis Krusemanstraat. Ernst en Rita Klijzing wonen een straat verderop op de Pieter Lastmankade. Hun vader is de jongere broer van Adrianus Klijzing.

Volgens de krantenberichten over het proces tegen negentien CS6-leden eind september 1943 is het plan voor de aanslag op Hoff van Hans Katan, lost Leo Frijda het schot op de fietsenmaker terwijl Sape Kuiper en Hans van Mierlo medeplichtig zijn. Inmiddels is van sommige liquidaties bekend dat de daders niet degenen zijn die toen bekenden. De aanslag op Seyffardt wordt in 1943 toegeschreven aan Gerrit Kastein en Leo Frijda, terwijl in werkelijkheid Frijda en Jan Verleun de daders zijn. (138) De aanslag op politieagent Kaaij in Deventer, in 1943 toegeschreven aan Louis Boissevain, Hans Katan, Maarten van Gilse en Reina Prinsen Geerligs, is waarschijnlijk helemaal niet door CS 6 uitgevoerd maar door een plaatselijke verzetsgroep.

Of Leo Frijda inderdaad de schutter is, is niet te bewijzen. Het lijkt me goed mogelijk dat hij tijdens zijn verhoor nog een moord bekende om de werkelijke dader te ontzien. Behalve Jan Verleun is op het moment van het proces tegen CS6 in de herfst van 1943 ook Ernst Klijzing nog vrij. Bert Schierbeek suggereert in zijn oorlogsdagboek in ieder geval dat Klijzing wapens gebruikt. Hij beschrijft Klijzings verzetsleven en vermeldt dat hij “buitengewoon veel werk verzet op elk gebied van de strijd, zowel het papier als de kogels”. (139) In zijn roman Terreur tegen Terreur laat Schierbeek het literaire alter ego van Ernst Klijzing, Renan, de liquidatie van Bernard Hoff uitvoeren.

Ernst Klijzing

Het lijkt erop dat Bert Schierbeek van de dader van de aanslag op Bernard Hoff een precies verslag gekregen heeft. Verzetsdaden worden in zijn boek, dat hij tijdens de oorlog schrijft, nogal vaag beschreven. Maar bij deze aanslag geeft hij veel details en beschrijft hij hoe de dader Renan (Ernst Klijzing) na de aanslag naar het huis van een ander CS6-lid, Paul, gaat. In deze Paul is Schierbeek zelf te herkennen. “Op de trap zei Renan tegen hem: “Ik kan niet blijven, ‘t is te gevaarlijk voor je. ‘k Heb pas iemand neergeschoten!” (140)

Schierbeek beschrijft de aanslag als volgt: “Het was donker. Een zachte regen daalde als een sluier over de straten. (het was die 2e juni inderdaad wisselvallig weer A.B.) Renan kwam terug van de stalling. Het was geweest, zoals hij gedacht had (…) Het schot was bijna automatisch afgegaan, twee keer (…) Een moment had het nog geduurd, toen was hij achterover tussen de fietsen gevallen” (…) Meteen was hij er vandoor gegaan. Hij had zich enige straten lang gehaast, doch de beveiligende duisternis had hem zo gretig opgenomen, dat hij langzamerhand kalmer voorstapte”. (141)

Ook geeft Schierbeek een antwoord op de vraag waarom Bernard Hoff door CS6 op de dodenlijst gezet wordt. Hij geeft een gesprek tussen Renan (=Ernst Klijzing) en Erik (=Pam Pooters) weer: “Zie hier Erik. Hij toonde hem een revolver, die hij uit zijn zak haalde. “vanavond gaat het gebeuren!” “Wie?” Vroeg Erik, terwijl hij een cigaret opstak. “Die vent uit de fietsenstalling, hier vlak bij, je weet wel, hij werkt voor de Gestapo. ‘k Heb het er met Carrau (=Hans Katan) over gehad. Ik weet zeker, dat die kerel op ons loert. Ik stalde daar destijds mijn fiets wel eens (…) ‘k Heb hem sedertdien in de gaten gehouden. Hij heeft in drie weken tijds vijf Joden verraden, drie lui naar Vught weten te krijgen (…) We vinden dat hij te vlak in onze buurt opereert, en nu gaat hij er aan”. (142)

Ernst Klijzing wordt als een van de weinige leden van CS6 niet in 1943 gearresteerd. Zijn jongere zus Rita wel, zij zit na haar arrestatie in juli 1943 van 6 oktober tot eind december in Kamp Vught. (143) Ernst Klijzing komt vaak op het Nieuwe Suikerhofje en neemt waarschijnlijk na de inval van de SD op het Nieuwe Suikerhofje in april 1943 de verzorging van de onderduikers van een aantal hofjesbewoners over. (144) Aan het einde van de zomer van 1943 wordt Amsterdam te heet onder zijn voeten. Hij duikt een tijd onder in het zuiden van het land en probeert zelfs naar Zwitserland te vluchten. Hij wordt verkleed in een monnikspij in mei 1944 aan de Frans-Zwitserse grens tegengehouden. Het lukt hem om daarna terug naar Nederland te komen. Daar gaat hij weer deelnemen aan het gewapend verzet en sluit zich aan bij een Haarlemse knokploeg. Op 25 juni 1944 wordt hij onder een valse naam gearresteerd voor motorrijden zonder papieren. Pas nadat een celgenoot zijn echte naam verraadt wordt hij verhoord en tot de dood veroordeeld. Dat oordeel wordt op 16 juli voltrokken. (145)

Volgens Schwegman schaduwt Nel Pooters, een jongere zus van Pam Pooters, Hoff enige tijd voor de aanslag. (146) Schwegman vermeldt niet wie uiteindelijk op hem schiet. Nel Pooters assisteert ook bij een aantal andere aanslagen. Vrouwen vallen minder op en in vergelijking met andere verzetsgroepen werken in CS6 veel vrouwen mee. Mogelijk ontdekt Nel Pooters dat Hoff regelmatig ‘s avonds laat nog in de fietsenstalling werkt. Details over de deelname van Sape Kuiper en Hans van Mierlo zijn niet bekend. Hierboven kwam dit tweetal al ter sprake omdat ze mogelijk samenwerken bij het maken van brandbommen. (147)

Of Bernard Hoff inderdaad Joden en verzetsmensen verraden heeft en wie dat zijn heb ik niet kunnen achterhalen. In een lijst met Amsterdamse NSB-leden is Hoffs naam niet te vinden. (148) De zesentwintigjarige Hoff is in Amsterdam geboren en woont voor hij begin 1939 in de Cornelis Krusemanstraat 17 op de derde etage gaat wonen in Katwoude. Waarschijnlijk verhuist hij naar Amsterdam omdat hij een baan als fietsenmaker in de fietsenstalling in de Cornelis Krusemanstraat krijgt. Hij trouwt in de herfst van het eerste oorlogsjaar en gaat dan met zijn vrouw in de Leimuidenstraat 31 in de Hoofddorppleinbuurt wonen. Ik vermoed dat geen van de CS6 leden deze buurt goed kent en dat ze daarom besluiten om Hoff op zijn werkplek te liquideren. Bovendien heeft Hoff een jong kind en wordt een tweede kind in 1943 geboren. Zijn vrouw wordt daarom blijkbaar ontzien. Dat is bij andere CS6-liquidaties vaak niet het geval. Regelmatig wordt bij een liquidatie ook de echtgenote neergeschoten, zoals dat ook bij het echtpaar Reydon gebeurde.

De ingang van de fietsenstalling in de Cornelis Krusemanstraat waar Bernard Hoff werkt en neergeschoten wordt.

Politiebericht van de aanslag op Hoff, Politierapporten ’40-’45 Stadsarchief Amsterdam

De volgende dag, donderdag 3 juni is er een aanslag op de negenenzestigjarige Folkert Evert Posthuma in zijn woning in Vorden in Gelderland. Dit is weer een politieke moord. Posthuma, die nazi-sympathieën heeft maar geen lid is van de NSB, is door Mussert gevraagd als gemachtigde voor Landbouw en Visserij. Na de aanslagen op Seyffardt en Reydon heerst er paniek in hoge NSB-kringen en krijgt dit soort mensen bewaking aangeboden.

Een lid van de groep Katan, geneeskunde student Harke Kijlstra, die vaak op het Nieuwe Suikerhofje komt en ook met de zussen Taselaar samenwerkt, was eerder naar Vorden gestuurd om de buurt te verkennen. Uit zijn verslag kunnen we opmaken dat de groep Katan afstand neemt van dit soort liquidaties. Kijlstra zegt: “Ik reisde met een vrouwelijke collega naar de Achterhoek waar minister Posthuma op een boerderij woonde. Toen we daar waren en met de bedrijfsleider spraken, bleek dat Posthuma’s lijfwacht naar huis gegaan was omdat hij zich doodverveelde in dit afgelegen oord. Toch besloot ik, zelfs nu ik dit wist, Posthuma niet neer te schieten omdat het niet “sportief” zou zijn, nu de bewaker er niet was. Wel nam ik de tijd voor een praatje met Posthuma. Een seniele oude man, zittend voor de open haard. Nog een reden om hem niet dood te schieten. Leo (Frijda) was het met me eens, maar blijkbaar niet iedereen. Jan Verleun, zo werd bericht, vermoorde hem.” (149). Verleun staat op 3 juni buiten in de tuin van Posthuma en schiet Posthuma van daaruit door de ruit van de serre dood.

Bijna altijd is er bij een liquidatie een CS6-verbinding met de straat (of in het geval van Posthuma het dorp) van het slachtoffer. In dit geval woont Theo Verleun, Jan Verleuns broer, in Vorden. Ook Jan Verleun gaat, net als Harke Kijlstra, met een vrouwelijk CS6 lid naar Vorden, een zekere Lies. (150) Dit is Elisabeth Hendrica (Lies/Betty) Sluijter (1918-1968) die even oud is als Doortje van Stokkum, de jongste zus van Dick van Stokkum, en net als zij leerling-verpleegster is. (151)

De CS6-leden van de groep Katan veranderen nu hun modus operandi. De volgende “sportieve” aanslagen vinden op straat plaats en niet in het huis van de slachtoffers. De aanslagplegers doen als het nodig is zelfs hun best om het slachtoffer naar buiten te lokken. Ook zijn bijna alle slachtoffers jong.

We kunnen uit bovenstaande opmaken dat Jan Verleun mogelijk in een andere CS6-groep werkt en niet bij de groep Katan hoort. Wel heeft Verleun veel contact met Pam Pooters. Die haalde hem bij CS6 en gaf hem een baan bij de Centrale Voedselvoorziening waar Pooters zelf chef is. In een boek over haar broer schrijft Do du Preez-Verleun dat Jan tot “een topcel” behoort binnen CS6. In zijn cel zijn twee scherpschutters. Door loting wordt bepaald welke cel een liquidatie gaat doen. (152)

Verleun was langer op vrije voeten dan de meeste andere CS6’ers. Hij bekende na zijn arrestatie op 4 november 1943 een hele rits aan liquidaties maar mogelijk was dit om andere mensen uit de wind te houden, bijvoorbeeld Ernst Klijzing, die aanvankelijk ontkomt aan arrestatie en pas in 1944 opgepakt wordt. In een brief aan zijn vader vanuit de gevangenis schrijft Verleun: “Ik besloot, vergeef het me, een verklaring af te leggen omtrent de dingen die ze wisten van mij. Maar ik heb alle mensen die nog leven er buiten kunnen houden. Ik verklaarde mij bereid om ‘de waarheid’ te zeggen.” (153)

De aanslag op donderdag 24 juni op Herman Gerrit Postma in Amsterdam heeft alle kenmerken van de groep Katan. Het gebeurt midden op straat, het slachtoffer is jong, 24 jaar, en woont in dezelfde straat als een aantal CS6-leden. De in Friesland geboren Postma werkte in de jaren dertig in Zeeland als politieagent en komt in 1942 naar Amsterdam waar hij officier in opleiding (vaandrig) bij de marechausse wordt en gestationeerd is aan het politiebureau Houtmarkt. In februari 1943 verhuist Postma binnen Amsterdam naar de Milletstraat 53 II. In dezelfde straat wonen de CS6-leden Suze van Stokkum en Jan Thomee, twee huizen verder aan dezelfde kant van de straat. (154)

Volgens Schwegman heeft Reina Prinsen Geerligs geholpen bij deze aanslag. (155) Haar toenmalige vriend Guido van Suchtelen, gelooft dat niet: “Dat denk ik niet. Ik heb daar geen enkele aanwijzing voor. Wat gebeurt er als je iemand liquideert, dan ben je toch helemaal ondersteboven? Ze logeerde in die week bij mij, dan moet ik toch iets gemerkt hebben? (156) Dat Reina bij deze aanslag niet schiet, lijkt gezien de onderstaande verklaring van Postma duidelijk, maar mogelijk heeft ze wel op een andere manier aan de aanslag deelgenomen.

Postma, die niet getrouwd is, en in de Milletstraat op kamers woont, gaat ‘s ochtends de deur uit om naar zijn werk te gaan. Voor zijn deur op straat schiet een “slordig gekleed persoon, die een rijwiel bij zich had” meerdere keren op hem met een cylinder revolver. Postma “voelde wel dat hij in de borst geraakt was” maar trekt zijn dienstrevolver en zet de achtervolging in, door de Watteaustraat, in de richting van het Stadion. Postma probeert zelfs op zijn fietsende belager te schieten, maar zijn wapen weigert.

Op dat moment merkt de wachtcommandant van het politiebureau Stadionweg dat er buiten iets gebeurd. Mensen op straat blijven staan en kijken richting Watteaustraat en hij hoort schreeuwen. Als hij naar buiten richting de commotie gaat ziet hij Postma, die hij persoonlijk kent, met getrokken pistool en schreeuwend “ik ben geschoten! Ik ben geschoten!”. Naar hem toelopend ziet de wachtcommandant dat Postma wankelt en valt. Postma overleeft de aanslag maar ligt een half jaar in het ziekenhuis. Een van de kogels ging dwars door zijn borst maar miste net zijn hart. De dader ontsnapt op de fiets. Zijn signalement: “slordig gekleed, groot van postuur, en gekleed met grijze regenjas en grijze gleufhoed”. (157)

Algemeen wordt aangenomen dat Jan Verleun degene was die schoot. (158) Verleun bekent deze aanslag ook bij zijn verhoor. Ik twijfel eraan dat hij de schietende man met de fiets was. Postma zegt dat de dader groot van postuur is. Verleun was maar 1.69 meter en tenger gebouwd.

Wie het wel was? Ongetwijfeld hebben de CS6’ers die zelf in de Milletstraat wonen Postma’s komen en gaan nauwlettend in de gaten gehouden en bewijzen verzamelt over zijn verraderlijke activiteiten. Johan Kalshoven, een van de medicijnstudenten die in de Cornelis Krusemanstraat woont en samen met Sape sabotagemateriaal maakt, helpt misschien ook mee met de planning. Eind april 1943 doet hij aangifte dat zijn fiets in de Milletstraat gestolen is, dus mogelijk kwam hij daar om te helpen de aanslag te beramen. (159)

Postma is geen lid van de NSB maar is wel degelijk een nazi-sympathisant. Van midden augustus 1940 tot midden september 1940 woont hij in München. (160) Hij is lid van de Germaansche SS en legt een eed van trouw op Hitler af. (161)

Van Postma is waarschijnlijk een directe dreiging richting het verzet uitgegaan. Bij de marechaussee houdt hij zich voornamelijk bezig met het bestrijden van zwarte handel. Volgens Schwegman kent hij Pam Pooters en andere communisten van voor de oorlog. (162) Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk omdat hij toen in Zeeland woonde en nog minderjarig was. Ik denk dat ze hem verwart met Daniël Blom, een ander slachtoffer van een CS6 aanslag. Als directe aanleiding voor de aanslag geeft Schwegman, die zich op anonieme interviews met overlevende CS6-leden beroept, het feit dat Postma Pam Pooters naam doorgegeven zou hebben voor tewerkstelling in Duitsland. Daarop vervalst CS6 via verzetscontacten Pams registratiekaart, wat Postma weer ontdekt zou hebben. (163)

Het is goed mogelijk dat Postma in zijn jacht op zwarthandelaren iets over Pooters ontdekt, die zijn baan bij de Centrale Voedselvoorziening gebruikt voor allerlei illegale activiteiten. Pooters bezorgt ook meerdere CS6-leden een baan in zijn organisatie (Jan Verleun, Kas de Graaf) en gebruikt vrachtauto’s van de gemeente voor het vervoer van Joodse mensen naar onderduikadressen. (164)

Na zijn ontslag uit het ziekenhuis gaat Postma vol voor een nazi-carrière en krijgt een baan bij de Aussenstelle Kripo-Den Haag waar hij binnen een paar maanden tot SD-Untersturmführer gepromoveerd wordt. Waarschijnlijk werkt hij binnen de SD in een speciale afdeling die tweedracht binnen het verzet moet zaaien. Hij wordt “een volstrekt onbetrouwbaar sujet” genoemd maar niet iedereen doorziet zijn dubbelspel. Een vrouw uit het Haags verzet pleit voor hem na de oorlog waardoor hij niet vervolgd wordt. (165)

Postma is meer een infiltrant in het verzet, dan een Jodenjager. Dat geldt niet voor het volgende CS6-doelwit, een jonge Joodse man, die talloze Joden verraadt, waaronder mogelijk leden van zijn eigen familie.  

Een dag na de aanslag op Postma is er op vrijdag 25 juni om 13.00 uur een aanslag op SD-helper Daniël (Daan) Blom (1916-1943) voor zijn woning in de Holendrechtstraat 28. Blom leeft nog een paar dagen maar sterft op 3 juli. Ook hier zien we weer de typische kenmerken van een groep Katan liquidatie: jong slachtoffer, op straat neergeschoten (hij moet zelfs uit zijn huis gelokt worden) en CS6-leden, in dit geval Pam Pooters en zijn vrouw Mien Pooters-Weber, die in dezelfde straat wonen. Pams jongere zussen Nel en Mientje wonen ook in dezelfde buurt, een paar straten verderop. Terwijl het voor Postma niet kan kloppen dat CS6’ers hem al voor de oorlog kennen, is dat voor Daniël Blom meer dan waarschijnlijk. Hij was namelijk net als veel CS6’ers voor de oorlog lid van de Communistische Jeugdbond en begint tijdens de bezetting met verzorgingsverzet, het bezorgen van valse papieren voor Joodse mensen.

Blom woont in tegenstelling tot Postma al heel zijn leven in Amsterdam. Hij groeit op in de Pijp als een nakomertje, het jongste kind van zeven. Zijn vader is diamantslijper. Blom is Joods maar trouwt in september 1940 met een niet-Joodse vrouw. Hij verliest zijn baan bij een boekhandel omdat hij Joods is en moet een ster dragen, maar zijn huwelijk beschermt hem en hij wordt niet naar Westerbork gestuurd.

Net als veel van zijn linkse vrienden begint hij in 1942 Joodse vrienden en kennissen te helpen met valse papieren. Waarschijnlijk wordt hij hiervoor gearresteerd door de SD en gaat hij werken als V-man om aan deportatie te ontkomen. Uit het dossier van de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung blijkt dat Daniël Blom met als schuilnaam A.J. Zwart voor de Sipo en SD werkt. (166). Op zijn archiefkaart bij de gemeente Amsterdam is in een ouderwets handschrift in het vakje beroep “SD” genoteerd.

Volgens meerdere bronnen verraadt Blom ook zijn eigen familieleden. (167) Zijn gemengd gehuwde zus Mina (1911-1943) en zijn zwager worden in deze context genoemd. Mina wordt op 2 augustus 1943, ongeveer een maand na de dood van haar broer Daniël, in kamp Vught opgesloten. Het zou kunnen dat ze daarvoor enige weken in een gevangenis in Amsterdam vastzat en dat ze dat aan haar broer te danken had. Ik heb daar geen bewijs voor gevonden.

Volgens een literaire bron heeft Daan Blom “zelfs zijn eigen moeder aangebracht”. (168) Maar zijn moeder Jetje Blom-de Boers (1878-1956) overleeft de oorlog in onderduik in Friesland. (169) Zijn 63-jarige vader Gerrit Blom ontkomt niet aan deportatie en wordt op 7 mei 1943 in Sobibor vermoord. Er zijn wel bewijzen dat Blom de leden van een linkse verzetsgroep op het spoor komt, die zijn moeder helpen met onderduiken in Friesland.

V-mannen moeten voordat ze officieel aangesteld worden een “proeve van bekwaamheid” afleggen. Dat betekent een naam of adres doorgeven waardoor de SD dan inderdaad iemand kan arresteren. (170) Het zou kunnen dat de radiomonteur Jules van de Kar (1915-1942) zo Bloms eerste slachtoffer wordt. Daan Blom en Jules van de Kar zijn ongeveer even oud en kennen elkaar uit de Communistische Jeugdbond. Jules van de Kar was in 1938 secretaris van de communistische Vereeniging voor Cultuur, Ontwikkeling en Ontspanning (VCOO). (171) Volgens Jules broer Jacques, een Joodse verzetsman die honderden Joodse volwassenen en kinderen hielp ontsnappen uit de Hollandsche Schouwburg, is zijn broer Jules door Daan Blom verraden na de Februaristaking. (172) Jules zit eerst in Kamp Amersfoort gevangen en vanaf 16 juli 1942 in Westerbork. Hij wordt in Auschwitz vermoord op 30 september 1942.

Nadat Daan Blom geslaagd is voor deze toelatingstest wordt hij door de SD in dienst genomen en werkt voor Pieter Schaap (1902-1949), een beruchte en wrede rechercheur van het Bureau Joodse Zaken die (mede)verantwoordelijk is voor de arrestatie van duizenden Joden, vaak met behulp van tips van V-mannen en vrouwen, waarvan hij er meerdere heeft. Naast Daan Blom werken ook de Joodse V-vrouwen Ans van Dijk, Branca Simons en Jeanne Valkenburg voor hem. Volgens Pieter Schaap geeft Blom hem onder andere tips over het adres Schimmelstraat 15-I waar twaalf onderduikers worden opgepakt en een adres op de Bernard Zweerskade waar drie Joden zouden zitten. Dat blijken er vierentwintig te zijn. (173) Hij verraadt ook het jonge echtpaar Meyer en Roosje Groen die in de nacht van 24 op 25 mei 1943 op hun derde onderduikadres worden opgepakt. Ze krijgen eerst valse persoonsbewijzen van Daan Blom maar daarna geeft hij hun adres aan Pieter Schaap door. (174)

Politierapporten ’40-’45. Stadsarchief Amsterdam.

In mei 1943 komt Daan Blom de verzetsgroep rond de communistische electro-technicus Leendert Philip (Leo) van Gelder (1897-1954) op het spoor. (175) Leo van Gelder, die veel in Den Haag is maar ook een adres op de Bestavaerstraat in Amsterdam heeft, heeft Bloms moeder, Jetje Blom-de Boers een onderduikadres in Friesland bezorgd. Van Gelder werkt samen met de Friese verzetsman Gerlof Wiersma in Joure. Die zorgt er op zijn beurt voor dat zijn broer Sjoerd Wiersma Jetje Blom onderbrengt op een duikadres in Idskenshuizen. (176) Leo van Gelder werkt in het verzet ook samen met een Pools-Joodse verzetsman in de Rivierenbuurt, Icek Rafalowicz (1899-1990), die ook elektro-technicus is en een eigen winkel in elektro-techniek en werkplaats met drie monteurs in de Rijnstraat 131 had. (177)

Zowel Leo van Gelder als Icek Rafalowicz zijn electro-technicus (net als Jules van der Kar overigens). Zij helpen het verzet aan radiotoestellen en onderdelen voor zendinstallaties. (178) Mogelijk helpen ze ook bij een CS6-plan om explosieven in te bouwen in radiotoestellen. Op uiterlijk 13 mei 1943 moeten alle Nederlanders hun radio’s inleveren. Het plan van CS6 is om in de ingeleverde radio’s tijdbommen in te bouwen, die dan ontploffen en zo de gebouwen waar de radio’s opgeslagen zijn vernielen. (179) Daan Blom komt mogelijk dit plan op het spoor nadat hij Leo van Gelder in verband met de onderduik van zijn moeder leert kennen.

Leo van Gelder wordt op 7 mei 1943 gearresteerd in Den Haag. Hij wordt “door een hulpzoekende” daarheen gelokt. Er is geen direct bewijs dat Daan Blom hierachter zit, maar het is wel goed mogelijk. Van Gelder zit eerst in het Oranjehotel waar hij zo mishandelt wordt dat hij halfzijdig verlamd raakt. Vanuit het ziekenhuis wordt hij later door verzetsvrienden bevrijd. (180)

De direct aanleiding voor Daan Bloms liquidatie door CS6 is mogelijk zijn verraad van Icek Rafalowicz. (181) Icek werkt naast de illegale activiteiten met radio’s en radio-onderdelen ook mee in het verzorgingsverzet. Hij smokkelt onder andere stamkaarten uit de Joodse Schouwburg, die hij doorspeelt aan Leo van Gelder.

Op 8 of 9 juni 1943 is er een SD-inval in de woning van Icek Rafalowicz in de Rijnstraat 131. De SD is op zoek naar “de man die veel misdaden gepleegd heeft, zoals vervalsen van persoonsbewijzen, stamkaarten en andere documenten”. Rafalowicz kan zich net op tijd verstoppen in een schuilplek onder de vloer, maar zijn vrouw Esther (Edda) Rafalowicz-Parzenczewska (1911-1994) en zijn schoonmoeder Golda Parzenczewska-Gradom (1873-1943), die net weduwe geworden is, worden meegenomen. (182)

SD-man Pieter Schaap, Daan Bloms baas, brengt Edda en haar moeder op woensdag 9 juni om 11 uur ‘s avonds naar het politiebureau in de Pieter Aertzstraat. Hij geeft de agenten de opdracht de twee vrouwen de volgende dag naar de het Bureau Joodse Zaken in de Paulus Potterstraat 7 te brengen. (183) Van daar zijn moeder en dochter waarschijnlijk naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Edda is daar mogelijk bevrijd want zij gaat niet naar Westerbork en overleeft de oorlog. Golda Gradom wordt wel gedeporteerd en sterft in Sobibor. (184)

Twee weken na de inval bij de familie Rafalowicz wordt Daan Blom voor zijn eigen huisdeur in de Holendrechtstraat neergeschoten. Ondertussen weet heel de Holendrechtstraat dat Daan Blom met de Duitsers samenwerkt. Ook de familie Pooters kent Daan Blom goed. Volgens Mientje Pooters, de zus van Pam, was hij eigenlijk: “een schat van een jongen, heel mooi, die meermalen langs kwam om de laatste mop te vertellen.” Maar dan hoort Mientje van een kennis dat Blom Joden verraadt. (185) Ook bij zijn buren in de Holendrechtstraat wordt bekend dat Daan Blom met de Duitsers samenwerkt. De toen 11-jarige Bob Doornhof, die in 1936 met zijn ouders op de Holendrechtstraat 18 was komen wonen (“op de eerste etage in het zogenaamde hofje”) vertelt het volgende: “Je moest van de Duitse weermacht je radio inleveren op de kleuterschool op het Daniël Willinckplein. Want je mocht niet naar de BBC en radio oranje luisteren. Mijn ouders hebben dat toen niet gedaan. Later hebben zij dat wel gedaan, omdat bij ons thuis Daan Blom van no. 28 naar de BBC kwam luisteren. Mijn ouders werden getipt, dat hij een verrader was en tegen een vergoeding mensen verraadde. Toen dit bekend was heeft hij nog een week geleefd en is door de ondergrondse vlak bij ons voor de deur neergeschoten en in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden.” (186)

De daders van de aanslag zijn Hans Katan en Leo Frijda. Volgens Schwegman bedenkt Nel Pooters, de jongere zus van Pam Pooters, het plan voor de aanslag. (187) Schwegman spreekt de dan 65-jarige Nel Pooters in 1980. Volgens Pooters moeten Blom en zijn vrouw met een smoesje naar buiten gelokt worden, maar komt Blom alleen en loopt naar een telefooncel. Nel Pooters denkt dat Blom de SD wil waarschuwen. Leo Frijda schiet hem neer en Frijda, Katan en Nel Pooters vluchten. Nel Pooters bedenkt zich echter en gaat tussen het publiek in de straat staan waar ze niet opvalt omdat ze in de buurt woont.

Het naar buiten lokken van het slachtoffer past in de werkwijze van de groep Katan, maar waarom moet ook de vrouw van Daan Blom neergeschoten worden? Er is geen enkel bewijs dat Bloms vrouw “fout” zou zijn. Reydons vrouw werd ook door Kastein neergeschoten, maar zij was lid van de NSB en misschien had ze gewoon pech omdat ze eerder thuiskwam dan haar man en Kastein al in hun huis was. Bernard Hoffs vrouw wordt ontzien omdat Hoff op zijn werkplek vermoord wordt. Vaandrig Postma was ongetrouwd. Maar bij deze en latere aanslagen van de groep Katan worden ook de echtgenoten in het vizier genomen.

Nel Pooters vertelt op 83-jarige leeftijd nog een keer over de aanslag op Daan Blom, daarbij heeft ze het niet meer over het naar buiten lokken van het echtpaar Blom: “Leo Frijda en Hans Katan zouden Blom neerschieten. Omdat ik hem kende, zou ik hem aanwijzen. Ik droeg een geel jasje om goed op te vallen. Bij een dwarsstraat zou ik deze plotseling inschieten en zouden Frijda en Katan hun werk doen.” (188) Volgens Schwegman heeft CS6 contacten in het Joodse ziekenhuis waar Blom na de aanslag naartoe gebracht wordt en sterft hij “met behulp van een spuitje”. (189)

Het is waarschijnlijk Leo Frijda geweest die geschoten heeft. Volgens het politiebericht wordt Blom neergeschoten door een “man van klein postuur”. (190). Frijda’s biograaf noemt hem “klein en tenger”. (191) Gezien het grote aantal Joden dat door Blom verraden werd, is het wel passend dat de Joodse Leo Frijda hem neerschiet. Leo Frijda groeide op in de Corellistraat als oudste zoon van professor Herman Frijda. Net als veel andere leden van CS 6 heeft Leo literaire ambities en schrijft tijdens de bezetting onder het pseudoniem Edgar Fossan in het tijdschrift “Lichting”.

Leo Frijda’s jongere zus en broer en zijn vader duiken in de loop van 1942 onder. Zijn vader wordt in 1944 op zijn onderduikplek in Leeuwarden verraden en in Auschwitz vermoord. Leo heeft in februari 1942 nog een geheime ontmoeting met zijn ondergedoken zus Jetteke in Zeist, waarbij hij haar verteld dat hij Seyffardt neergeschoten heeft. (192) Leo’s ouders hebben een slecht huwelijk en gaan uit elkaar. Leo’s moeder zit daarna een tijdje in een psychiatrische inrichting. Ze krijgt een vriend en vlucht met hem naar Zwitserland. (193)

Politiebericht van de aanslag op Blom, Politierapporten ’40-’45 Stadsarchief Amsterdam

Op 29 juni wordt Bram in Brussel gearresteerd. Door zijn eerdere arrestatie op het Nieuwe Suikerhofje heeft hij zich teruggetrokken uit het gewapende verzet en begint in plaats daarvan (Joodse) vluchtelingen naar Brussel te brengen. Bram wordt in Brussel pas verhoord door de Gestapo als zijn jongere broer Sape in Amsterdam gearresteerd wordt. Sape pleegt namelijk in de tijd dat Bram in Brussel gevangen zit twee aanslagen, op 15 en 22 juli. Meer over Brams arrestatie in het volgende hoofdstuk.

Op 2 juli verkennen Hans Katan en Reina Prinsen Geerligs de omgeving van het huis van de politieagent Pieter Kaay (1904-1943) in Enschede. Kaay is nog maar net naar Enschede verhuist en werkte daarvoor bij de politie in Amsterdam. Ze zien Kaay door het raam zitten met een kind op schoot en zien van een aanslag af. De volgende ochtend wordt Kaay neergeschoten terwijl hij op de fiets naar zijn werk gaat. Lang werd gedacht dat dit inderdaad het werk was van CS6, pas recent is vastgesteld dat Kaay door een Enschedese verzetsgroep is omgebracht. (194)

Op 15 juli plegen Sape Kuiper en Johan Kalshoven een aanslag op de politieagent Hendrik Blonk. In hun eigen definitie is dit een wat minder “sportieve” poging. Blonk is vijftig en wordt in de deuropening van zijn eigen huis neergeschoten. Blonk woont met zijn gezin a.d. Ringweg K 41/Overbrakerweg 209. Een adres dat niet meer bestaat. Toen was het een wat landelijk gebied aan de rand van Amsterdam, nu is het het bedrijventerrein Slotermeer. Guido van Suchtelen woont in de buurt op de Admiraal de Ruijterweg 547 en Sape leent zijn fiets om naar het huis van Blonk te rijden.

Waarschijnlijk heeft Sape die fiets al vaker geleend om door Blonks straat te fietsen en de omgeving te verkennen. Schierbeek schrijft in Terreur tegen Terreur over “Tim”, waarin Sape te herkennen is: “Den man op wie hij loerde, had hij de eerste dag niet gezien, maar gisteren en eergisteren was hij hem tegengekomen en hem gevolgd. Hij wist nu zijn woning en was van plan hem daar in de buurt te treffen. Hiervoor had hij de fiets van Renan gevraagd. (…) Hij was nu in de straat, waar hij woonde. Langzaam fietste hij er door”. (195)

Blonk, een man met een “vreemd gedeukte neus” en een “monumentale en onzagwekkende snor” (196) die daarom de bijnaam Pietje Poppesnor krijgt, is een begrip in Amsterdam. Voor de oorlog staat hij al bekend om zijn dienstijver, als “de politieman die geen bed kende”. (197) Omdat hij het met de regels niet zo nauw neemt lukt het hem niet om rechercheur te worden. Hij wordt in de jaren dertig lid van de NSB en in 1942 kan hij eindelijk zijn ambities vervullen als rechercheur van Bureau Joodse Zaken. Niet alleen sporen hij en zijn collega’s ondergedoken Joden op, in een anonieme brief aan de burgemeester wordt hij ook -terecht- beschuldigd van het stelen van de in beslag genomen goederen van zijn slachtoffers. (198) Het Parool bericht kort na de bevrijding dat er in de woning van “Napoleon Poppesnor, juwelen en andere kostbaarheden ter waarde van vele duizenden guldens“ gevonden worden. (199)

Blonk voor de rechtbank in 1947

In het hoofdstuk op deze website over Vica Taselaar, die op het Nieuwe Suikerhofje woont, is te lezen hoe de Joodse onderduikers van haar zus Margreet Taselaar, Catharina (Ina) van Dam-Hendrix en Arnout Elias (Nout) van Dam na elkaar in januari en februari 1943 door Blonk worden gearresteerd nadat ze eerst naar het adres Dintelstraat 40 van het verraders-echtpaar Dirk de Ruiter en Maria van Ginkel, waarmee Blonk samenwerkt, gelokt zijn. In totaal werkt Blonk net geen vier maanden voor Bureau Joodse Zaken en in die tijd spoort hij naar eigen zeggen honderd Joodse onderduikers op die daarna naar de vernietigingskampen worden gestuurd. De directe aanleiding voor CS6 om hem op de dodenlijst te zetten is dat Blonk mogelijk iets zou weten over de aanslag op Postma. (202)

In de Politierapporten van Amsterdam tijdens de bezetting duiken verdere voorbeelden op van Blonks activiteiten voor het Bureau Joodse Zaken. Samen met andere agenten, waaronder Pieter Schaap, arresteert hij bijvoorbeeld in februari en april 1943 de ondergedoken Abraham Appelboom (1917-1943), Salomon Nebig (1923-1943) en Erna Katz-Lublin (1880-1943), die net als Ina en Nout van Dam in Sobibor vermoord worden. (200) Na de oorlog staat Blonk terecht voor het oppakken van 52 Joden. Hij meent dan zelf dat het er meer dan honderd waren. Bovendien zegt hij: “Ik voel dat ik schuldig ben. Als mens heb ik daar berouw van. Met mijn relaties en capaciteiten had ik echter duizenden slachtoffers kunnen maken”. (201) Er wordt twintig jaar gevangenis tegen Blonk geëist. Hij krijgt acht jaar omdat hij “naast veel slechts wel iets goeds” gedaan had. Uiteindelijk komt hij in 1949 al vrij en richt daarna een detectivebureau op. (203)

Uit het feit dat Blonk na de oorlog voor de rechtbank staat blijkt wel dat de aanslag van Sape Kuiper en Johan Kalshoven op zijn leven mislukt. In de Amsterdamse politierapporten uit 1940-1945 is over deze aanslag niets te vinden. Blijkbaar bellen de twee studenten aan bij Blonks huis. Johan Kalshoven schiet op Blonk en Sape Kuiper op de vrouw van Blonk, die haar man komt helpen, en daarna ook nog een keer op Blonk. In Bert Schierbeeks boek over CS 6 is te lezen dat aanslagplegers het advies krijgen om ”uit je rechterzak van je jas (te) schieten, dat is handiger, dan uit je broekzak, en sekuurder.” (204) Beide Blonks raken gewond -Blonk wordt in zijn lever getroffen- maar overleven.

a.d. Ringweg K 41/Overbrakerweg 209. Woonhuis van Blonk.
https://archief.amsterdam/beeldbank/detail/37546eba-39c8-2196-306b-0d5b211b1d17
Sape Kuiper en Johan Kalshoven belden hier aan en schoten op Hendrik Blonk toen hij de deur opende.

Sape gaat na de aanslag naar Guido van Suchtelen om de geleende fiets terug te brengen. Guido herinnert zich dat zo: “Op een dag kwam Sape bij mij om een fiets te lenen. Zelf had hij er geen. Enkele uren later keerde hij terug. Krijtwit! Hij vertelde dat hij de politierechercheur Blonk had neergeschoten. De schrik sloeg hem om het lijf omdat Blonks vrouw getuige was geweest van de aanslag. Hij was zo zenuwachtig dat hij mij vroeg hem naar huis te brengen. Ook bang dat hij het uit zou schreeuwen dat hij Blonk had doodgeschoten. Ik woonde toen in Sloterdijk en heb hem met de tram naar huis begeleid.” (205)

Sape en Johan Kalshoven zijn allebei erg jong, 19 en 20 jaar oud. Sape voelt zich in staat om door te gaan met aanslagen. Maar in plaats van Johan Kalshoven gaat bij de volgende aanslag de wat oudere Henri Hugo (Hans) Geul mee, een 27-jarige sportleraar.

Op 22 juli plegen Sape Kuiper en Hans Geul een aanslag op tandarts Henri Eugene Benedictus de Jonge Cohen (1893-1943) en zijn vrouw. De Jonge Cohen, die op aanraden van zijn vrouw lid was geworden van de NSB, geeft zijn Joodse patiënten aan bij de SD en CS6’ers houden zijn praktijk aan het Johannes Vermeerplein 18 in de gaten vanuit het ouderlijk huis van een roeivriend van Sape, Dick Herderscheê, die om de hoek in de Nicolaas Maesstraat 32 woont. (206)

Sape Kuiper en Hans Geul zorgen dat ze de laatste patiënten van de tandarts zijn. Beide zijn bewapend maar alleen Sape schiet. Door de ervaring met de vrouw van Blonk die hem gezien had, schijnt Sape direct op de vrouw van Jonge Cohen geschoten te hebben. Regina Vermeulen Windsant wordt in buik en bovenarm getroffen maar overleeft. De Jonge Cohen sterft vervolgens door een kogel in zijn hart.

Na de aanslag proberen Sape en Hans weg te komen. Deze keer is het geluk niet meer aan hun kant en gaat er van alles mis. Er zijn verschillende versies van de arrestatie van Kuiper en Geul. Geul wordt om twintig over drie op straat gearresteerd door een leerling-rechercheur, mogelijk de één-na-laatste patiënt van de tandarts. (207) Deze politieagent schiet twee keer op Geul om hem staande te houden. Geul bedreigt de agent ook met zijn wapen, waarin vijf scherpe patronen zitten, maar schiet niet terug. (208) Sape is er waarschijnlijk op de fiets vandoor gegaan maar wordt gestopt doordat iemand een ladder voor zijn fiets gooit. (209) Ernst Klijzing staat op wacht tijdens deze aanslag. Hij kan wel vluchten. Hij belt zijn zus Rita op en vraagt haar om hun oom Adrianus te waarschuwen. Dat heeft ze ’s avonds nog gedaan. Maar nog diezelfde nacht zijn er invallen van de SD. Rita Klijzing wordt opgepakt in haar ouderlijk huis aan de Pieter Lastmankade 65. De ouders van Ernst en Rita zijn niet thuis. In de Cornelis Krusemanstraat wordt hun oom Adrianus Klijzing gearresteerd. Ernst Klijzing, die ook niet thuis is, duikt onder, verandert zijn uiterlijk en vertrekt in augustus met hulp van Nel Pooters naar Limburg waar hij een aantal koffers op het station van Roermond in bewaring geeft en weer onderduikt. (210)

Kuiper en Geul worden na hun arrestatie naar het hoofdkwartier van de SD in de Euterpestraat gebracht en direct ondervraagd.

Verslag van de arrestatie van Sape Kuiper en Hans Geul. (Politierapporten ’40-’45 Stadsarchief Amsterdam)

Arrestaties op de Cornelis Krusemanstraat

Wiebe de Graaf bespreekt in zijn boek uitgebreid de these dat Sape doorgeslagen is in het verhoor en andere CS6’ers verraden heeft. Hij komt tot de conclusie dat Sape alleen het adres van Adrianus Klijzing in de Cornelis Krusemanstraat noemt. Klijzing is betrokken bij sabotage, in zijn woning worden bommen gemaakt, maar hij heeft vermoedelijk niets met de liquidaties te maken. Wiebe de Graaf geeft aan dat Sape geen andere namen noemt, mensen als Guido van Suchtelen en Dick Herderscheê blijven buiten schot. (211) Overigens kende ook Hans Geul waarschijnlijk het adres van Adrianus Klijzing.

In het algemeen wordt van gearresteerde verzetsstrijders verwacht dat ze zo’n 24 uur lang hun mond houden, zodat andere verzetsmensen tijd hebben om weg te komen. Dat is in dit geval niet gelukt. Ongeveer 12 uur na de arrestatie van Sape en Hans, staan er midden in de nacht vier SD’ers in de woning van Adrianus Klijzing en ook in die van zijn broer, de vader van Ernst en Rita. Mogelijk hebben Sape en/of Hans Geul dus twee adressen genoemd. Maar ze zullen gedacht hebben dat Ernst Klijzing, die op wacht stond bij de aanslag en weg kon komen, zijn zus Rita en oom Adrianus zou waarschuwen.

In de woning van Adrianus Klijzing vindt de SD onder andere een pakje met dynamiet. Klijzing wordt meegenomen naar het SD hoofdkwartier in de Euterpestraat en opgesloten. In de ochtend wordt hij verhoord en gemarteld, maar geeft geen namen of adressen van andere CS6’ers prijs.

Adrianus Klijzing in Buchenwald.

Helaas lopen er op vrijdag 23 juli en in de week daarna een groot aantal CS6’ers in de val. Meerdere leden van de groep Katan bellen op het adres van Adrianus Klijzing aan en worden daar direct gearresteerd. Suze van Stokkum, Johan Roemer, Olaf Thingberg Thomsen, Johan Kalshoven en Reina Prinsen Geerligs (met een pistool in een mandje) worden op die manier opgepakt. (212) Rita Klijzing was al opgepakt in haar ouderlijk huis. De volgende dag is nog steeds niet bekend dat op het adres een inval was, want de vader van Johan Kalshoven doet op het politiebureau aangifte van de vermissing van zijn zoon. Pas op zondag weet hij dat zijn zoon in de gevangenis zit. (213) De ouders van Johan Roemer zijn ook op zoek naar hun zoon, bellen op zondag aan bij de woning van Klijzing en worden ook gearresteerd. Ook de vader van Reina Prinsen Geerligs gaat er kijken. (214)

Ernst Klijzing en Hans Katan blijven vrij. Katan waarschuwt op een gegeven moment andere verzetsleden niet naar het adres aan de Cornelis Krusemanstraat te gaan. Bert Schierbeek, die op zijn kamer een briefje vindt met een waarschuwing, is nieuwsgierig en gaat op de hoek van de straat toch even kijken. (215)

Door de arrestatie van Sape gaan ook in Brussel, waar Bram al bijna een maand gevangen zit, alarmbellen af. Twee dagen na de aanslag stuurt de Gestapo een oproep naar de gevangenis voor een verhoor van Bram. Weer twee dagen later, Op 26 juli, vindt dat verhoor plaats. (216) Guido van Suchtelen schrijft hierover: “Wie overzag eigenlijk de draagwijdte van zijn arrestatie? En ook hijzelf schijnt aanvankelijk bewust zijn argeloos-eerlijke houding te hebben volgehouden bij de Nazi-verhoren. Maar toen bekend werd, dat zijn jongere broer Sape, samen met de achttien kameraden, ter dood veroordeeld was als ‘terrorist’, en het Polizei Standgericht dus blijkbaar op de hoogte was van de daden van deze kleine groep voor ‘t meerdendeel jonge, heel jonge strijders tegen het fascisme, toen nam ook het onderzoek van Bram’s zaak een noodlottige keer.” (217)

Op 28 juli komt het adres van Adrianus Klijzing nog een keer voor in de Amsterdamse politieberichten. Klijzing woont samen met Anna Maria Kuijpers (1902), met wie hij twee jonge kinderen heeft van vier jaar en zes maanden. Anna Maria heeft nog een dochter van negen uit een eerdere relatie. Rond middernacht komt bij de politie het bericht binnen dat de drie kinderen alleen thuis zijn. Hun moeder is ‘s middags weggegaan en niet teruggekomen. De kinderen worden door de politie bij buren ondergebracht. (218) Mogelijk kunnen we hieruit opmaken dat ook Anna Maria Kuijpers nu door de SD gearresteerd is. Het gebeurt vaker dat ouders door SD- overvalcommando’s meegenomen worden en jonge kinderen alleen achterblijven.

In augustus worden door infiltratie van verschillende V-mannen en vrouwen bijna alle leden van de groep Katan opgepakt. Pam Pooters op 6 augustus door verraad van van der Waals, Hans Katan op 19 augustus door verraad van Ridderhof en Leo Frijda op 20 augustus. Guido van Suchtelen zit kort gevangen en wordt vrijgelaten. Schierbeek blijft op vrije voeten. Ook Ernst Klijzing en Jan Verleun ontkomen aanvankelijk. Verleun wordt op 4 november 1943 gegrepen, Ernst Klijzing op 25 juni 1944. Klijzing had ondergedoken gezeten in het zuiden van Nederland. CS6’ers die Amsterdam ontvluchten en elders in Nederland onderduiken hebben meer kans om vrij te blijven. Ook Harke Kijlstra overleeft door onder te duiken nadat hij “gezien had hoe al zijn medeverzetsstrijders geëxecuteerd werden”. (219)

Sape Kuiper wordt op 1 oktober na een schijnproces samen met achttien andere leden van CS6 in de duinen bij Overveen gefusilleerd. Van de groep Katan worden die dag ook Johan Roemer, Johan Kalshoven, Leo Frijda, Pam Pooters en Hans Katan zelf gedood. Bram Kuiper is niet bij deze groep. Hij blijft nog langer gevangen. Over de vrouwelijke leden van CS6 vermelden de kranten nogal omineus dat hun “behandeling (…) op bijzondere wijze (zal) geschieden”. Dat betekent dat Reina Prinsen Geerligs, Geertruida (Truus) van Lier, die op 3 september in Utrecht een aanslag pleegde, en Cornelia van den Brink-Kossen, bekend als Nel Hissink, die voor de Persoonsbewijzencentrale werkte, naar Duitsland gebracht worden en in Kamp Oranienburg op 27 oktober 1943 worden doodgeschoten. Andere opgepakte CS6-vrouwen worden na enkele weken of maanden gevangenis vrijgelaten (220) of naar Kamp Vught gestuurd. Sommige, zoals Rita Klijzing en Nel Pooters, komen na een paar maanden in Vught weer vrij. Andere, zoals Suze van Stokkum, Ciske Staring en Mien Pooters-Weber (Pam Pooters vrouw) hebben minder geluk en worden vanuit Vught doorgestuurd naar Duitse kampen, vooral naar Ravensbrück. (221) Nel Pooters wordt in 1944 voor de tweede keer gearresteerd en komt ook via Vught in Ravensbrück terecht. Adrianus Klijzing zit na Kamp Vught ook in Duitsland gevangen. Hij overleeft kamp Buchenwald. Ook de hierboven genoemde CS6-vrouwen overleven de kampen en komen terug naar Nederland.

Weg uit Nederland

Op dinsdagmiddag 29 juni 1943 wordt Bram in Brussel gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van St. Gillis. Dit is zijn tweede arrestatie dat jaar. Op 2 april was hij op het Nieuwe Suikerhofje opgepakt en had hij drie weken in de gevangenis aan de de Weteringschans doorgebracht. Mogelijk gaan zijn CS6-collega’s na zijn vrijlating eind april een beetje op afstand, bang dat Bram als lokvogel dient. Brams moeder schrijft ook dat Bram na eind april geen “gevaarlijke dingen” binnen CS6 meer doet. Hij neemt niet meer deel aan het gewapend verzet maar gaat in plaats daarvan twee keer de grens over naar België.

Hoewel CS6 in de zomer van 1943 een van de militantste verzetsgroepen in Nederland is, met een actieve sabotage- en liquidatietak, was de groep -net als bijna alle Amsterdamse verzetsgroepen die nu tot de Vrije Groepen Amsterdam gerekend worden- ontstaan als een verzorgingsgroep. In het nauw gedreven Joodse vrienden en kennissen aan valse papieren en onderduikplekken helpen blijft tijdens heel de bezetting de kerntaak van al deze groepen, ook van CS6. Veel van deze verzorgingsgroepen gaan in de loop van 1942 ook ontsnappingswegen naar het buitenland zoeken; voor Joodse onderduikers die geen onderduikplek vinden of die het niet volhouden om zich constant te verstoppen of die -in het geval van jonge mensen- zich in Londen willen aansluiten bij de Nederlands strijdkrachten. Tegelijkertijd is er binnen al deze verzetsgroepen ook behoefte aan contact met de Nederlandse regering in Londen. Ze willen Londen informeren over de situatie in Nederland en spionage-gegevens doorgeven en tegelijkertijd vragen om leveringen van wapens, sabotage- en communicatiemiddelen. Soms is er radio-contact met de autoriteiten in Engeland, maar vaak gaan er ook mensen als boodschappers op pad met het doel Engeland te bereiken. (222)

Zo wil Gerrit Kastein al in november 1942 naar Londen, maar zijn contactman Mathieu Smedts wil hem niet meenemen. Smedts: “De laatste dag dat ik in Amsterdam was, kwam Kastein bij me. Hij wilde mee naar Londen. (…) Het kon niet.” (223) Kastein, overtuigd communist, wil de Russische ambassadeur in Londen spreken.

Verschillende leden van CS6 reizen naar België en Frankrijk in de hoop een vluchtroute op te kunnen zetten. Louis Boissevain (1922-1943) bijvoorbeeld. Hij gaat bij Bergen op Zoom de grens over en zet een route door België en Frankrijk op. Hij komt veilig terug naar Nederland maar als twee Amsterdamse studenten begin 1943 via zijn route naar Engeland willen reizen lopen ze in Parijs vast omdat op de door Boissevain doorgegeven contactadressen niemand gehoor geeft. Ze proberen ook nog een van zijn adressen in Midden-Frankrijk, maar ook daar kloppen ze tevergeefs aan. Uiteindelijk bereiken de twee op eigen houtje het neutrale Portugal. (224)

Pam Pooters zoekt ook naar een vluchtweg. Niet alleen voor de grensovergang tussen Nederland en België moet men betrouwbare passeurs hebben. Ook in België zijn contacten nodig voor valse papieren, verblijfplaatsen en passeurs voor de verdere vlucht naar Frankrijk of Zwitserland.

Pooters vindt in Limburg een verzetsman bij de Ordedienst, Martinus Antonius Marie Bouman (1899-1943) die net als Pooters werkt bij een instantie voor de voedselvoorziening. (225) Bouman is hoofdcontroleur van de Centrale Controle Dienst en gebruikt net als Pooters de dienstauto’s voor zijn verzetswerk, voornamelijk het over de grens naar België brengen van uit Duitsland gevluchte Franse krijgsgevangenen. Pooters half-Joodse vriend Jacques Gans (1907-1972), een journalist, is met de hulp van Pooters ondergedoken in Scheveningen. Gans helpt Pooters met het vinden van onderduikadressen en het bezorgen van valse papieren. Gans, die in 1942 van zijn niet-Joodse Deense vrouw scheidt, wil graag het land uit en bezoekt Pooters op zijn werkplek “in een kamer van het groote holle gebouw op de Gemeentelijke Markthallen in Amsterdam-West”. (226) Pooters vraagt Gans, die voor de oorlog bijna tien jaar in Parijs woonde, “door te stoten naar Lissabon” en vandaar naar Engeland om de Nederlandse regering, (“ongelukkig troepje”) de maat te nemen. Onderweg moet hij ansichtkaarten sturen, zodat zijn vluchtroute, indien betrouwbaar, ook voor anderen kan dienen. Op 18 september 1942 krijgt Gans een envelop met duizend gulden reisgeld. Nadat een vlucht vanaf Eindhoven niet doorgaat, gaat hij twee weken later met de hulp van Bouman via Weert de grens over. (227)

Gans volgt de route die door krijgsgevangenen gebruikt wordt, stuurt regelmatig ansichtskaarten naar Amsterdam en bereikt Londen via Portugal in de herfst van 1943 ongeveer op het moment dat Pooters en achttien andere CS6’ers voor het vuurpeloton sterven.

Degene die Gans de envelop met duizend gulden gaf was de dichter Ed Hoornik (1910-1970) die voor CS6 “een beetje verzetswerk, een boodschapje hier, een clandestiene lezing daar” doet. (228) Eerder had Hoornik samen met Mien en Nel Pooters, de vrouw en de zus van Pam Pooters, ook al geprobeerd een weg naar België te vinden. Zij beginnen ook in Zuid-Limburg: “Wij zijn doorgereisd naar Brussel. De grens over was nog niet het gevaarlijkst. Maar de reis was een grote teleurstelling. De contactpunten in België klopten niet”. (229)

Ook een CS6-cel rond de familie Boissevain-van Lennep lukt het om Joodse onderduikers naar België te krijgen via een vluchtweg in Brabant (waarschijnlijk Roosendaal-Essen). De Joodse violist Theo Olof Wolffberg (1924-2012), die in 1933 met zijn moeder uit Duitsland naar Nederland vluchtte, wordt geholpen door Mies Boissevain-van Lennep (1896-1965), wiens huis aan de Corellistraat 6 een van de hoofdkwartieren van CS6 is. Haar zoons maken daar bommen in de kelder. Theo woont voor de oorlog in het gezin Boissevain en Mies organiseert na de bezetting een eerste onderduikadres voor hem. (230) Daar leert Theo de pianist Jan Huckriede (1914-2002) kennen. Huckriede, die regelmatig op het Nieuwe Suikerhofje komt, waar in de kapel een vleugel staat waar hij op speelt, (231) is net getrouwd met de fotografe Violette Cornelius (1919-1998), die in het kunstenaarsverzet met mensen van CS6 en de Persoonsbewijzencentrale samenwerkt, o.a. met Walter Brandligt, Maarten van Gilse, Nel Hissink, Dio Remiëns en Guusje Rübsaam.

Via Huckriede vindt Theo een onderduikadres bij Jan Bons, die op de Prinsengracht 256 tegenover het Nieuwe Suikerhofje woont. Theo Olof: “Ik werd op een bovenhuis ondergebracht bij Jan Bons. Hij was toen nog vrijgezel en ontwerper. Hij zei “dit moet je lezen” en drukte me Die Verwandlung van Kafka in handen. Hij had ook een prachtig oud Venetiaans glas. Van hem leerde ik wat mooi is. Een deel van dat vrijgezellenleven was minder mooi: hij kookte zelf, dat was nog wel eens een beetje speels. Op een gegeven moment hadden we geen bord meer, toen zei Jan “nou, dan moeten we toch maar eens afwas houden”. Hij deed een klein kamertje, dat altijd op slot was, open en de vloer lag bezaaid met vuile borden, vorken enzovoorts. Toen we hadden afgewassen, konden we weer maanden vooruit. Lang ben ik helaas niet bij hem geweest, maar we zijn heel goede vrienden geworden. Ik werd van het ene adres naar het andere gebracht.” (232) Zo zit Theo ook twee weken bij de schrijfster Elizabeth Maria (Elisabeth) de Meijier (1899-1951), die voor verzetsbladen schrijft en bevriend is met Walter Brandligt. Zij heeft net als veel van de kunstenaars in deze groep voor de oorlog lang in Frankrijk gewoond. (233)

Theo Olof vlucht in de winter van 1942-1943 naar Brussel, met het idee naar Londen te gaan. Mies Boissevain organiseert een passeur voor hem. Zoals hij de vluchtroute beschrijft lijkt het erop dat hij van het Nederlandse Roosendaal naar het Belgische Essen gaat. (234) Hij en drie andere vluchtelingen worden begeleid door twee “goede marechaussees”: “Midden in de nacht kwamen we bij het huis van een van de marechaussees. Daar mochten we even uitrusten, we waren natuurlijk allemaal kletsnat. We moesten de fietsen achterlaten en verder over de grens lopen: “Rechtdoor kom je in een klein stadje, daar kunnen jullie de tram nemen.” Het begon net te dagen. In het stadje kwamen we rissen mensen tegen die allemaal uit de kerk kwamen, de vroegmis, denk ik. Daar namen we de tram naar Brussel, waar weer een grote organisatie was, die ons aan een ‘passeur’ zou doorgeven om ons naar Zwitserland te brengen. We werden ondergebracht in een straat op de tweede verdieping. In die woning was het stikvol mensen, die allemaal verder moesten.” (235) Uiteindelijk lukt het Theo Olof niet om door te reizen naar Zwitserland maar blijft hij in Brussel waar hij eerst in een hotel en daarna bij drie verschillende families onderduikt en de oorlog overleeft.

Binnen CS6 zijn er veel mensen, vooral de kunstenaars, die voor de oorlog in Frankrijk woonden en er nog nuttige contacten hebben. (236) CS6-lid Antoine Theodore (Toon) Broeckman (1911-1943), die radio-technicus in Blaricum is, was eind jaren dertig vaak in Zuid-Frankrijk. Hij bouwt tijdens de bezetting illegale zendinstallaties waarvoor hij naar Brussel gaat om onderdelen te halen, die hij over de grens smokkelt. (237)

Brams familie heeft voor de oorlog waarschijnlijk meer affiniteit met Duitsland dan met Frankrijk. Wel bezoeken ze eind jaren dertig het Duitse communistische gezin Giesen, dat ze in Nederland huisvesting hadden gegeven en dat daarna naar Brussel ging, tot aan de oorlog regelmatig in Brussel. (238) Misschien is Bram toen ook een paar keer mee geweest naar de Belgische hoofdstad. Veel van Brams vrienden merken op hoezeer Bram van vooral Franse literatuur houdt, dus waarschijnlijk spreekt hij goed Frans.

Willem Frederik Hermans, die tijdens de oorlog geen idee heeft wat zijn schoolvrienden allemaal in het verzet doen, komt in de zomer van 1943, als Bram waarschijnlijk op reis is naar België, naar het hofje. Hermans heeft het boek “Reis naar het einde van de nacht” van Louis-Ferdinand Céline dubbel en wil een exemplaar aan Bram geven. Hij gaat naar Brams kamer in het Nieuwe Suikerhofje op de Prinsengracht: “Hij was niet thuis, maar je kon daar gewoon binnenlopen, dus ik heb het voor hem neergelegd, met nog een opdracht erin geschreven. En ik heb hem nooit meer gezien. Een paar weken later las ik in de krant dat hij terechtgesteld was, door de Duitsers, die hadden hem weer opgepakt en doodgeschoten in de duinen.” (239)

Terwijl zijn broer Sape in de zomer van 1943 voorbereidingen treft om twee aanslagen te plegen, reist Bram na zijn vrijlating uit de gevangenis aan de Weteringschans naar het buitenland. Volgens Guido van Suchtelen gaat hij twee keer naar Zwitserland, wordt hij op de terugweg van de tweede reis gearresteerd in Brussel en had hij “een groep joden begeleid naar Zwitserland”. (240) Ook in een In Memoriam dat van Suchtelen na de oorlog over Bram schrijft noemt hij diens “reis langs de Zwitserse Weg”. (241) Brams moeder noemt Zwitserland niet maar zegt dat Bram “naar Brussel” ging “om Joodse vrienden weg te brengen”. (242)

Verzetsman Karel Louis de Vries is in een naoorlogs interview minder specifiek en zegt dat Bram “nogal eens het land uit ging”. (243) Volgens weer een andere bron gaat Bram medio 1943 naar Antwerpen om een vluchtroute naar Zwitserland op betrouwbaarheid te controleren. (244) Wiebe de Graaf neemt deze versie, waarin geen sprake is van Joodse vluchtelingen, over en vermeldt nog dat in het familiearchief een briefje uit België van Bram aan Laura Kuiper bewaard gebleven is: “Goed aangekomen. ‘t is hier best. Ik heb vnl. cognac gedronken, cigaretten gerookt en chocolade gegeten. Ik weet nog niet wanneer ik terug kom. Een zoen van Bram.” De Graaf dateert dit briefje medio 1943. (245)

Verder is er niets bekend over Brams reizen en blijven er veel vragen. Welke route neemt hij naar België? Onderneemt hij inderdaad twee reizen? Brengt hij vluchtelingen in veiligheid? Wie zijn die Joodse vluchtelingen waar hij mee reist? Was hij ook in Frankrijk en mogelijk zelfs in Zwitserland? Welke verzetscontacten heeft hij in het buitenland?

Uit de hierboven beschreven reisverhalen van Louis Boissevain, Ed Hoornik, Mien en Nel Pooters, Jacques Gans en Theo Olof blijkt niet dat CS6 een vluchtweg naar Zwitserland heeft. Boissevains contacten werken niet, Hoornik en zijn reisgenoten en Theo Olof komen niet verder dan Brussel. Gans komt de Nederlands-Belgische grens over met hulp van een verzetscontact van Pooters maar is daarna aangewezen op lokale passeurs die krijgsgevangenen en Engelandvaarders (via Frankrijk en Spanje, niet via Zwitserland) naar Parijs of Londen brengen. Die lijn is uitdrukkelijk niet bedoeld voor Joodse vluchtelingen maar volgens Jacques Gans alleen voor officieren. Vermoedelijk is Bram ook niet verder gekomen dan Brussel en heeft hij -als hij Joodse vluchtelingen begeleidde- die daar voorgesteld aan plaatselijke passeurs, die met hen verder naar Frankrijk en Zwitserland reizen.

Rond de tijd dat Bram in België gearresteerd wordt gaat ook een andere Amsterdamse student in opdracht van CS6 naar Antwerpen en Brussel. Ook uit dat verslag is op te maken dat CS6 weinig verzetscontacten in België heeft. (246) De 19-jarige Paul Polak (1924-2003), die scheikunde aan de VU studeert, heeft ontdekt dat de broer van zijn niet-Joodse moeder, meerdere familieleden van zijn Joodse vader verraden heeft. Paul bespreekt met Leo Frijda de mogelijkheid om deze oom te liquideren. Daarop vraagt Frijda aan Paul Polak om naar België te gaan om wapens te halen bij de Belgische illegaliteit, de Witte Brigade. Paul Polak gaat via Maastricht en Hasselt naar Brussel en Antwerpen maar komt onverrichterzake terug. De adressen in België blijken niet te kloppen. Al deze voorbeelden laten het beeld zien dat CS6’ers vrij makkelijk over de Nederlands-Belgische grens komen maar dat ze daarna vaak vastlopen.

Mogelijk hoort Guido van Suchtelen na de oorlog over de Zwitserse reizen van Bram Kuipers medebewoners op het hofje, Henk Pelser en Dick van Stokkum, en neemt hij daarom automatisch aan dat Bram ook naar Zwitserland reist.

Toch is het niet helemaal onmogelijk dat Bram een Zwitserse weg kent. Hij en Henk Pelser, medebewoner op het hofje, werken niet samen, maar Bram zit binnen CS6 in dezelfde cel/brigade als twee zussen van Dick van Stokkum, Suze en Doortje. Tussen Bram en Dick van Stokkum is wel verzetscontact. Ze zijn ook allebei bevriend met Laura Kuiper, naar wie Bram uit België een kaart stuurt. Over Dick van Stokkums reizen naar het buitenland is veel minder bekend dan over die van Henk Pelser, die er een boek over schreef. Het zou kunnen dat Bram na Dicks arrestatie op het hofje begin april Dicks illegale werk en de vluchtroute overneemt. Bram komt namelijk eind april 1943 al vrij terwijl Dick tot december 1943 in de cel zit.

Volgens zijn moeder helpt Bram Joodse vrienden naar Brussel. De enige persoon met een verbinding naar CS6 waarvan mij bekend is dat ze naar Zwitserland ontsnapt is, is de moeder van Leo Frijda, Dora Hermance Charlotte Frijda-Frank (1901-1997). Dora, die biologie gestudeerd had in Amsterdam, Bern en Londen, leeft al langer gescheiden van haar man, hoogleraar economie Herman Frijda (1887-1944), en heeft een eigen woning in Amsterdam-Zuid. Ze krijgt een nieuwe vriend, de uit Duitsland gevluchte oogarts Fritz Aron (1901-1955) die in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis op de Nieuwe Keizersgracht werkt. Ze wonen in onderduik voordat ze de vlucht naar Zwitserland wagen. (247) Dora Frijda-Frank komt volgens gegevens van de Zwitserse grensposten op 1 juni 1943 in Zwitserland aan. (248) Die datum ligt binnen de tijd dat Bram naar het buitenland reist in de maanden mei en juni van 1943, maar er is geen bewijs dat Bram haar geholpen heeft.

Fritz Aron, die aan de Zwitserse grens als Friedrich Aron geregistreerd wordt, heeft als officiële aankomstdatum in Zwitserland 12 januari 1943. Misschien is hij eerst gevlucht en is Dora Frijda-Frank hem nagereisd. Gelet op deze datum zou Fritz Aron, die arts is, theoretisch met de student geneeskunde Henk Pelser en Dries Ekker hebben kunnen reizen. Zij vertrekken op 6 januari 1943 met een groep van tien Joodse vluchtelingen, waarvan niet alle namen bekend zijn, naar Zwitserland en komen op 9 januari aan bij de Frans-Zwitserse grens bij Belfort. Pelser en Ekker brengen dan het gezin Speelman-Nieweg over de grens terwijl de overige vluchtelingen opgesplitst worden en op twee achtereenvolgende nachten met de Franse passeur Henri meegaan. Zie het artikel over Henk Pelser op deze website voor meer informatie over deze reis.

Vluchtlijnen en Nieuwe Suikerhofje

Dick van Stokkum, student medicijnen, woont al een maand of acht op het hofje als Bram Kuiper daar ook naartoe verhuist. Mogelijk volgt Bram Dick op als bewoner van nummer 395, het kleinste huisje met drie boven elkaar gelegen kamertjes en een zoldertje. Dicks moeder, twee van zijn zussen en zijn zwager J.W. Thomee werken, net als Bram, in de communistische verzetsgroep CS6. Dick en zijn middelste zus Mientje worden eerder tot de Paroolgroep gerekend. Bram en zijn jongere broer Sape, Hans Katan, Ernst Klijzing, Pam Pooters, Reina Prinsen Geerligs en Jan Verheul komen allemaal bij Dicks moeder over de vloer in haar woning in de Piet Gijzenbrugstraat. (249) Hierboven zagen we dat Suze van Stokkum, Dicks oudste zus, op het adres van Ernst Klijzings oom gearresteerd wordt, samen met andere CS6-medewerkers. (250)

Ook eerdere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje, oud-Spanjestrijders Freek Mulders en Frits Denters, werken mee in een CS6-cel. De leden van die cel zijn voornamelijk jonge kunstenaars, o.a. Yara Wainschtok, Tom Koreman, Rudolf Polak, Jean-Paul Vroom en Jan Bons. Deze cel houdt zich naast onderduikhulp ook bezig met het vervaardigen van springstoffen voor aanslagen op Duitse doelen en is ook betrokken bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister in de nacht van 27 maart 1943. (251).

Zowel Dick als Bram zijn bevriend met de illustratrice Laura Kuiper (1912-1987), die wel dezelfde achternaam heeft als Bram maar geen familie is. Laura is vaak op het hofje en zij en Dick van Stokkum hebben in 1944 en 1945 een relatie. Dick woont in 1946 kort in Laura’s woning aan de Leidsestraat (252). Bram duikt in de oorlog bij haar onder. (253) Over Laura Kuipers verzetswerk is helemaal niets bekend maar gezien haar beroep doet ze waarschijnlijk vervalsingswerk. Ze werkt in de illegaliteit ook samen met Bram Kuipers vader, Taco Kuiper. (254) Laura Kuipers in 1943 gestorven verloofde, de publicist Theodoor Boudewijn Franciscus (Frans) Hoyer (1904-1943) neemt hier waarschijnlijk ook deel aan. Hij wordt ook genoemd in verband met de hierboven genoemde CS6-cel van kunstenaars en oud-Spanjestrijders. (255)

Dat Dicks zus Suze van Stokkum in CS6 samenwerkt met de broers Kuiper weten we ook van Engelandvaarder en Parool-medewerker Tobias Biallosterski (1920-1945) die in 1944 in Engeland MI5 bericht dat hij de broers Bram en Sape Kuiper kent. (256) Tussen Biallosterski en de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje bestaan meerdere verbindingen. Biallosterski kent Henk Pelser, die ook op het Nieuwe Suikerhofje woont, al van voor de oorlog omdat hun vriendinnen, Sarah en Klara Oudkerk, nichten van elkaar zijn. Biallosterski zegt dat hij ook Willy Gutteling, een nichtje van Dick, die kort op het hofje woont, al van voor de oorlog kent. Henk Pelser introduceert Biallosterski bij de Paroolgroep. Biallosterski kent Dick van Stokkum waarschijnlijk via Pelser of Willy Gutteling. Hij geeft in zijn Engelse interview ook aan dat hij Bram en Sape Kuiper kent en dat ze in dezelfde verzetsgroep zitten als Suze van Stokkum. Zowel Dick als Suze van Stokkum kennen volgens hem de onderduikadressen van Bram en Sape Kuiper.

Biallosterski is ook bij Suze en Dick van Stokkums moeder geweest in de Piet Gijzenbrugstraat. We zagen hierboven al dat dat een ontmoetingsplaats was voor leden van de verzetsgroep CS6. Biallosterski noemt de naam van de straat niet maar zegt dat het een straat is die parallel loopt aan de Stolwijkstraat. Hij denkt dat Suze van Stokkum daar ook woont, dat klopt niet, haar moeder en jongere zus wel. Suze woont zelf in de Milletstraat. (257)

Biallosterski zoekt in de zomer van 1942 hulp van Willy Gutteling in Den Haag, Zij woont in 1942 op het hofje en verhuist daarna naar Den Haag. Ze werkt daar in de ontsnappingslijn van Anton Schrader, die tussen februari en oktober 1943 meerdere boten met Engelandvaarders over de Noordzee brengt. (258) Biallosterski en Schrader vluchten op 8 oktober 1943 met nog tien anderen over de Noordzee naar Engeland.

Bram Kuiper raakt dus ook, mogelijk via Dick van Stokkum, betrokken bij een vluchtlijn naar het buitenland. (259) Een samenwerking tussen Bram Kuiper en Dick van Stokkum, blijkt uit het feit dat Bram, als Dick in de gevangenis zit, voor hem geldzaken regelt. Dick heeft zeven bankbiljetten van duizend gulden op zijn kamer, die bedoeld zijn om zijn studie te betalen. Hij geeft dit geld in het voorjaar van 1943 aan een ambtenaar op het stadhuis omdat hij weet dat hij door de SD gezocht wordt. Na Dicks arrestatie begin april 1943 geeft deze ambtenaar 4000 gulden aan Piet Laroo, een bevriende verzetsman (260): “Aangezien P. Laroo niet bekend was met de herkomst van dit geld, heeft hij hierover door bemiddeling van den later gefusilleerden A. Kuiper (dit is Bram A.B.) contact gekregen met J. Stallinga, die ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat dit illegaal geld was, de f 4000 dan ook als zodanig in ontvangst heeft genomen.” Binnen de Paroolgroep denkt men dat dit geld van Het Parool is en geeft het uit. Na Dicks vrijlating in december 1943 krijgt hij wel de resterende 3000 gulden terug. Dit bedrag raakt hij echter kwijt bij de inval in het Nieuwe Suikerhofje in april 1944. (261)

Dick van Stokkum helpt zijn medebewoner Henk Pelser aanvankelijk met zijn vluchtlijn naar België, Frankrijk en Zwitserland maar vanaf eind 1942 gaat Dick zelfstandig door met de “betalende klanten” en legt zich waarschijnlijk meer toe op pilotenhulp. Mogelijk vraagt Dick van Stokkum op zijn beurt Bram Kuiper om hulp op deze vluchtlijn. Bram, die als eerste van de begin april 1943 gearresteerde Nieuwe Suikerhofje bewoners eind april wordt vrijgelaten reist in de zomer van 1943 zelfstandig twee keer naar België met (Joodse) vluchtelingen. Dick en de andere bewoners van het Nieuwe Suikerhofje zitten dan nog gevangen. (262) Bram komt eind april 1942 vrij uit de Amsterdamse gevangenis en wordt eind juni opgesloten in een Brusselse cel. Hij kan dus alleen in de maanden mei en juni naar het buitenland gereisd zijn.

Gevangen in Brussel

Hoewel er bijna niets bekend is over Brams reizen naar het buitenland, zijn er wel archiefstukken bewaard gebleven over zijn arrestatie. (263)

Bram wordt op dinsdagmiddag 29 juni 1943 om half vier aangehouden in België, waarschijnlijk in Brussel. (264) Hij heeft dan een vals Belgisch identiteitsbewijs op zak waarin hij Karel Kuypers heet, geboren in Antwerpen, protestant, als beroep “Angestellter” (kantoorbediende), en met de Belgische nationaliteit. Hij heeft wel zijn eigen geboortedatum en -jaar op deze papieren, 28 augustus 1922.

Waarschijnlijk is het toeval, maar op diezelfde dag, 29 juni, wordt in Soestdijk een andere CS6- man aangehouden. Toon Broeckman, de radiotechnicus die regelmatig naar Brussel reist om onderdelen voor zendapparatuur te halen, heeft de avond van de 29e een afspraak met Ferdinand H.F. Pas, een rijke tabakshandelaar en V-man die in april 1943 van Amsterdam naar Soest verhuisde. Ferdinand Pas had eerder Dio Remiëns meerdere keren ontmoet. Remiëns hoopte van hem geld te krijgen voor de illegaliteit. Na de ontmoeting van ongeveer een half uur van Broeckman en Pas in hotel Trier in Soestdijk wordt Broeckman door de SD gearresteerd als hij op zijn fiets weg wil rijden. Broeckman heeft een vuurwapen bij zich en schiet twee keer maar weet niet te ontkomen. Met Toon Broeckman en Bram Kuiper heeft de SD nu twee leden van CS6 achter slot en grendel. Meerdere V-mannen hebben nu zoveel informatie over CS6 dat bijna alle belangrijke CS6’ers in de maanden juli, augustus en september opgepakt worden. De SD heeft onder andere een fotokaart met foto’s van de gezochte CS6-verzetsmensen. Broeckman staat daar op. Bram niet en het lijkt erop dat ze in Brussel ook niet direct weten wie hij is.

Fotokaart gemaakt in opdracht van de SD van personen die verdacht worden van verzet, de meeste van hen CS 6-ers. Broeckman staat in de op één na onderste rij helemaal links. (Bron: SAA Beeldbank)

Dezelfde avond rond half 8 wordt Bram onder zijn valse naam Karel Kuypers ingeschreven in de Brusselse gevangenis St. Gillis. Als zijn adres wordt de Weldadigheidsstraat 6 genoteerd. Dit adres zou in Brussel kunnen zijn. Het ontbreken van een stadsnaam wijst daar waarschijnlijk ook op. Het is een korte straat in een wijk in het noorden van Brussel, St. Joost-ten-Node. Maar er zijn ook Weldadigheidsstraten in Leuven en in Hove, ten zuiden van Antwerpen.

De korte tijd tussen arrestatie en aankomst in St. Gillis zou er op kunnen wijzen dat Bram in Brussel opgepakt is. Hier is in de Nederlandse literatuur onzekerheid over, soms wordt ook Antwerpen genoemd. Maar ook Brams broer Sape schrijft in een uit de gevangenis gesmokkeld briefje dat hem bij een verhoor verteld werd dat Bram “in Brussel is gepakt”. (265) Ook de naam van degene die Bram arresteert, “Hilfspolizist und Dolmetscher L. Namur”, wijst eerder op Brussel. Bij de Sipo/SD werken Belgische collaborateurs als tolk. L. Namur komt in ieder geval niet voor op de personeelslijst van deze organisatie in Antwerpen. (266)

St. Gillis is een in de late negentiende eeuw gebouwde stervormige gevangenis midden in de woonwijk Elsene/Ixelles, die tijdens de bezetting als Kriegswehrmachtgefängnis dient. Bram Kuiper/Karel Kuypers wordt gevangen gehouden voor afdeling IV A van de SiPo. IV betekent Gestapo en A is de afdeling die zich bezighoudt met het oprollen van het linkse verzet. Als “Straftat” wordt op zijn “Einlieferungsschein” vermeld, “terrorist”, verzetsman. Hij hoeft niet in eenzame opsluiting maar mag niet in een cel samen met communisten. Verder mag hij geen post, pakjes, bezoek en informatie ontvangen. Hij wordt opgesloten in cel nr. 199, waar al een Belgische hoogleraar zit die hem als tijdverdrijf lessen Spaans gaat geven. (267)

Op het moment dat Bram gearresteerd wordt is er dus al een concreet vermoeden dat hij een linkse/communistische verzetsman is. Misschien heeft hij documenten bij zich waaruit dat blijkt, is hij verraden of herkend van een opsporingsfoto.

Uit een intern briefje blijkt dat de Gestapo, waarschijnlijk na overleg met de SD in Nederland, op 7 juli, een week na zijn arrestatie, Brams echte naam weet en op 10 juli ook zijn geboorteplaats Arnhem en zijn adres in Amsterdam; Prinsengracht 385/95. Op 12 juli wordt vanuit de gevangenis een bericht gestuurd aan de Sipo en SD, Abt. IV B in Brussel dat Karel Kuypers in werkelijkheid Abraham Kornelis Kuiper is. Afdeling IV B is in België verantwoordelijk voor de Jodenvervolging.

Op 7 juli, als zijn echte naam bekend is, mag Bram ook zijn familie een brief sturen om te laten weten dat hij gevangen zit. Mogelijk heeft Bram dit geweigerd, de voorgedrukte zin “Hat die Anforderung abgelehnt” (heeft dit geweigerd), is op het formulier niet doorgestreept. Volgens Wiebe de Graaf krijgt de familie Kuiper pas na 1 oktober een brief van Bram uit het Oranjehotel. Daaruit blijkt dat Bram dan nog steeds niet weet dat Sape opgepakt is. (268)

Bram zit al opgesloten in zijn Brusselse cel als op 22 juli zijn broer Sape in Amsterdam gearresteerd wordt nadat hij samen met Henri Hugo Geul een aanslag pleegde op de tandarts De Jonge Cohen en zijn vrouw. Na Sape’s arrestatie beginnen de raderen van de Duitse politiediensten te draaien. Twee dagen na Sape’s aanslag stuurt de SD een brief naar de St. Gillis gevangenis dat Bram weer twee dagen later, op 26 juli ‘s ochtends moet verschijnen voor een verhoor in het gebouw van de SD in Brussel.

Op donderdag 26 juli, bijna een maand na zijn arrestatie, wordt Bram verhoord op de Avenue Louise/Louizalaan 347 in Brussel. Dit is een door de Duitsers gevorderd, modern appartementsgebouw. De verhoren zijn op de bovenverdiepingen, tussen de verhoren door worden de gevangenen in kleine kelders opgesloten: “Kale en lege cachotten”. Het gaat er niet zachtzinnig aan toe: “De verhoren gaan dikwijls gepaard met mishandelingen en geweld.” Maar: “Hier werd niet systematisch gefolterd, het ‘materiaal’ daarvoor was niet voorhanden.” (269) In de kelders zijn in de muren nog steeds inscripties te zien die er ingekrast werden door de gevangenen. (270) Bram is niet de enige communist die er zat, zoals blijkt uit de volgende teksten: “Vive Staline”, “Prolétaires de tous les pays unissez-vous”. “Vive l’armée rouge.” (271)

Volgens Guido van Suchtelen vindt Bram zijn situatie in het begin niet heel spannend. Na zijn eerste arrestatie was hij immers ook weer snel vrijgelaten: “Wie overzag eigenlijk de draagwijdte van zijn arrestatie? En ook hijzelf schijnt aanvankelijk bewust zijn argeloos-eerlijke houding te hebben volgehouden bij de nazi-verhoren”. (272) Bram weet niet dat zijn broer twee aanslagen heeft gepleegd in Amsterdam waarbij drie mensen gewond zijn en één gedood is. Dit wordt hem bij zijn verhoren ook niet verteld.

Maar deze keer loopt het niet met een sisser af. Een week na zijn verhoor wordt Brams voorarrest omgezet in “Sicherheitshaft”. Hij wordt er nu van verdacht lid te zijn van een Nederlandse verzetsgroep (“einer holländischen Terroristengruppe”) en in België te zijn om contact te zoeken met het Belgische verzet. (273) Over eventuele Joodse vluchtelingen die hij geholpen zou hebben wordt niets gezegd, maar wel wordt afdeling IV B van de Gestapo, belast met de Jodenvervolging, op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in Brams zaak.

Er wordt getelefoneerd naar Nederland en op 19 augustus, kort voor zijn eenentwintigste verjaardag, wordt Bram in Brussel opgehaald en naar het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen gebracht.

Doodsvonnissen

Als Bram in een cel in het Oranjehotel opgesloten wordt zit zijn broer Sape al bijna een maand in de Amsterdamse gevangenis aan de Weteringschans waar hij geboeid aan zijn bed vastgehouden wordt. In die maand heeft de SD tientallen CS6’ers gearresteerd. Sommigen worden door V-mannen in de val gelokt, anderen komen aanlopen op een adres dat door de SD opgerold is, zoals in de Cornelis Krusemanstraat 79 in de dagen na 22 juli en in het huis van de familie Boissevain in de Corellistraat na 2 augustus. (274) Hans Katan wordt op dezelfde dag dat Bram naar Nederland komt in het huis van Ed Hoornik gepakt, Leo Frijda een dag later. (275) Tegen negentien CS6’ers, waaronder Sape, wordt na een tien uur durend schijnproces in Amsterdam op 30 september 1943 de doodstraf uitgesproken.

Wiebe de Graaf verhaalt van de verwoede pogingen van het gezin Kuiper om Sape te redden. (276) Tevergeefs worden er door verschillende (soms pro-nazi) familieleden en vrienden brieven geschreven naar Duitse kopstukken. Vader Taco reist op 30 september af naar het hoofdkantoor van de SD in Den Haag, maar ook dat levert niets op.

Sape wordt op 1 oktober samen met achttien andere CS6’ers in de duinen bij Overveen geëxecuteerd. Hij is met zijn negentien jaar het jongste slachtoffer. Die dag sterven ook zijn mededaders bij de aanslagen; Johan Kalfshoven en Henri Hugo Geul. Net als Hans Katan, de leider van hun groep, waarvan ook Johan Roemer, Olaf Thingberg Thomsen en Leo Frijda deel uitmaken, en Pam Pooters, die als brein achter de aanslagen geldt. Drie leden van de familie Boissevain staan voor het vuurpeloton; de broers Gideon en Jan Karel en hun neef Louis. Verder de leraar natuurkunde aan de machinistenschool, Jan van Mierlo, die zich ook met sabotage bezighield en Antoon Pleyte, een student natuurkunde, ook ter dode veroordeelt voor sabotage. Dan nog Dio Remiëns, Anton (Tom) Koreman, Walter Brandligt en Maarten van Gilse, voor sabotage en de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister. Brandligt is met zijn 42 jaar de oudste van de veroordeelden. De Gooise jeugdvrienden Toon Broeckman en Victor van Swieten zijn ook al wat ouder, allebei in de dertig. Zij verliezen hun leven voor sabotage, overvallen op distributiekantoren en wapenbezit.

Koreman en van Swieten wordt alleen wapenbezit ten laste gelegd, maar dat is genoeg om de doodstraf te krijgen. Dat betekent dat Bram ook niet veel kans maakt om er levend vanaf te komen. Wiebe De Graaf vindt in het familiearchief een briefje waarop aantekeningen staan van een telefoongesprek met Rijkscommissaris Seys Inquart over Bram. Daarin is sprake van een vuurwapen dat in Brams bezit was. Ook staat er iets op over “Überwachung des Tatortes”, mogelijk het op wacht staan van Bram bij de aanslag op Seyffardt. (277)

Waarom Bram op een later tijdstip dan zijn broer en de andere CS6’ers berecht en veroordeeld wordt is niet duidelijk. Hij werd eind juni al opgepakt, veel eerder dan de meeste andere CS6-leden, die pas in augustus of september 1943 gearresteerd worden. Victor van Swieten bijvoorbeeld op 3 september, Louis Boissevain op 17 september en Jan van Mierlo op 25 september. Toon Broeckman, die op dezelfde dag als Bram, 29 juni, gearresteerd werd, is wel bij de groep die op 2 oktober geëxecuteerd wordt.

Mogelijk is er een bureaucratische reden, omdat Bram eerst in België gevangen zat. Bram staat ook niet op de opsporingsfoto’s die de SD gebruikt en waar bijna alle CS6’ers op staan, inclusief Sape. (278) Bram verschijnt uiteindelijk op 21 oktober in Amsterdam voor de rechter, samen met zeven leden van de in oktober 1942 opgerichte Gooise verzetsgroep De Vliegende Brigade. Of Bram inderdaad samenwerkte met deze groep is niet bekend.

Ook Bram krijgt de doodstraf. Hij wordt op 23 oktober in de duinen bij Overveen geëxecuteerd, tegelijk met zes leden van De Vliegende Brigade; Johan Kemper, Herman Ruys, Johan Schimmel, Martinus Raben, Willy van Breukelen en Toon Tellegen. Één man van de Vliegende Brigade krijgt gratie. Bijna allemaal zijn ze van Brams leeftijd, begin twintig. Van deze verzetsgroep, volgens de kranten, “een voortzetting” van “de veroordeelde terreurgroep waartoe de communist Louis Boissevain en de moordenaars van luitenant generaal Seyffardt hebben behoord”, zijn vooral studenten economie en jonge artsen uit het Gooi lid. De Vliegende Brigade werkt onder andere samen met CS6, vooral met Louis Boissevain, die ook uit het Gooi komt. Vanaf midden juli verzendt Boissevain voor de Vliegende Brigade spionage berichten naar Londen. (279)

Hoewel De Vliegende Brigade van minder linkse signatuur is dan CS6 overlappen de twee verzetsgroepen elkaar in hun verzetsdaden: spionage, sabotage en liquidaties (280) met Louis Boissevain als verbindingsman van CS6. Nergens blijkt dat Bram ook met deze verzetsgroep te maken heeft. De gewelddadigste acties van deze groep vinden ook plaats nadat Bram in België gearresteerd is. Zo overvallen ze het distributiekantoor in Huizen op 19 juli 1943 en zijn ze betrokken bij twee liquidaties. Louis Boissevain schiet op 20 augustus op de Bussumse korpschef van politie, E.J. Woerts, die overleeft met een schampschot bij zijn oor en een kogel in zijn rug. Geertruida (Truus) van Lier doodt G. J. Kerlen (1890-1943), de NSB’ er en Hoofdcommissaris van Politie van Utrecht, op 3 september 1943. (281)

De Vliegende Brigade wordt na de overval op het distributiekantoor van Huizen en de daaropvolgende arrestatie van Johan Schimmel door verraad opgerold door de SD. Johan Schimmel vertelt een medegevangene in het Oranjehotel over het verzet in Huizen. Deze medegevangene is een verrader en door zijn informatie wordt op 9 september bijna de hele verzetsgroep in de Jeugdkapel aan de Meentweg in Bussum, een van hun ontmoetingsplekken, opgepakt.

De leden van de Vliegende Brigade komen die dag bijeen om een nieuwe liquidatie te plannen. Ze hebben een afspraak met verzetsmensen van de Ordedienst dat ze in ruil voor een aantal opdrachten, waaronder liquidaties, wapens geleverd zullen krijgen. Ze willen daarom de Amsterdamse V-man Adrianus Kamper (1902) ombrengen, (282) die bij de staatspolitie in Den Haag werkt. (283) Het verzetsblad Contrasignaal van 15 oktober 1943 waarschuwt voor deze “zeer gevaarlijke” man die onder de schuilnaam “Kapitein Somer spionage werk voor de Gestapo” doet en “onlangs als zoodanig werkzaam te Brussel” was. Verder schijnt Kamper wapens te smokkelen. (284) In Amsterdam geeft hij zich uit als een vertegenwoordiger in lederwaren. (285) Of Kamper infiltreerde in de Vliegende Brigade of CS6 is niet bekend.

Adrianus Kamper. Zijn signalement in het Opsporingsblad luidt: “hoog voorhoofd, scherpe neus, uitstaande oren, gaat behoorlijk gekleed”.

Bram zit op 21 oktober, volgens een notitie van zijn vader, in een cel van de gevangenis aan de Weteringschans met drie leden van de Vliegende Brigade; Johan Kemper, Mart Raben en Herman Ruys. De volgende dag is hun proces in Amsterdam. (286)

Wat Bram precies ten laste gelegd wordt is onduidelijk. De Duitse procesverslagen zijn vernietigd. Wel zijn er nog krantenverslagen. (287) Die berichten over plannen tot moordaanslagen en sabotage, het helpen van onderduikers, en het plegen van spionage. Verder het bezit van “schietwapenen en munitie”. Johan Kemper is medeplichtig aan de aanslagen op Woerts en Kerlen. De Vliegende Brigade heeft plannen voor verdere moorden en sabotage. Daarmee wordt waarschijnlijk de geplande aanslag op contraspion Adrianus Kamper bedoeld. Bij dat laatste wordt Bram uitdrukkelijk uitgesloten. Hij kan ook niets gepland hebben omdat hij immers al vanaf eind juni in de gevangenis zit.  

De Vliegende Brigade wordt door de Duitse rechtbank gezien als een onderdeel van CS6: “Door het snelle arresteren van deze veroordeelden is het de Sicherheitspolizei gelukt de sabotage-organisatie waarvan de voornaamste deelnemers reeds op 30 september 1943 zijn veroordeeld in volle omvang te vernietigen”.

Ook deze keer stelt het gezin Kuiper, net als bij Sape, alles in het werk om Bram voor de doodstraf te behoeden. Wiebe de Graaf vindt in het familiearchief onder andere een pleidooi van een bevriende hoogleraar psychiatrie dat Brams stotteren uitdruk is van een onevenwichtige persoonlijkheid waardoor hij niet toerekeningsvatbaar zou zijn. (288) Brams 16-jarige zus Aleid probeert zelfs toegelaten te worden tot de hoogste SS-man in Nederland, Hanns Albin Rauter, om gratie voor haar broer te vragen. (289) Ook voor Bram zijn alle reddingspogingen tevergeefs.

Zes leden van de Vliegende Brigade en Bram Kuiper (onderaan rechts).

Brams laatste brief komt een dag voor zijn executie uit de gevangenis in Amsterdam. Net als Sape stuurt hij zijn ouders een hartverscheurende en moedige afscheidsbrief. Uit Brams brief blijkt dat hij nu pas te horen heeft gekregen dat Sape al eerder doodgeschoten is. (290) Op zaterdagochtend 23 oktober deelt Bram dat lot met zijn jongere broer.

Luchtalarm op de Rivierenlaan

Hoewel Bram niet meer leeft is er in Amsterdam iemand die Brams “verloren” persoonsbewijs blijft gebruiken.

Bram gaf op 28 april 1943 om zes uur ‘s avonds op het politiebureau aan het Singel zijn persoonsbewijs als verloren op nadat hij eerder die dag de sleutels van het Nieuwe Suikerhofje, die daar na de arrestatie van alle bewoners bewaard werden, was komen ophalen. Tussendoor is het heel druk op het bureau omdat meerdere bewoners van de Vijzelstraat aangifte van plundering uit hun huizen komen doen. Een dag eerder was achter hotel Carlton een Engels vliegtuig neergestort en in en rond de Vijzelstraat was de schade enorm. (291)

Bij zijn aangifte zegt Bram dat hij eind maart 1943, dus net voor zijn arrestatie op het Nieuwe Suikerhofje, zijn persoonsbewijs al verloren heeft en dat hij niet weet hoe en waar. Net als alle hofjebewoners is Bram al langer bezig met het verzamelen/stelen van persoonsbewijzen om die daarna voor vervolgde Joden te (laten) vervalsen. Zijn eigen persoonsbewijs kan met een nieuwe foto erop gebruikt worden door een Joodse man van ongeveer Brams leeftijd, die zo bij een controle op straat met een beetje geluk voor niet-Joods kan doorgaan. (292)

Bram heeft zelf ook één of meer valse persoonsbewijzen, die hij nodig heeft om zijn verzetswerk te kunnen doen. In mei en juni 1943 reist hij twee keer naar België, waar hij een vals Belgisch identiteitsbewijs heeft op naam van Karel Kuypers. Op 29 juni 1943 wordt hij in Brussel gearresteerd. Op 19 augustus wordt hij naar Nederland gestuurd, waar hij in het Oranjehotel in Scheveningen en in de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam zit. Hij wordt tot de doodstraf veroordeeld en op 23 oktober 1943 geëxecuteerd.

Iets meer dan een half jaar later wordt op woensdagochtend 31 mei 1944 op de Rivierenlaan, die nu president Kennedylaan heet, een man gearresteerd die tijdens een luchtalarm op straat loopt. De politie op het wijkbureau in de Pieter Aertzstraat heeft het die ochtend druk want deze man is niet de enige. Er worden meerdere mensen opgepakt die buiten lopen. De arrestanten moeten mee naar het bureau, krijgen een waarschuwing, moeten een boete betalen en drie uur op het bureau blijven. Maar de man die op de Rivierenlaan loopt heeft een -bij de politie als vermist opgegeven persoonsbewijs- op naam van Abraham Kornelis Kuiper. Dit moet wel Brams echte persoonsbewijs zijn, dat hij in maart 1943 “verloor”. De agenten vermoeden dan ook dat deze man een “ondergedoken jood” is. Ze sturen een bericht naar het Adama van Scheltemaplein, waar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung de deportatie van Joden organiseert. Even later brengt een agent de man hier naartoe. (293)

Van deze arrestatie wordt ‘s ochtends een handgeschreven verslag opgemaakt door de dienstdoende agent. Die agent wordt om zeven uur ‘s avonds afgelost door een collega. Deze collega gaat door met het verslag in een ander handschrift. In datzelfde handschrift is onder het arrestatieverslag van die ochtend de echte naam opgeschreven van de man die op de Rivierenlaan liep. De nachtagent blijft tot de volgende ochtend, dus waarschijnlijk is er ergens tussen de avond van 31 mei en de ochtend van 1 juni opgebeld vanaf het Adama van Scheltemaplein nadat de man bij een verhoor, waarbij marteling schering en inslag is, zijn echte naam noemt, namelijk:

De voornaam is duidelijk Jonas, maar de achternaam is moeilijk te lezen. Ik denk dat het Agsteribbe is, een Joodse achternaam die op verschillende manier gespeld wordt: Agsteribbe(n), Agtsteribbe(n), Achsteribbe(n) en Achtsteribbe(n) en soms zelfs Agsterribbe. Mogelijk heeft de politieagent de naam fonetisch opgeschreven toen hij die telefonisch door kreeg.

Voor zover ik kan nagaan zijn er aan het begin van de oorlog twee Jonassen met deze achternaam. De eerste heet Jonas Agsteribben. Hij is in 1892 in Amsterdam geboren en wordt diamantbewerker. Maar deze Jonas, die in 1917 in Zaandam trouwt met Amalia Heigmans, is in 1923 met zijn vrouw naar Antwerpen vertrokken en woont daar in 1940 nog steeds. Het echtpaar Agsteribben-Heigmans wordt vanuit de kazerne Dossin in Mechelen, gebruikt als doorgangskamp, naar Auschwitz gestuurd, waar Jonas op 1 november 1942 vermoord wordt, Amalia op 22 april 1943. (294)

De achternaam van de tweede Jonas wordt meestal als Achtsteribbe gespeld. Hij is in 1920 geboren. Hij is dus ongeveer even oud als Bram, die in 1922 geboren werd, wat betekent dat hij Brams persoonsbewijs goed zou kunnen gebruiken. Jonas is ook, net als Bram, het oudste kind in zijn gezin en hij is koopman van beroep. Zijn ouders zijn Grietje Romijn (1894) en Abraham Achtsteribbe (1896), die in 1919 trouwden. Beide ouders hebben een zware jeugd gehad. Abraham wordt in Amsterdam geboren en is niet lang naar school geweest want op zijn dertiende staat hij al met het beroep slager vermeldt. Hij komt rond die tijd in de Inrichting voor Stads Bestedelingen (verlaten kinderen) en woont daarna waarschijnlijk in twee pleeggezinnen in Zuid-Nederland. In 1918 deserteert hij uit militaire dienst. Als dienstweigeraar zit hij eerst in een kazerne in Nijmegen gevangen, daarna in de gevangenis van Den Bosch. (295)

Grietje heeft het nog zwaarder gehad. Ze wordt in Leeuwarden geboren en is blind. Grietjes moeder komt in een psychiatrische inrichting, haar vader in 1908 in het armenhuis. Grietje gaat met haar jongere zus Dientje een tijdje naar een Joodse pleegfamilie in Denekamp. Ze is soms kort in een kindertehuis, maar woont ook twee keer bij een oom en tante (de tantes zijn zussen van haar vader). Ze leert een beroep; stoelen matten. (296)

Blijkbaar heeft Grietje het in haar huwelijk ook niet makkelijk. Na de geboorte van Jonas in januari 1920 woont ze ruim een half jaar met haar baby in een Amsterdams tehuis van Hulp voor Onbehuisden, uiteindelijk gaat ze wel weer naar haar man terug. Ze krijgen na Jonas nog negen kinderen, waarvan er drie jong overlijden. De meeste kinderen worden in Amsterdam geboren. Abraham is nu artiest/kermisreiziger en het gezin woont vanaf 1926 in een woonwagen aan de Osdorperweg. Daarvoor wonen ze een tijd in Rotterdam, o.a. op een woonboot. Drie kinderen worden in kermistijd geboren. Esther in 1928 in Dordrecht, Beatrix, die als baby sterft, in 1938 in Den Haag en het jongste kind Bernard komt in 1940 in Tiel ter wereld. (297)

Ongeveer een jaar na de bezetting wordt het gezin met zeven kinderen (Jonas, Schoontje, Willem, Esther, Clara, Gerrit Dirk, Bernard) gedwongen te verhuizen. Ze moeten weg uit de woonwagen en gaan naar een kleine woning op de begane grond van de Rapenburgerstraat 22, een straat die bijna helemaal Joods is en waarvan na de oorlog maar 1% van de ongeveer 1200 Joodse bewoners terugkeert. (298)

Na een aantal maanden treft de volgende anti-Joodse maatregel het gezin Achtsteribbe. Jonas en zijn jongere broer Willem moeten in januari 1942 naar een werkkamp voor Joden in Drenthe. Aanvankelijk zijn het vooral werkloze (of door de anti-Joodse maatregelen werkloos gemaakte) steuntrekkende mannen tussen 18 en 50 jaar die voor deze kampen opgeroepen worden. Ook statenloze, vaak uit Duitsland gevluchte Joden moeten zich melden voor de medische keuring. En ook venters, mannen die goederen op straat verkopen, worden naar deze kampen gestuurd. Jonas en Willem geven als beroep beide koopman op. Waarschijnlijk horen ze bij deze laatste groep.

Oproep van de Joodse Raad voor werkkampen in Nederland

In de noordelijke provincies zijn zo’n veertig van dergelijke kampen waar de bewoners zwaar ontginningswerk moeten doen. Vaak zijn dit al bestaande, maar verlaten, kampen waar in de jaren dertig werklozen in het kader van de werkverschaffing te werk gesteld werden. De Joodse arbeiders krijgen 20% minder loon dan deze eerdere werknemers. De nazi’s plannen deze concentratie van Joodse mannen als de eerste stap op weg naar de vernietigingskampen. Door Nederlandse instanties als de Gewestelijke Arbeidsbureaus, de Rijksdienst voor de Werkverruiming en de Nederlandsche Heidemaatschappij in te schakelen wordt een schijn van normaliteit gewekt.

Bram Kuiper werkt in de illegaliteit samen met Antony IJssennagger. Beide wonen op het Nieuwe Suikerhofje. IJssennagger werkt als ambtenaar voor het Gewestelijke Arbeidsbureau (GAB) in Amsterdam. Op het Arbeidsbureau werkt een verzetsgroepje onder leiding van directeur Theo Henrar (1900-1975) de Duitsers tegen. Deze Theo Henrar senior is de vader van Theo Henrar junior die bij Bram op het Barlaeus zat. Antony IJssennagger hoort bij deze GAB-verzetsgroep en er loopt dus via hem een lijn van het Nieuwe Suikerhofje naar de Joodse mannen die naar Nederlandse werkkampen worden gestuurd. Die verbinding zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat Brams persoonsbewijs bij Jonas Achtsteribbe terecht komt.

Willem en Jonas worden naar kamp Orvelte in Drenthe gestuurd. (299) Orvelte is een dorp ten oosten van Westerbork. In een groep van zo’n tachtig Joodse Amsterdammers komen de twee Achtsteribbes midden in de winter in het barakkenkamp aan, waar de waterleidingen bevroren zijn en de grond zo hard is dat spitten onmogelijk is. Het kamp bestaat uit in een U-vorm gebouwde barakken met loopplanken ervoor, omdat de grond erg drassig is. De mannen moeten onder toezicht van personeel van de Nederlandse Heidemaatschappij de heide ontginnen en soms ook aardappels rooien. Het graven tot soms wel een meter diep is zwaar lichamelijk werk. Ondanks het beloofde verlof mogen de mannen maandenlang niet naar huis. In de eerste maanden van 1942 mogen de dwangarbeiders nog het kamp uit om boodschappen te doen. Vanaf het voorjaar wordt het regime strenger en mogen ze het kamp niet meer verlaten, geen bezoek of pakketjes meer ontvangen en worden de etensporties kleiner. Misschien is dat de aanleiding voor Jonas en Willem om weg te lopen. Ontsnappen uit het kamp is op zich niet heel moeilijk, er staat geen hek omheen en er zijn geen bewakers. (300)

De twee jongens lopen rond 21 mei weg. In diezelfde meiweek lopen nog drie Amsterdamse mannen weg uit Orvelte; Hijman Swart, een dertigjarige mandenmaker die net getrouwd is met een vrouw die drie jonge kinderen heeft uit een eerder huwelijk, Izak Aron da Costa da Fonseca/Fonceca, een vijfendertigjarige diamantwerker met een niet-Joodse vrouw en de negentienjarige Mozes Canes, die net als Jonas en Willem koopman is. (301)

Het lukt Jonas en Willem om van Drenthe naar Amsterdam te komen. Daar gaan ze weer thuis bij hun ouders wonen waar ze door de Nederlandse politie ruim een maand later op 29 juni gearresteerd worden. Vanaf het politiebureau worden ze naar het bureau Joodse Zaken gereden. Daar wordt besloten Jonas en Willem naar een ander werkkamp te sturen, ”It Petgat” in Friesland, dat net die maand juni als strafkamp geopend is. (302)

Jonas en Willem zijn niet de enige mannen die hun werkkamp ontvluchten. In een brief van de Joodse raad is sprake van “het massale weglopen van joodse tewerkgestelden”. (303) De Joodse Raad vreest dat de Duitsers een strafkamp zullen openen, waarop deze Raad in overleg met de Rijksdienst voor de Werkverruiming besluit zelf het heft in handen te nemen en “It Petgat” als strafkamp in te richten.

Weer zitten de broers Achtsteribbe opgesloten in een afgelegen moerassig gebied. Het strafkamp is genoemd naar de uitgeveende plassen van eerdere turfwinning, de zogenaamde petgaten. Vanaf de weg naar het dichtstbijzijnde dorp Blesdijke voert een zandpad naar het kamp, dat bestaat uit een grote barak met meerdere slaapzalen, een kantine en een wasruimte. De keuken en de woning voor de beheerder zijn in afzonderlijke gebouwtjes.

Strafkamp It Petgat.

Het strafkarakter van het semi-militaire kamp blijkt uit extra bewaking door “personen in burger” met hulp van de marechaussee. Er is een kampcommandant, Christiaan Overweg (1898-1963), een vroegere sergeant-majoor van de marine. Het kamp, dat voor de oorlog plaats bood aan zo’n honderdtwintig tewerkgestelden, zit al aardig vol als Willem en Jonas er arriveren. Op een lijst die waarschijnlijk midden juli 1942 opgesteld wordt door de Gemeentelijke Sociale Dienst in Amsterdam staan honderdnegen namen, opgedeeld naar de kampen waaruit de mannen ontvluchtten. (304) Elke ochtend is er appèl, daarna moeten de mannen buiten graafwerk doen, bewaakt door wachtposten met twee herdershonden. Zelfs op de vrije zondag mogen de gestraften het kamp niet verlaten. Er is een omheining met prikkeldraad. De dwangarbeiders worden in het gareel gehouden met dreigementen over verplaatsing naar nog ergere kampen als Amersfoort en Ommen. (305)

Tekening van kamp “It Petgat”. uit: W.H. de Vries, De regio tijdens de Tweede Wereldoorlog, Stichting Stellingwarver Schrieversronte, Berkoop/Oldeberkoop, 2003, p. 140.

Begin juli 1942 beginnen in Amsterdam de deportaties van Joden voor “tewerkstelling” in Duitsland via Westerbork. Omdat zich niet genoeg mensen melden volgen er razzia’s op Joden, die in de loop van augustus steeds meer een georganiseerd karakter krijgen. De bewoners van “It Petgat” mogen per week twee brieven ontvangen en ook zelf twee brieven schrijven, dus zijn ze van de deportaties en de razzia’s op de hoogte en maken zich zorgen om hun familieleden en vrienden. Midden juli krijgt de zus van Jonas en Willem, de negentienjarige Schoontje Achtsteribbe als eerste in het gezin een oproep zich in Westerbork te melden. Zij gaat op 16 juli met één van de eerste transporten van Westerbork naar Auschwitz.

Vaak staat op de kaarten van de Joodse Raad vermeld waarom mensen uitstel van deportatie krijgen, een zogenaamde sper, bijvoorbeeld omdat ze een baan bij de Joodse raad hebben. Op de kaarten van de familie Achtsteribbe is hierover niets genoteerd. (306) Ook staat er op de kaarten van Jonas en Willem niet dat ze eerst in kamp Orvelte en daarna in kamp “It Petgat” waren. Wel staat achterop elke kaart (niet bij Esther en Schoontje) de naam en het adres van een vroegere collega van Abraham, ook een kermisreiziger. Antonius Johannes Franciscus (Anton) Hegener (1892-1970), woonde met vrouw en vier kinderen in de jaren dertig in hetzelfde woonwagenkamp als het gezin Achtsteribbe. Misschien hoopt het gezin Achtsteribbe dat de niet-Joodse Anton Hegener hen zou kunnen helpen. Of dat inderdaad het geval is, is maar de vraag omdat Anton Hegener vanaf juli 1941 in Duitsland als bouwarbeider moet werken. Wel laat het zien dat het gezin Achtsteribbe niet-Joodse vrienden heeft. De ontsnapping van Jonas en Willem uit kamp Orvelte toont ook aan dat ze zich niet zomaar bij alle anti-Joodse maatregelen neerleggen.

Hoewel de stemming in “It Petgat” als neerslachtig beschreven wordt, lijkt mij, tenminste voor een deel van de mannen, opstandig ook een goede beschrijving. Dit zijn tenslotte mannen die allemaal al eens uit een werkkamp ontsnapten. Sommige proberen ook weer uit “It Petgat” weg te komen. Izak (Sjaak) Stibbe (1919-na 2003), die een maand lang in dit strafkamp zit omdat hij wegliep uit werkkamp Kremboong (en zich na drie dagen weer vrijwillig meldt), vertelt dat het vier mannen lukt uit “It Petgat” te ontsnappen als ze bij een boerderij melk moeten halen. (307) Een van de weglopers heet volgens hem Schelvis of Schellevis, de andere namen weet hij niet. (308)

Mogelijk is de naam van de ontsnapte man niet Schelvis, maar Walvis. De eenentwintigjarige Machiel Walvis ontsnapt in de loop van juli uit “It Petgat”, hij wordt op 27 augustus 1942 op straat in Amsterdam door de politie opgepakt. Hij heeft dan geen persoonsbewijs en draagt ook niet de verplichte ster. (309) Jacob Goldberg -ook eenentwintig jaar- die na een maand in “It Petgat” op 22 juni terug mag naar het werkkamp Vledder, waaruit hij eerder ontsnapt is, houdt het daar drie dagen vol en loopt op 25 juni weer weg. (310) Samuel Dirk de Vries (1919), die uit Geesbrug ontsnapte en Simon Pront, die uit Vledder wegliep, worden op 20 juni op transport gezet naar “It Petgat” en ontsnappen op het station van Amersfoort al. Samuel Dirk, die doof geboren is, wordt op 18 juni weer opgepakt en belandt alsnog in “It Petgat”, Pront blijft tot 4 augustus uit handen van de politie. (311) Salomon Dotsch (1909), die met een marktvergunning groente en fruit verkoopt in Amsterdam Oost, en daarvan zijn vrouw en twee kinderen redelijk weet te onderhouden, (312) wordt voor het vluchten uit werkkamp Molengoot naar “It Petgat” gestuurd. Hij houdt het daar snel voor gezien en vlucht begin juli “met medeneming kamprijwiel”. (313)

In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 worden alle Joodse werkkampen plotseling opgeheven. Duitse militairen omsingelen de kampen en de Joodse mannen, zo’n tienduizend, worden naar Westerbork gestuurd. Sjaak Stibbe, die dan weer in kamp Kremboong in Drenthe is, zegt hierover: “Er waren tussen de tien en twintig bewapende soldaten. Ze omsingelden het kamp en richtten posten in. We kregen opdracht om allemaal in de barakken te blijven. Iedereen die eruit probeerde te komen, zou worden neergeschoten.” Verder vermeldt hij dat het ondanks de bewaking ’s nachts een paar mannen lukt om te ontvluchten. (314)

Ook de bewoners van kamp “It Petgat” worden begin oktober naar Westerbork gestuurd. Ze worden door de Grüne Polizei opgehaald en moeten met hun bagage over het zandpad naar de hoofdweg, de Markeweg, lopen waar ze in vrachtwagens moeten stappen die hen naar Westerbork brengen. (315) Het strafkamp heeft dus maar vier maanden, van juni tot begin oktober, dienst gedaan.

Kijkend naar de namenslijst van 109 mannen in “It Petgat” die waarschijnlijk midden juli opgsteld is, valt op dat zo’n dertig mannen al voor begin oktober op transport gesteld worden. Bij een vijftal namen op de lijst is vermeld dat ze “opgegeven” zijn “bij de afdeling uitzending”. (316) Of daarmee uitzending naar Westerbork bedoeld wordt is niet duidelijk. Van deze vijf mannen worden er wel twee voor begin oktober op transport naar Auschwitz gestuurd. Het dreigen met ergere kampen blijkt niet alleen intimidatie geweest te zijn. Minstens drie mannen zijn na “It Petgat” in kamp Amersfoort opgesloten geweest. Van daaruit zijn ze naar Mauthausen gestuurd en daar vermoord. (317). Ongeveer vijfentwintig andere mannen worden al voor de ontruiming van “It Petgat” naar Westerbork gestuurd en van daar naar Auschwitz waar ze vermoord worden. Van deze groep mannen die voor 2 oktober gedeporteerd wordt overleeft niemand de oorlog.

Helaas zitten Jonas en Willem Achtsteribbe ook bij deze groep. De twee hebben een stempel met de datum 17 september 1942 op hun kaart bij de Joodse Raad. Op die dag moeten ze zich melden om naar Westerbork te gaan. Ook hun vader en moeder en broertjes en zusjes hebben dat stempel. Alleen zus Schoontje had een stempel voor juli en was al gedeporteerd. Mogelijk zijn Jonas en Willem vanuit Kamp “It Petgat” naar Westerbork gebracht en daar herenigd met hun familie. Op 18 september gaat het gezin Achtsteribbe op transport naar Auschwitz.

Kaarten van Jonas en Willem Achtsteribbe bij de Joodse Raad. (via: https://arolsen-archives.org/en/)

Meer dan duizend Joodse mensen gaan op die 18e september met deze trein vanaf Westerbork. Tweehonderd mannen tussen de vijftien en vijftig jaar worden in Kosel, een stadje tachtig kilometer ten westen van Auschwitz, van hun familie gescheiden en de trein uitgedreven. Zij moeten onder onmenselijke omstandigheden slavenarbeid doen aan een Duitse spoorlijn door Silezië of in andere kampen werken in de Duitse oorlogsindustrie. (318) Abraham Achtsteribbe is 46, zijn twee oudste zonen Jonas en Willem zijn 22 en 18. Alle drie in de leeftijd van mannen die in Kosel geselecteerd worden om te werken. Mannen die ziek worden, wat door de barbaarse levensomstandigheden snel gebeurt, worden alsnog naar Auschwitz-Birkenau gestuurd en vermoord. Voor Abraham, Willem en Jonas staat een -geschatte- sterfdatum in Auschwitz van 31 december 1942. Men gaat ervan uit dat ze bezweken zijn aan de slavenarbeid, maar het is niet precies bekend wanneer. Grietje Achtsteribbe-Romijn en de jongere kinderen zijn bij aankomst in Auschwitz op 21 september 1942 direct vermoord.

Als Jonas voor of op 31 december 1942 vermoord is, dan kan de man die op woensdagochtend 31 mei 1944 op de Rivierenlaan gearresteerd wordt met het persoonsbewijs van Abraham Kornelis Kuiper, ook niet deze 22-jarige Jonas Achtsteribbe zijn. Of de slecht te lezen naam die later bij het bericht over de arrestatie van de man die tijdens het luchtalarm op de Rivierenlaan liep genoteerd werd, is niet “Jonas Agsteribbe”. Of de politieagent die het noteerde maakte een fout. Of er is toch nog een andere Jonas Agsteribbe(n)/Agtsteribbe(n)/Achsteribbe(n)/Achtsteribbe(n). Een laatste verklaring zou nog kunnen zijn dat Jonas Achtsteribbe op de een of andere manier uit Westerbork ontsnapt is of uit de deportatietrein sprong en daarna in Amsterdam onderdook. Daarvoor heb ik geen bewijs kunnen vinden.

De vraag wie er met het persoonsbewijs van Bram onderdook en op 31 mei 1944 opgepakt werd is niet beantwoord. Wel voegt het verhaal van Jonas en Willem Achtsteribbe, die voordat de deportaties vanaf Westerbork in de zomer van 1942 beginnen al vastgezet worden in twee werkkampen, wat toe aan de geschiedenis van het gezin Achtsteribbe, waarvan geen enkel materieel aandenken, niet eens een foto, bewaard gebleven is.

NOTEN

1. Zie het artikel “Prinsenklooster” op deze website.

2. Bewoner Herman Maillette de Buy Wenniger gebruikt de term Prinsenklooster ook in zijn huwelijksaankondiging in 1944. Zie ook noot 69.

3. Van oktober 1944 tot februari 1947 woont de dichter Gerrit Kouwenaar in deze kamer. De schrijver Gerard Reve woont er vanaf december 1947 een jaar lang.

4. Deze vriend is de schrijver Willem Frederik Hermans. Het citaat komt uit het boek “In de mist van het schimmenrijk. Fragmenten uit het oorlogsdagboek van de student Karel R.”, het door Hermans in 1993 geschreven boekenweekgeschenk op p. 10.

5. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood 1894-1945, Houten-Antwerpen, 2016.

6. Idem, p. 22.

7. J.J.F. van Melle, Johanna E. Kuiper. Gewaagd leven 1896-1956, Proefschrift, Amsterdam 2015, p. 271.

8. Idem, p. 417.

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Kuiper

9. Idem, p. 285.

10. Idem, p. 232.

11. Willem Frederik Hermans laat Douwe, uit “In de mist van het schimmenrijk” die gebaseerd is op Bram (en Sape), ook stotteren. p. 12.

12. IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

13. WFH-verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994, p. 26.

14. De Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 119.

15. Idem, p. 99-100, 197.

16. Idem, p. 224.

17. Idem, p. 222; “Taco raakte betrokken bij het verzet, althans daar wordt in bronnen over Taco telkens aan gerefereerd; hij zat ‘zwaar in het verzet’. Maar wat dat in praktische zin inhield? Daarover is nagenoeg niets overgeleverd.”

Tijdens de bezetting werd De Stichting praktisch alleen door Taco Kuiper geleid. Onder andere Wiebe Wijga en Simon Carmiggelt kwamen als ondergrondse werkers in de oorlog in dienst van de Stichting. Verder waren er contacten met de Utrechtse verzetsvrouw Marie Anne Tellegen (Dr. Max). Zie hiervoor bijvoorbeeld:

Klik om toegang te krijgen tot brochure-NSvP-voor-website1.pdf

18. Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder 9, jaargang 3, oktober 1995, p. 50.

19. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 100.

20. Idem, p. 196. Volgens de Graaf worden de vrouw en het kind, Friedl en Ernst Giesen vanuit België teruggestuurd naar Duitsland waarop Franz Giesen zelfmoord pleegt.

Een Franz Giesen, geboren 25-3-1900, een invalide mijnwerker met een adres in Parijs wordt eind 1940 vanuit het concentratiekamp Sachsenhausen naar Dachau gestuurd waar hij op 26 juni 1942 sterft.

https://collections.arolsen-archives.org/en/search?s=Franz%20Giesen

21. WFH verzamelkrant nr. 12, augustus 1994, p. 26.

Pieter J. van Strien, Jacques Dane, Driekwart eeuw Psychotechniek in Nederland, Assen 2001. In dit boek wordt gezegd dat het Taco Kuiper is die moet huilen na de val van Barcelona.

22. J.J.F. van Melle, Johanna E. Kuiper. Gewaagd leven 1896-1956, Proefschrift, Amsterdam 2015, p. 211.

23. Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder, jaargang 3, oktober 1995,  p. 52.

24. Dit is een citaat uit een literaire bron, het boekenweekgeschenk dat Hermans in 1993 schreef. Dit boek was gebaseerd op het werk “Argeloze Terreur” dat Hermans tijdens de oorlog schreef over de verzetsdaden van Bram en Sape Kuiper. In 1993 geeft Hermans meerdere interviews over zijn vriendschap met Bram. Over het algemeen is hij daar zeer cynisch over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik ben van mening dat hij goed bevriend was met Bram en indertijd diep getroffen was door diens dood. Daarom lijkt me dit citaat een goede weergave van de vriendschap tussen Bram Kuiper en Willem Hermans.

25. IISG/Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

26. Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder, jaargang 3, oktober 1995,  p. 62.

Volgens WFH Verzamelkrant-Sterfboek 2, p. 77, had het Barlaeus twee letterkundige verenigingen Disciplina Vitae Scipio (alleen voor jongens) en Gymnasiasten Letterkundige Vereniging (gemengd).

27. http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Prinsen_Geerligs

28. WFH-verzamelkrant nr. 12, augustus 1994, p. 22.

29. Idem, p. 21.

Voor informatie over de padvinderij tijdens de oorlog zie het artikel over Herman Maillette de Buy Wenniger op deze website.

30. Idem.

31. Idem, p. 22.

Zie ook Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder, jaargang 3, oktober 1995,  p. 50 en 53.

32. NA 2.15.20 Archief van het Rijksarbeidsbureau in Oorlogstijd, (1938) 1940-1945 (1949). 356: Plaatsing van jeugdige landbouwhulpen in Duitsland.

Brams schoolvriend heet Theodore Johan Henrar (1922). Hij is de oudste zoon van Theodore Henrar (1900-1975). Over hem en zijn verzetswerk op het arbeidsbureau zie het artikel over Antony IJssennagger op deze website.

Bram is van 11 oktober tot 14 december 1940 in Duitsland.

33. Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder, jaargang 3, oktober 1995,  p. 55-56.

Peter Hermans, Niet voor de school. Niet voor het leven. De joodse leerlingen van het Barlaeusgymnasium 1940-1945, 2004, p. 82-85.

De leerlingen die konden vluchten in de meidagen van 1940 waren Wolfgang Rothenstein (1923) en broer en zus Erik (1923) en Vera (1927) Schwimmer. Volgens Willem Otterspeer in De Mislukkingskunstenaar. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel 1 (1921-1952), p. 245, was Hermans echter bevriend met Konrad Brahn (1922). Hij vluchtte niet naar Engeland maar overleefde de oorlog wel.

34. Peter Hermans, Niet voor de school. Niet voor het leven. De joodse leerlingen van het Barlaeusgymnasium 1940-1945, 2004, p. 82-85.

35. Willem Frederik Hermans,  In de mist van het schimmenrijk. Fragmenten uit het oorlogsdagboek van de student Karel R., Boekenweekgeschenk 1993, p. 11.

36. Tonnie Luiken, Biograaf gezocht, in: De Groene Amsterdammer, 17 april 1996.

37. Peter Hermans, Niet voor de school. Niet voor het leven. De joodse leerlingen van het Barlaeusgymnasium 1940-1945, 2004, p. 40-41.

38. Idem, p. 33.

Over de verzetsactiviteiten van het gezin Henrar is meer te vinden in het hoofdstuk over bewoner Antony IJssennagger.

39. WFH Verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994, p. 24.

40. Peter Hermans, Niet voor de school. Niet voor het leven. De joodse leerlingen van het Barlaeusgymnasium 1940-1945, 2004, p. 41-43.

41. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 223.

42. Idem, p. 225.

43. J.J.F. van Melle, Johanna E. Kuiper. Gewaagd leven 1896-1956, Proefschrift, Amsterdam 2015, p. 254-255.

44. Voor meer over de samenwerking van Antony IJssennagger, Theo Henrar en Bram Kuiper zie het artikel over Antony IJssennagger op deze website.

45. Voor Britta Hudig zie het artikel “overige bewoners” op deze website. Voor Vica Taselaar het artikel “Vica Taselaar”.

46. Zie het artikel over hem elders op deze website.

47. Ik leid dit af uit verschillende Politierapporten ’40-’45 in het Stadsarchief van Amsterdam. Daaruit blijkt dat Hoyer, die op de Leidsekade 69 op de derde verdieping woont op 20 februari 1943 van de trap valt. Hij gaat daarna naar zijn verloofde Laura Kuiper, die dichtbij woont in de Leidsestraat 76. Zij laat een dokter komen, die hem nakijkt. Desondanks overlijdt Hoyer later die dag in Laura’s woning. Ruim een jaar later op 4 april 1944 doet de vader van Hoyer, de vierenzeventigjarige weduwnaar Francois Hoyer, die in Haarlem woont, aangifte van diefstal tegen Laura Kuiper, Taco Kuiper en Hugo van Eeden. Hugo van Eeden (1909-1980) is journalist en de zoon van de schrijver Frederik van Eeden. Volgens Francois Hoyer is het drietal na de dood van zijn zoon, en enig kind, Frans naar diens woning gegaan en hebben ze spullen gestolen. Laura een badjas, een pyjama en een sjaal, Taco en Hugo allebei boeken. De politie gaat langs bij Laura, die ziek op bed ligt, en laat Taco en Hugo naar het bureau Leidseplein komen. Ze moeten alle drie vingerafdrukken laten maken. Hoe het verder afloopt is uit de Politierapporten ’40-’45 niet op te maken.

Het lijkt me heel onwaarschijnlijk dat er echt sprake was van diefstal. We weten van Laura Kuiper en Taco Kuiper dat ze actief waren in het verzet. Frans Hoyer had contacten met de verzetskring rond Freek Mulder en Milly van Duivenbode (zie het artikel over de oud-Spanjegangers op deze website). Over verzetsactiviteiten van Hugo van Eeden kan ik niets vinden.

Mogelijk haalde het drietal belastend materiaal uit Hoyers woning, bijv. illegale kranten, vervalste papieren of materiaal dat bij het vervalsen gebruikt werd.

48. Zie het artikel over Dick van Stokkum op deze website.

49. De Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 224. Volgens Wiebe de Graaf schreef Brams moeder dit in de kantlijn van een van de delen van L. de Jongs Koninkrijk der Nederlanden.

Julius Spier (1887-1942) ontwikkelde de Jungiaanse handleeskunde of psychochirologie in Zürich en Berlijn. Hij vluchtte in 1939 naar Amsterdam en zette daar zijn praktijk voort. In Nederland is hij ook bekend omdat hij Etty Hillesum (1914-1943), die zijn leerling en minnares was, aanmoedigde een dagboek bij te houden. Spier overleed aan longkanker kort voor zijn deportatie naar Westerbork.

50. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape). De moeder van Bram en Sape Kuiper, Helena Florentina Kuiper-Talma Stheeman (1893-1985) vult na de oorlog vragenlijsten in over haar gefusilleerde zonen voor publicatie in een gedenkboek voor gevallen communistische verzetsstrijders. Dat boek is er echter nooit gekomen. Op Brams vragenlijst schrijft ze over zijn verzetswerk: “Helpen verspreiden van Parool op het hofje Prinsengracht 385-395: depot Parool en studentenadres. Bonkaarten organiseren en persoonsbewijzen voor Joden. Vervalschen. Als gefingeerd rechercheur persoonsbewijzen gevorderd van arbeiders die naar Duitschland getransporteerd zouden worden.”

Rechercheurs dragen burgerkleding, dus waarschijnlijk is hij niet als politieagent verkleed maar heeft hij vervalste politie-papieren.

51. Brief van Antony IJssennagger aan Herman Maillette de Buy Wenniger, d.d. 10-11-1981. Familiearchief Maillette de Buy Wenniger.

Naast Bram Kuiper, Antony IJssennagger en Dick van Stokkum was ook Bart Pronk uit Scheveningen hier bij betrokken.

52. Hans van Straten, Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken uit 1962 met Willem Frederik Hermans, De Nieuwe Engelbewaarder, jaargang 3, oktober 1995,  p. 23.

Hermans schreef in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw meerdere romans met als thema het gestuntel in het verzet.

53. WFH Verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994. p. 26.

IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

54. NPO documentaire Hoge Bomen Pioniers-Reina Prinsen Geerligs, d.d. 10 oktober 2007.

55. Brief van Antony IJssennagger aan Herman Maillette de Buy Wenniger, d.d. 10-11-1981. Familiearchief Maillette de Buy Wenniger.

56. Uit een gesprek van Freddy de Vree voor het programma “Leesteken” van BRT3 op 16 maart 1993. Via: WFH Verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994, p. 17.

57. SAA Politierapporten ’40-’45.

58. SAA Archiefkaart Abraham Kornelis Kuiper.

59. SAA Politierapporten ’40-’45.

60. A.M.J. Taselaar, Vrouwen en Meisjes in het Verzet, in: J.J. van Bolhuis e.a. (red.) Onderdrukking en Verzet. Nederland in Oorlogstijd, III (Arnhem/Amsterdam 1952), p. 819.

61. Sterfboek 2. (Personen en locaties in het boekenweekgeschenk. Een tragische familiegeschiedenis. Tonnie Luiken.) p. 155.

62. Thomee staat in de lijst van de CID Door de CID opgestelde lijst van links-extremistische personen geordend per gemeente, met alfabetische klapper, genoemd als: “Thomee, Johannes Wessel, 22-05-1909, Rotterdam, Amsterdam. Communist; verleent gastvrijheid voor communistische vergaderingen.”

63. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape).

Voor Bram noemt ze Laura Kuiper.

64. WFH Verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994. p. 26.

65. De Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 224.

66. Henk E. Pelser, Vluchtweg Zwitserland. Verhalen uit een ondergronds verleden, Amsterdam 1996, p. 35.

67. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.

No. 17.107 RVPS 14-10-1943 Biallosterki, Tobias

68. Brams moeder, H.F. Kuiper-Talma Stheeman werkt vanaf september 1944 ook voor dit blad dat een brug probeert te slaan tussen communisten en niet-communisten.

69. Willem Frederik Hermans wil geologie gaan studeren maar moet van zijn vader sociale geografie doen omdat hij daar een lesbevoegdheid mee kan krijgen. Na een jaar studeren wisselt hij in 1941 naar fysische geografie.

70. Graa Boomsma, Niemand is waterdicht. De biografie van Bert Schierbeek, Amsterdam 2021, p. 65. Hij baseert zich op Lisette Lewin, Een kostbaar document van oorlogsvriendschap, in: Oog in ’t Zeil 7, 4 april 1990, p. 5. Andere studenten die Schierbeek hier ook tegenkomt zijn Reina Prinsen Geerligs en Leo Frijda. Ook noemen Lewin en Boomsma Henk Klijzing, waarschijnlijk is hiermee Ernst Klijzing bedoeld.

71. Martijn B. Katan, Geen makke schapen. Een persoonlijke geschiedenis van joods verzet, Amsterdam 2021, p. 131.

72. Bert Schierbeek, Terreur tegen Terreur, Amsterdam 1945, p. 193.

73. Idem.

74. Idem, p. 194.

75. Graa Boomsma, “Het ik dat wij eens waren”. Bert Schierbeek en zijn oorlog, in: De Parelduiker, jaargang 24, 2019 nr. 2, p. 10.

76. Zie noot 52.

77. In de literatuur worden verschillende celgroottes genoemd van drie, vier, vijf, of zes personen. Bert Schierbeek noemt in “Terreur tegen terreur” op p. 29 een aantal van “hoogstens een man of zes”. Sommigen vermoeden ook dat de zes in CS6 gebaseerd is op dit aantal.

78. Zie noot 63. Bij Ernst Klijzing is niet duidelijk wie de vragenlijst invulde.

79. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen), 3-17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam) Groep Karel (de Vries) Suykerhofje, p. 7-9. Verslag van het onderhoud met de heer K. de Vries, van de stichting 1940-1945 ten kantore van genoemde stichting, Herengracht 597 op 27 mei 1947.

80. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Sape).

81. Sape’s moeder zegt uitdrukkelijk dat Sape ook deze bom plaatste (zie noot 80). Mogelijk was er ook een andere verzetsgroep bij betrokken die een verzetsblad uitgaf dat Rattenkruid heette. Zie: https://onsamsterdam.nl/aanslag-op-de-rembrandtbioscoop

82. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis).

IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

83. http://www.rudi-harthoorn.nl/personen-uit-verzet/

Petrus Antonius Martinus Pooters

84. Rob van Olm, Recht al barste de wereld. Reina Prinsen Geerligs en de ondergang van de verzetsgroep CS-6, Schoorl 1998, p. 52.

85. Bert Schierbeek, Terreur tegen Terreur, Amsterdam 1945, p. 173.

86. Susanne en Theodora van Stokkum worden beide genoemd in Rob van Olms boek over Reina Prinsen Geerligs. Hij geeft ze de foutieve achternaam van Stokken en meent ook dat Suze van Stokkum in kamp Vught overleden is. Dat klopt niet, ze overleefde zowel kamp Vught als kamp Ravensbrück.

87. Graa Boomsma, Niemand is waterdicht. De biografie van Bert Schierbeek, Amsterdam 2021, p. 64-65.

88. Bram en Sape hebben vanaf april 1943 na het niet ondertekenen van de loyaliteitsverklaring voor studenten allebei een vast onderduikadres. Bram zit na zijn vrijlating uit de gevangenis eind april ondergedoken bij Laura Kuiper (1912-1987) op de Leidsestraat 76. Sape bij Johanna (Hans) van Lennep (1903-2004), een nicht van David Jacob van Lennep (1896-1982) een collega van zijn vader, op de Noorder Amstellaan 15A.

Interview met Willij Wielek-Berg in Algemeen Dagblad 20-6-1992.

89. Lisette Lewin, “Een kostbaar document van oorlogsvriendschap” in Oog in ’t Zeil 7 (1990) p. 10.

Nel Pooters heeft het hier concreet over het adres van de dichter Ed Hoornik (1910-1970), die met zijn vrouw en drie jonge kinderen een woning in de Stadionstraat 25 bewoont. Daar wordt Hans Katan op 19 augustus opgepakt. Nel Pooters zegt ook nog: “We waren een stel mensen die mekaar overal tegenkwamen. Bij Eylders (een café in de Korte Leidsedwarsstraat A.B.) of bij iemand thuis. Omdat je allemaal tegen het fascisme was. Of je nou katholiek was, of communist, dat gaf niet.”

90. Over Pam Pooters, die werkte bij de Centrale Voedselvoorziening van de stad Amsterdam, zegt zijn zwager Jaap ten Dam in een In Memoriam: “Eind 1941 werd hij één der pioniers in het contact tussen de studenten en de andere verzetsgroepen.” (…) Voor mij staat het zelfs vast dat vele van deze verzetsmannen nooit to zo grote daden van verzet waren overgegaan als zij niet met Pooters in contact waren gekomen”. In: IISG Archief CPN: Nagekomen stukken en kopij voor het nooit gepubliceerde Gedenkboek. 187: Pooters, Petrus Antonius Martinus (Pam).

Pooters had niet deelgenomen aan de Spaanse Burgeroorlog maar was al voor de oorlog lid van een internationale anti-fascistische spionage- en sabotage groep (groep Wollweber). Kastein werkte tijdens de Spaanse Burgeroorlog als arts in Spanje en Janrik van Gilse als CPN verbindingsman. (Voor Janrik van Gilse zie ook het artikel over de oud-Spanjegangers op deze website.)

91. Bert Schierbeek, Terreur tegen terreur, p. 162.

92. Marjan Schwegman, Het Stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties Nederland 1940-1945, p. 75: “Inderdaad zijn mij geen gevallen van represaillemaatregelen wegens CS-6-aanslagen bekend.“, p. 112: De moord op Seyffardt was waarschijnlijk de aanleiding voor de Duitsers om maatregelen te nemen die al eerder gepland waren.

93. Tineke Guilonard moet bijvoorbeeld in Amstelveen een nieuwe CS6-cel oprichten. Zie: Tini Visser, Jaren van verduistering: De bezettingstijd in Amstelveen, Zutphen 1989/2018.

94. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape)

95. Herinneringen aan WFH en Bram Kuiper. Interview met Guido van Suchtelen, in: WFH–verzamelkrant, nummer 12, augustus 1994, p. 26.

96. https://onsamsterdam.nl/aanslag-op-de-rembrandtbioscoop

Net als in Sape’s CS-6 cel zitten in de Rattenkruidgroep veel studenten geneeskunde, o.a. Coos Hartogh (1917-1943), Rudi Bloemgarten (1920-1943) en Karl Gröger (1918-1943).

97. Buck Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein 1910-1943, p. 218.

98. Bart Riezouw in “De Waarheid” 24-11-1945.

99. Wiebe de Graaf schrijft op p. 225 van “Taco Kuiper en de dood” dat Brams zus Aleid dit in een brief aan een vriendin d.d. 28 oktober 1943 schreef.

100. Lawrence Tallentire, Leo. A Hero of the Dutch Resistance, self-published 2018, p. 147.

101. SAA 5443-Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen. 3-17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam): Groep Karel (de Vries), Suykerhofje, p. 8.

102. Lawrence Tallentire, Leo. A Hero of the Dutch Resistance, self-published 2018, p. 200.

103. Buck Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein, p. 169.

104. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 225. Brams jongere zus Aleid schreef dat de familie Kuiper achteraf gehoord had dat Bram betrokken was bij de organisatie van de moord op Seyffardt. “Uit welke bron ze dit laatste vernomen heeft is niet duidelijk”, zegt Wiebe de Graaf. Brams moeder maakte een aantekening dat “Bram hen medio 1943 thuis was komen vertellen over de aanslag op Seyffardt: ‘Hij wist alle finesses. Later in het Duitse vonnis stond dat hij op wacht gestaan zou hebben tijdens die aanslag.’” Bij meerdere CS-6  liquidaties is er sprake van twee daders en een helper.

Piet Calis wijst in zijn boek Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945, Amsterdam 1989, p. 135-139 Jan Verleun en Leo Frijda als daders van de aanslag op Seyffardt aan.

105. Marjan Schwegman, Het Stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties Nederland 1940-1945, p. 75.

106. Schwegman, p. 112, noot 7.

107. Lisette Lewin, “Een kostbaar document van oorlogsvriendschap” Oog in ‘t Zeil 7 (1990) 4 april, p. 5 (gebaseerd op Interview van Hans van Straten met Bert Schierbeek in Het Vrije Volk 25 maart 1961).

108. Rob van Olm, p. 55.

Idem p. 57: Guido wordt opgevangen door de vader van Bram, die hem kleine verzetsklusjes geeft.

109. Kaay werkte in Amsterdam als politieagent en was nog maar net in Enschede begonnen. In Amsterdam schijnt hij Sjoerd Bakker, de kleermaker die de valse politie-uniformen voor de overvallers op het Personenregister maakte, gearresteerd te hebben. Ook stond Kaay bekend als jodenjager.

110. Rob van Olm, p. 57.

111. Stadsarchief Rotterdam Arrestantenkaart Harke Ruurd Kijlstra.

112. Het verhaal van de zussen Taselaar staat op deze website. Margreet Taselaar staat op deze website ook bij de leden van CS6: https://www.geni.com/projects/CS-6/40508

Ze werkt mee in de groep Duller en mogelijk ook in de Westerweelgroep. In 1944-1945 is ze bij de berichtendienst Rolls Royce.

113. Zie hiervoor het artikel “de inval van de SD in april 1943” op deze website.

114. Zie voor de verzetsmensen van deze CS6-cel het artikel over de oud-Spanjegangers op deze website. Zij waren bevriend met Tom Koreman.

115. SAA Politieberichten ’40-’45. Abraham Kornelis Kuiper.

116. Tonnie Luiken, Personen en locaties in het Boekenweekgeschenk. Het Barlaeus-gymnasium, CS6 en Bram Kuiper, in: WFH-verzamelkrant, nr. 12, augustus 1994, p. 18.

117. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape)

118. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 248-249.

119. SAA Archiefkaart Matthijs Adolf Ridderhof. In veel literatuur worden zijn initialen M.A.G. genoemd. Die G staat waarschijnlijk voor George, maar die naam is zelf verzonnen.

120. Uit de naoorlogse SOE-map van de leider van de Abwehr in Nederland Hermann Giskes: via: www.cdvandt.org

121. Als de Duitse diensten toeslaan stuurt Giskes hem regelmatig naar België. Hij komt pas weer terug als zijn slachtoffers in de cel zitten.

122. L. de Jong, Koninkrijk der Nederlanden, deel 5, 2e helft, p. 916.

123. “Er bestaat een duidelijk causaal verband – denk ook aan de opeenvolgende 17 besmette lijnen – tussen de met behulp van verrader Ridderhof uitgevoerde beginarrestaties in de periode medio februari/maart 1942 (Ter Laak, Lauwers, Taconis en Van der Reyden) tot 3 oktober 1943, toen Grün en Van Schelle werden gedropt. Pas in december 1943 waarschuwde SOE alle agenten in bezet gebied tegen contacten met Ridderhof!” Uit: https://englandspiel.eu/verslagen/KettingreactieHvR.pdf

124. Volgens zijn SOE rapport: https://www.englandspiel.eu/doc-tna-agent/taconis.pdf trainde hij tien sabotagegroepen, die elk uit ongeveer acht man bestonden.

125. https://meitotmei.nl/het-begin-van-het-englandspiel/

L. de Jong, Koninkrijk der Nederlanden, deel 5, 2e helft, p. 916.

Mogelijk woont Ridderhof in Arnhem om Taconis in de gaten te houden, die in Oosterbeek woont.

126. In https://meitotmei.nl/het-begin-van-het-englandspiel/ wordt gezegd dat van den Berg in juni 1943 gearresteerd wordt en dat Ridderhof in die tijd door Giskes naar Namen gestuurd wordt. Van den Berg wordt echter op 7 maart 1942 opgepakt. Het verhaal dat Ridderhof tijdens van den Bergs arrestatie in België is zou wel kunnen kloppen.

Volgens het SOE-rapport van Giskes (www.cdvandt.org), woont Ridderhof medio juni 1943 langere tijd in Brussel.

127. Bij Taconis arrestatie is een andere V-man betrokken, Johannes (Johnny) de Droog (1893-1945).

Van den Berg wordt samen met ander OD-verzetsmensen berecht en tot de doodstraf veroordeeld. Hij wordt op 29 juli 1943 geëxecuteerd. Thijs Taconis wordt op 6 september 1944 in Mauthausen vermoord. Huub Lauwers overleeft de oorlog.

128. Rob van Olm, Recht al barste de wereld, p. 109.

Van Olms boek heeft geen noten, dus ik weet niet waar hij dit gevonden heeft. Mogelijk in Ridderhofs CABR-dossier bij het Nationaal Archief dat ik (nog) niet heb ingezien.

129. Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945. Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek IV-C,  Den Haag 1950, p. 1413 en 1531.

Gerben Wagenaar van de Raad van Verzet zegt na de oorlog dat meerdere keren aan Katan gevraagd werd het contact met Ridderhof te verbreken.

130. Zie noot 128. Waarom alleen deze vier aanslagen genoemd worden is mij niet duidelijk. Er waren (mogelijk door andere CS6-cellen) die zomer nog andere aanslagen en Sape Kuiper van de groep Katan schoot op 22 juli ook nog een tandarts neer.

131. Bart Riezouw in “De Waarheid” 24-11-1945.

132. Lawrence Tallentire, Leo, p. 200. Vertaling uit het Engels.

“All of us – Leo, Hans Katan, Bram and Sape Kuiper and the Boissevain brothers, decided from that moment on not to kill anyone indoors, to make some excuse to be allowed through the front door, like a domestic murder, but to make the assassination more spectacular, or more ‘sportmanslike’.

133. Marjan Schwegman, Het Stille Verzet. Vrouwen in Illegale Organisaties in Nederland 1940-1945, Amsterdam 1980, p. 91-92.

134. Rob van Olm, p. 69.

135. Buck Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein, p. 229.

Voor J.L. Mendels zie: http://www.rudi-harthoorn.nl/collaborateurs-spionnen-infiltranten-en-andere-anti-communisten-l-z/

136. SAA, Politieberichten ’40-’45. (Bernardus Hoff)

137. SAA, Politieberichten ’40-’45. (Roelof Carel de Boer)

Voor het echtpaar de Boer-Wijnsouw als onderduikgevers zie http://www.joodsamsterdam.nl en Bianca Stigter, Atlas van een bezette stad. Amsterdam 1940-1945, p. 302.

138. Piet Calis, Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945, Amsterdam 1989, p. 135-138.

139. Graa Boomsma, Niemand is waterdicht p. 64-65.

140. Bert Schierbeek, Terreur tegen Terreur, Amsterdam 1945, p. 187.

Dat Renan het alter ego van Ernst Klijzing is blijkt bijvoorbeeld op p. 7-8: Renan is een communistische student medicijnen. p. 133 Renan draagt een bril.

p. 133: “Renan steunde Carrau (=Hans Katan) in zijn organisatorische werk. Hij kon handig contacten tot stand brengen en had in de loop van de tijd de beweging alle mogelijke relaties bezorgd, die hij dan weer door anderen liet onderhouden, maar die hij zelf eigenlijk alleen maar overzag.”

Mogelijk is de naam “Renan” een verwijzing naar de Franse schrijver en filosoof met (bijna) dezelfde voornaam als Ernst Klijzing, namelijk Ernest Renan (1823-1892). In zijn lezing Qu’est-ce qu’une nation? definieert hij de natie als de wens van een groep mensen om samen dingen te willen doen. Wat ook weer op CS6 van toepassing is.

141. Idem, p. 183.

Hier is sprake van twee schoten. In het politiebericht wordt één gevonden patroonhuls vermeld.

142. Idem, p. 179-180.

143. https://collections.arolsen-archives.org/en/search/person/374706?s=Maria%20Klijzing&t=222849&p=1

Nel Pooters zit ook dezelfde twee maanden gevangen. Zij wordt in 1944 een tweede keer opgepakt. Andere opgepakte CS6-vrouwen (Mien Harmsen, Miep Boissevain-van Lennep, Mien Pooters-Weber, Suze van Stokkum, Evelijn Erna Samuels) kregen langere gevangenisstraffen en zaten na Vught ook nog in Ravensbrück.

Yara Koreman-Wainschtok is zwanger en wordt vrijgelaten uit de gevangenis in Amsterdam. Zij begaat zelfmoord.

Nel Hissink, Reina Prinsen-Geerligs en Truus van Lier worden niet in Nederland berecht. Zij worden naar Duitsland gebracht en op 27 oktober 1943 in concentratiekamp Sachsenhausen gefusilleerd.

144. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen), 3-17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam) Groep Karel (de Vries) Suykerhofje, p. 7-9. Verslag van het onderhoud met de heer K. de Vries, van de stichting 1940-1945 ten kantore van genoemde stichting, Herengracht 597 op 27 mei 1947.

145. https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/ernst-adrianus-klijzing

146. Marjan Schwegman, Het Stille Verzet, p. 77. Zij interviewde meerdere verzetsvrouwen maar geeft niet hun echte namen. Uit latere interviews is op te maken dat haar “Marie R.” Nel Pooters is.

147. Zie noot 80.

148. De naam van zijn vrouw ook niet.

In het boek van Jack Kooistra en Albert Oosthoek, Recht op wraak. Liquidaties in Nederland 1940-1945, Leeuwarden 2009, p. 184, wordt Bernardus Hoff verward met ene Cornelis Hoff (1911) die wel in deze NSB-lijst staat. Als aanslagplegers noemen Kooistra en Oosthoek Frijda en Katan, alternatief Sape Kuiper. (Gebaseerd op het proces-verslag. Hans van Mierlo laten ze weg).

149. Lawrence Tallentire, Leo, p. 200.

150. Do du Preez-Verleun/Pauline Wesselink, Soldaat in verzet; de belofte die Jan Verleun het leven kostte, Amsterdam 2004, p. 206.

Buck Goudriaan, Verzetsman Gerrit Kastein, p. 221.

151. Ze was ook bij de aanslag op Posthuma aanwezig en werd n.a.v. de arrestatie van Hans Katan ook opgepakt. Ze zat in Vught en Ravensbrück gevangen. (Met dank aan aan Benno Lagerweij voor deze informatie).

152. Do du Preez-Verleun/Pauline Wesselink, Soldaat in verzet; de belofte die Jan Verleun het leven kostte, Amsterdam 2004, p. 206.

153. Goudriaan p. 247. Verleun bekent het neerschieten van Seyffardt, Posthuma en Postma en medeplichtigheid bij de aanslag op het echtpaar Reydon.

154. SAA Woningskaarten. Ook Caecile Louise (Ciske) Staring (1919), die later koerierster wordt van Nicolaas Johan (Bob) Celosse, woont sinds juli 1941 in de Milletstraat. Zij komt uit Vorden en haar ouders wonen daar, wat eventueel zou kunnen wijzen op deelname aan de liquidatie van Posthuma in Vorden. Hiervoor is geen bewijs.

155. Schwegman, p. 77.

156. Van Olm, p. 55.

157. Afschrift rapport no. 175 van 24/25 juni 1943 van Bureau Stadionkade. In SAA Politieberichten ’40-‘45. (zoeken op Hendrik Gerrit Postma, geboren 1919)

158. In het proces tegen de negentien CS6 leden op 30 september 1943 worden als daders Hans Katan en Sape Kuiper genoemd.

L. de Jong, deel 7, tweede helft, p. 958, noemt Verleun. Net als Schwegman, p. 91, Goudriaan noemt Jan Verleun en Reina Prinsen Geerligs, p. 224.

159. SAA Politieberichten ’40-’45. (Johan Cornelis Kalshoven)

160. SAA Archiefkaart. (Herman Gerrit Postma)

161. Sytze van der Zee, Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker, Amsterdam 2010, p. 497-498.

162. Schwegman, p. 91.

163. Idem.

164. Zie ook Milo Anstadt, De verdachte oorboog. Autobiografische roman, Amsterdam/Antwerpen 1996, p. 113-114.

Jacques Gans schrijft in Het Veege Lijf, Amsterdam 1951, het volgende over Pooters verzetswerk: “Al vertelt hij mij niet precies wat hij uitspookt, uit enkele uitlatingen kan ik toch opmaken dat het levensgevaarlijk is. Dat hij distributiekantoren en gemeentehuizen leeghaalt voor papieren en met de blauwe auto’s van den voedseldienst menschen naar de provincie brengt, is daar maar een klein gedeelte van”. (p. 50) “En de basis van ’t geval wordt gevormd door bonken van vlasharige vrachtwagenchauffeurs, evenals hijzelf ras-Amsterdammers, die brutaalweg uitvoeren, wat hij met geduld en vindingrijkheid op touw zet.” (p. 53)

165. Sytze van der Zee, Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker, Amsterdam 2010, p. 497-498.

166. https://www.joodsmonument.nl/nl/page/675365/dossier-zentralstelle-f%C3%BCr-j%C3%BCdische-auswanderung

167. Sytze van der Zee: Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker, Amsterdam 2010, p. 376 e.v.

Mina is getrouwd met de niet-Joodse Jan Hendrik Maarten Knopper (1903). Uit https://arolsen-archives.org/en/ blijkt dat Knopper in de oorlog ondergedoken was.

Ook Daan Bloms jongste zussen Anna en Celina sterven met hun gezinnen in de holocaust. Zijn oudere zussen en oudere broer overleven.

Broers en zussen van Daniel Blom:

Jacob Blom, geboren 1904. Trouwt in 1929 met Johanna Maria van Gijtenbeek, geboren 1899 (twee kinderen 1931 en 1936) Scheiding 20-8-1942. Vrouw verhuist op 4 juni 1943 naar Holendrechtstraat 14.

Betje Blom, geboren 1905, ongetrouwd. Heeft een dochter Vesta Blom (1927-1994). Woont R. Vinkeleskade (Oud-Zuid).

Hendrika/Henderika Blom, geboren 1906-1991 (trouwt na de oorlog met Maurits Stevens. Heeft in oorlog al een kind Jetta Blom, geboren 1930) Woont Bos en Lommerweg. Maurits Stevens woont daar ook.

Anna van der Hoeden-Blom (1907-1943). Getrouwd met Andries van der Hoeden, twee dochters 1936 en 1939. Alle vermoord in Auschwitz. Willaertstraat 12.

Celina de Boers-Blom (1909-1942). Getrouwd met Joseph de Boers. Zoon Henri geboren in 1939. Alle drie vermoord. Wonen in Arnhem.

Mina Knopper Blom (1911-1943). Trouwt in 1937 met Jan Hendrik Maarten Knopper, geboren 1903. Hij heeft een zoon uit zijn eerste huwelijk met Elisabeth Johanna Catharina Marckelbach. Met Blom nog een zoon in 1940. Wonen Holendrechtstraat 30. Mina zit vanaf 2-8-1943 gevangen in Vught. Op 15-11-43 gaat ze op transport. Ze sterft op 20 december 1943 in Auschwitz.

Daniël Blom is getrouwd met Gerarda Johanna Marckelbach, een zus van de eerste vrouw van Jan Knopper. Er is ook nog een jongste zus Marckelbach (Jannetje Alida). Zij trouwt in 1941 met de acteur Johannes Joseph Petrus (Jan) Lemaire 1884-1982, die in het verzet zit. Daniël Blom woont vanaf juli 1940 bij de familie Lemaire in de Holendrechtstraat 28 I.

168. Sal Santen, Deze vijandige wereld, Amsterdam 1972, p. 61-62. Blom heet hier Sjaak Bee en probeert vrienden uit te horen over vroegere contacten uit het Socialistische Jeugdverbond. Over zijn verraad wordt het volgende gezegd: “Hij werkte voor de SD”, (…), “hij heeft zelfs zijn eigen moeder aangebracht”. Ik kon het haast niet geloven. “Hij is ook neergeschoten”, (…) “Door de illegaliteit. Op de Amstellaan. Ze hebben hem in zijn longen geraakt”.

169. https://ondergedokeninfryslan.nl/fy/dukkaarten/jetje-de-boers-1878

Haar duikadres is in Idskenhuizen. Haar helpers zijn de Friese broers:

Gerlof Wiersma (1905-1984) https://righteous.yadvashem.org/?search=Wiersma&searchType=righteous_only&language=en&itemId=4022588&ind=3

En Sjoerd Wiersma (1899-1971) https://righteous.yadvashem.org/?search=Wiersma&searchType=righteous_only&language=en&itemId=4043628&ind=8

170. Koos Groen, Een prooi wordt jager. De zaak van de Joodse verraadster Ans van Dijk, 2016, p. 82.

171. Archief CID: http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/cid/2200-2299/2232.pdf

172. Het Parool 22-2-1975.

173. Sytze van der Zee, Vogelvrij, p. 376 e.v.

174. Zie: https://www.nadeoorlog.nl/bettie-groen/

en Jaap C. Riemens, Dat overleef ik wel. Meijer Groen – Het bewogen leven van een joods Zutphenaar, Zutphen 2009.

175. http://www.rudi-harthoorn.nl/communistische-verzetsmensen-uit-regio-den-haag-a-g/

176. Zie noot 168.

177. https://www.familieraphalowiz.nl/icek-rafalowicz/

178. Idem.

Mogelijk is er ook contact met de radiodienst van Jan Thijssen die door de Raad van Verzet in mei 1943 wordt opgezet.

179 Volgens krantenberichten over het proces tegen de negentien leden van CS6 zijn het Walter Brandligt, Maarten Van Gilse en Gideon Boissevain die dit idee hadden.

180. http://www.rudi-harthoorn.nl/communistische-verzetsmensen-uit-regio-den-haag-a-g/

181. https://www.familieraphalowiz.nl/icek-rafalowicz/

182. https://www.familieraphalowiz.nl/icek-rafalowicz/

183. SAA Politierapporten ’40-’45. (zoeken op G. Parzenezewska en E. Rafalowicz).

184. Ook de in augustus 1941 geboren dochter van het echtpaar Rafalowicz overleeft de oorlog.

185. Het Parool 21-5-1994.

186. https://geheugenvanplanzuid.nl/archief/ingezonden/bobdoornhof.htm

187. Schwegman, p. 77.

188. Van Olm, p. 45.

189. Schwegman, p. 92.

190. SAA Politierapporten ’40-’45 (Daniël Blom 1916)

191. Tallentire, p. 23 (“Small and slender frame”).

192. Calis, p. 138.

193. Tallentire, p. 125 en 130.

194. https://historiek.net/held-van-de-maand-reina-prinsen-geerligs/14399/

Het is onduidelijk wie deze aanslag gepleegd heeft. Blijkbaar wordt de versie dat het een plaatselijke verzetsgroep was, ook niet algemeen geaccepteerd. Jessica van Geel meent in haar recente biografie: Truus van Lier. Het leven van een verzetsvrouw, Amsterdam 2022, p. 214-216 dat Louis Boissevain en Reina Prinsen Geerligs Kaay van zijn fiets af schieten.

195. Schierbeek, Terreur tegen terreur, p. 201.

196. Het Volk: Dagblad voor de Arbeiderspartij 10-4-1942.

197. De Waarheid 12-8-1947.

198. Guus Meershoek, Dienaren van het gezag. De Amsterdamse politie tijdens de bezetting, promotie UvA 1999, p. 276-277.

199. Het Parool 17-5-1945.

200. SAA Politierapporten ’40-’45. (Hendrik Blonk)

201. De Waarheid, 12-8-1947.

202. NIOD, 249-0170 Dossier CS VI, inventaris nr. a1. Bij de bespioneren van Postma door een lid van CS6 om Postma’s routine te leren kennen wordt de spion aangesproken door Blonk. Blonk kent dit CS6 lid van jongs af aan.

203. Het Parool 12-8-1947.

een voorbeeld van een van Blonks goede daden staat in: Een prooi wordt jager, Koos Groen, Meppel 2016, p. 143: Blonk helpt E. Cohen van de Kolk en haar dochters Lies en Engel met hun onderduik.

Ewout Sanders, NRC Handelsblad 20-8-1990.

204. Schierbeek, Terreur tegen terreur, p. 181.

205. WFH verzamelkrant, nummer 12, augustus 1994,  p. 24-25.

206. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 238.

207. Goudriaan, p. 226.

208. SAA Politierapporten ’40-’45 (Sape Kuiper en Henri Hugo Geul).

209. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 230.

De glazenwasser komt voor in het boekje van Willem Frederik Hermans, In de mist van het Schimmenrijk. Fragmenten uit het oorlogsdagboek van de student Karel R., boekenweekgeschenk 1993, p. 5.

210. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 234 en 239.

Rob van Olm, p. 44-45.

https://nl.wikisage.org/wiki/Ernst_Klijzing

211. Wiebe de Graaf, p. 245.

Ernst Klijzings naam is mogelijk ook genoemd bij het verhoor van Sape Kuiper en Hans Geul. Er is diezelfde nacht ook een inval van de SD op het adres van Ernst en Rita Klijzing op de Pieter Lastmankade 65. Via de tuin en het buurhuis op nr. 63 waar het gezin Linschoten woont, een echtpaar van rond de zestig met een volwassen dochter, komt de SD binnen en arresteert Rita. Ernst is al ondergedoken en de ouders Klijzing zijn niet thuis, ze zijn op bezoek bij familie in Purmerend. Zie: https://nl.wikisage.org/wiki/Ernst_Klijzing

212. Rob van Olm p. 37-39.

213. SAA Politierapporten ’40-’45. (Johan Cornelis Kalshoven)

214. Van Olm, p. 40-41.

215. Graa Boomsma, Trouw, 4-5-1996.

216. Algemeen Rijksarchief | Dienst Archief Oorlogsslachtoffers

Archives générales du Royaume | Service Archives des Victimes de la Guerre

dhr. KUIPER Abraham Cornelis (28/08/1922), dossier ref. dalpha.

Met dank aan Gert de Prins.

217. IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

218. SAA Politierapporten ’40-’45. (Ernst Klijzing. Dit is niet de student Klijzing maar zijn zes maanden oude neefje met dezelfde naam.)

219. https://www.legacy.com/obituaries/sandiegouniontribune/obituary.aspx?n=harke-kylstra&pid=1239023

Harke heeft na de Tweede Wereldoorlog zijn studie geneeskunde afgemaakt en is naar Amerika geëmigreerd. In een In Memoriam uit 2003, worden zijn oorlogservaringen dramatisch weergegeven: “As a teenager during WWII, he was a member of a Dutch resistance group, aiding Jewish families in escaping Hitler’s invasion of Holland. He was imprisoned and interrogated by Nazi soldiers for three months while watching all of his fellow Resistance members being executed. He was released from prison and used as a decoy to lead nazi soldiers to others in the movement. On learning this, he fled to Poland and lived for two years in the basement of a Polish family until the war ended”.

Harke zat in Rotterdam niet drie maanden gevangen, maar drie weken en was in de zomer van 1943 al lang weer vrij. Mogelijk is hij nogmaals in Amsterdam gearresteerd, maar daar zijn geen gegevens over. Onderduiken in een kelder in Polen is absoluut onwaarschijnlijk. Waarschijnlijk heeft een Amerikaanse journalist een Nederlandse plaatsnaam niet goed verstaan en er Polen van gemaakt.

220. Willij Berg (1919-2014), een nichtje van Ernst Klijzing zat een half jaar gevangen in de gevangenis aan de Amstelveense weg maar werd vrijgelaten.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Willy_Wielek-Berg

Yara Wainschtok, de vrouw van Tom Koreman, werd vrijgelaten omdat ze zwanger was. (Zie het artikel over de oud-Spanjegangers op deze website)

Volgens http://www.rudi-harthoorn.nl/cs6/

zit Guido van Suchtelen (van der Werff) gevangen van 6 augustus tot 4 september 1943.

221. Van Olm vermeldt meerdere keren dat “Suze van Stokken” kamp Vught niet overleefd. Hij bedoelt waarschijnlijk Suze van Stokkum en ze overleeft zowel Vught als Ravensbrück. (Zie ook het artikel over Dick van Stokkum op deze website)

222. Pooters was lid van de groep Wollweber, die in Duitsland, Nederland, Frankrijk en België met zenders berichten over de situatie in deze bezette landen naar Moskou stuurde. Zie: http://www.rudi-harthoorn.nl/eerste-verzetsgroep/

Volgens Harthoorn waren er “geldstromen vanuit Moskou naar het communistisch verzet in Nederland”. Contacten met de Nederlandse regering in Londen waren voor het communistisch verzet belangrijk om op de hoogte te blijven van de plannen voor de inrichting van het Nederlandse politieke bestel na de bevrijding. Ook wapens en andere goederen bestemd voor het verzet kwamen uit Engeland en werden door vliegtuigen hier gedropt.

223. Mathieu Smedts, Waarheid en Leugen in het Verzet, Maasbree 1978, p. 93.

224. Jessica van Geel, Truus van Lier. Het leven van een verzetsvrouw, Amsterdam 2022, p. 158 en 194. De twee studenten zijn de oudere zus van CS6er Truus van Lier, Wilhelmina (Miek) van Lier en haar vriend Nikolaas Zegers de Beyl.

225. https://nl.wikipedia.org/wiki/Martinus_Bouman_(1899-1943)

226. Jacques Gans, Het Veege Lijf, Amsterdam 1951, p. 52.

227. Idem, p. 54-57 en 62-73.

228. Lisette Lewin, “Een kostbaar document van oorlogsvriendschap”, in: Oog in ‘t Zeil 7 (1990) 4 april, p. 10.

229. Idem, p. 11.

Pam Pooters trouwde in juli 1940 met Wilhelmina Claire (Mien) Weber, die geboren werd in Etterbeek in 1906. Ze was eerder getrouwd, kreeg een dochter en is in 1935 gescheiden. Ze staat in de CID lijst als “links-extremistisch”. Ze had Rusland bezocht en was actief in linkse sport- en cultuurorganisaties. Ze wordt gearresteerd op dezelfde dag als haar man, 6 augustus 1943. Op 29 oktober 1943 wordt ze in Kamp Vught opgesloten.

230. http://vgkco.nl/index.php?page=mensen&cmsid=30

231. Toke van Helmond, Bob Hanf 1894-1944, De Engelbewaarder/Amsterdam 1982, p. 163.

232. http://vgkco.nl/index.php?page=mensen&cmsid=30

233. https://nl.wikipedia.org/wiki/Elisabeth_de_Meijier

234. Dit is speculatie. Theo Olof noemt in het relaas van zijn vlucht geen plaatsnamen. Zie ook het artikel over Henk Pelser op deze website. Pelsers vluchtweg liep van Roosendaal naar Essen.

235. http://vgkco.nl/index.php?page=mensen&cmsid=30

236. Bijvoorbeeld Tom Koreman, die zijn vrouw Yara Wainschtok in Frankrijk leerde kennen en Walter Brandligt die in Zuid-Frankrijk had gewoond. Meerdere CS6ers die hadden deelgenomen aan de Spaanse burgeroorlog of erover hadden bericht (Maarten en Janrik van Gilse, Freek Mulders, Gerrit Kastein), hadden in die tijd Parijs als uitwijkplaats. Zie ook het artikel over de oud-Spanjegangers op deze website.

237. https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/antoine-theodore-broeckman

238. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood, p. 195-196.

239. WFH-verzamelkrant, nummer 12, augustus 1994, p. 18.

240. Idem, p. 26.

241. IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

242. IISG, Archief CPN, Annex: Gedenkboek gevallen verzetsstrijders 132.2 Amsterdam en landelijke leiding. K. 1945-1946. (Kuiper, Abraham Kornelis en Kuiper, Sape)

243. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen), 3-17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam) Groep Karel (de Vries) Suykerhofje, p. 7-9. Verslag van het onderhoud met de heer K. de Vries, van de stichting 1940-1945 ten kantore van genoemde stichting, Herengracht 597 op 27 mei 1947.

244. https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/abraham-kornelis-kuiper

245. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood,  p. 226.

De Graaf vermeldt niet dat Bram in Frankrijk of Zwitserland was.

246. https://www.weggum.com/Paul_Peters.html

Engelandvaarder Paul Polak verandert na de oorlog zijn naam officieel in Paul Peters.

247. Tallentire, Leo, p. 23, 125 en 130.

248. https://www.ushmm.org/online/hsv/person_view.php?PersonId=5527432

(zoeken op: Friedrich Aron en Dora Hermance Charlotte Fryda-Frank)

Voor Fritz Aron staat er als aankomstdatum 12 januari 1943. Volgens Tallentire p. 130 vluchten Dora Frijda-Frank en Fritz Aron samen. Het is onwaarschijnlijk dat ze dan niet samen aankomen.

249. SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 151.

250. Zie hierover ook het artikel over Dick van Stokkum op deze website. Ernst Klijzing, die lid was van CS6 en tot juni 1944 op vrije voeten was, heeft volgens van Tellingen ook een band met het Nieuwe Suikerhofje. Zie: SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 17 VGA (Vrije Groepen Amsterdam): Groep Karel (de Vries) Suykerhofje, p. 9.

De moeder van Bram en Sape Kuiper noemt Ernst Klijzing ook als lid van dezelfde groep als Bram en Sape.

251. Zie het artikel over Frits Denters op deze website.

252. SAA Woningkaarten Leidsestraat 76.

253. Wiebe de Graaf, Taco Kuiper en de dood 1894-1945, Houten-Antwerpen, 2016, p.  249.

254. Idem, p.  249 en 226.

255. SAA Politierapporten ‘40-’45.

SAA, 5443 Inventaris van het Archief van het Wetenschappelijk Comité van Toezicht op het Onderzoek naar Amsterdamse Panden die een Belangrijke Rol in het Verzet 1940-1945 Hebben Gespeeld (Begeleidingscommissie van Tellingen). 3-31 Gespreksverslagen met oud-verzetslieden en ander onderzoeksmateriaal. 31: Ongeordend materiaal, p. 168.

256. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.

No. 17.107 RVPS 14-10-1943 Biallosterki, Tobias.

257. Op Suze van Stokkums gevangenenkaart van kamp Vught staan ook allebei de adressen vermeld:

258. Christiaan Gutteling vermeldt in zijn boek “The war has ended but the memory lingers on”, New York 2009, dat zijn zus Willy in Den Haag illegaal werkt voor de vluchtlijn van Anton (Tonnie) Schrader.

259. Cryptische verklaring van Biallosterski over een andere verzetsgroep waar Sape aan deelneemt. Hij haalt Bram en Sape nogal eens door elkaar in deze verklaring.

SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.

Als Biallosterski begin oktober 1943 vertrekt naar Engeland is Sape al geëxecuteerd, Bram komt op 23 oktober 1943 voor het vuurpeloton. Dick zit in oktober 1943 nog in de gevangenis, Suze van Stokkum in kamp Vught.

Christiaan Gutteling vermeldt in zijn boek “The war has ended but the memory lingers on”, New York 2009, dat zijn zus Willy in Den Haag illegaal werkt voor de vluchtlijn van Anton (Tonnie) Schrader.

260. Voor meer informatie over Piet Laroo zie het artikel over Vica Taselaar op deze website.

261. IISG, Archief Tineke Ribbelink-van Norden, ARCH03048, Correspondentie met medewerk(st)ers van het Parool, met nabestaanden van tijdens de Tweede Wereldoorlog gefusilleerde of anderszins om het leven gekomen medewerk(st)ers van Het Parool, met de Stichting 1940-1945 over hulpverlening 1945-2001. Hier: Correspondentie met en betreffende medewerkers van het illegale Parool, nabestaanden en Hulpverlening door de Stichting 1940-1935, alfabetisch geordend. 1945-1956, map 4. Brief van Dick aan de Stichting het Parool van 3 maart 1946.

262. SAA Politierapporten ’40-’45 (Abraham Kornelis Kuiper). Daaruit blijkt dat Bram op 28 april 1943 op het politiebureau de sleutels van de woningen van het Nieuwe Suikerhofje komt ophalen.

263. Algemeen Rijksarchief | Dienst Archief Oorlogsslachtoffers

Archives générales du Royaume | Service Archives des Victimes de la Guerre

Luchtvaartsquare 31 – 1070 Brussel | Square de l’Aviation 31 – 1070 Bruxelles

dhr. KUIPER Abraham Cornelis (28/08/1922), dossier ref. dalpha.

Met dank aan Gert de Prins.

264. In Personen en Locaties in het boekenweekgeschenk. Een tragische familiegeschiedenis, Tonnie Luiken, Sterfboek 2, p. 144, wordt gesuggereerd dat Bram op het station in Brussel opgepakt werd. Daar is helemaal geen bewijs voor.

265. Wiebe de Graaf, p. 249.

266. Taalman in oorlogstijd, Vlaamse tolken tijdens de bezetting van België (1940-1944). Promotie van Sien Degeest, KU Leuven 2015-2016, p. 132.

267. Wiebe de Graaf, p. 250.

268. Idem, p. 249-250.

Ze weten wel al eerder dat Bram in België gearresteerd was door het ongedateerde briefje dat Sape uit de gevangenis schreef.

269. www.getuigen.be/getuigenis/3den?dartevelle-Andre/tkst.htm op 22.5.2018

270. https://auschwitz.be/nl/activiteiten/hoofdkwartier-van-de-gestapo

271. http://www.getuigen.be/Getuigenis/3den/Dartevelle-Andre/tkst.htm

272. IISG. Archief CPN (ARCH00347) Inv. Nr. 181. In Memoriam voor Bram Kuiper door Guido van Suchtelen voor Gedenkboek.

273. Dat lijkt op het verhaal van Paul Polak/Peters die door Leo Frijda naar België gestuurd werd om het Belgisch verzet om wapens te vragen.

274. Dio Remiëns, die midden juli op een woonboot in Abcoude werd gearresteerd noemde namen waarna meerdere arrestaties volgden.

275. Voor Hans Katans arrestatie zie: Lisette Lewin, “Een kostbaar document van oorlogsvriendschap”, Oog in ’t Zeil 7, 1990. Zie ook noot 89.

Het is onduidelijk op welke dag en waar Leo Frijda werd opgepakt. Hij had begin 1943 een kamer gehuurd bij Jansje Welboren (1888-1956) in de Hudsonstraat 151. Zijn vriendin Irma Seelig en Hans Katan komen er ook wonen. (Van Olm, p. 42). Volgens Bianca Stigter in Atlas van een Bezette Stad, p. 314 woont Ernst Klijzing er ook.

Volgens Piet Calis in Het ondergronds verwachten, p. 160, wordt Leo Frijda omstreeks 20 augustus op straat gearresteerd samen met Irma Seelig. Volgens van Olm werd Irma Seelig bij een inval van de SD, die getipt was dat Ernst Klijzing daar zou zijn, in de Hudsonstraat opgepakt. De andere bewoners waren niet thuis. Door Seelig onder druk te zetten kon de SD o.a. Louis Boissevain, Jan van Mierlo en zijn vrouw Betje, Tineke Guilonard, Geertruida (Truus) van Lier, Jan Verleun en Hans Matzinger arresteren.

Voor Hans Matzinger (Blora, 1920) zie: https://collections.arolsen-archives.org/en/search/person/4566564?s=Hans%20matzinger&t=2513156&p=0

Over Matzinger, een kunstschilder die onderduikt en pas op 26 februari 1944 wordt gearresteerd nadat hij naar een afspraak met Irma Seelig voor de Cineac op het Damrak komt, zijn halfverbrande Gestapodocumenten bewaard gebleven waaruit blijkt wat hem ten laste gelegd wordt. Hij staat met leden van CS6 in verbinding en weet van hun acties, maar doet niet mee aan sabotage en liquidaties en gaat op afstand als ze dit wel van hem vragen. Later geeft hij onderduik aan twee leden van CS6 en bewaart sabotagemateriaal in zijn woning. Ook helpt hij onderduikers met bonkaarten.

Matzinger zit gevangen in Vught, Dachau, Stutthof en Neuengamme. Hij overleeft die kampen.

276. Wiebe de Graaf, p. 250-251.

277. Idem, p. 251-252.

278. file:///Users/arjenne/Desktop/collageverzetgenummerd11april2017.pdf

Een tijd lang staat onder een van de foto’s wel Brams naam maar dat blijkt niet te kloppen. Het is in werkelijkheid een foto van Maarten van Gilse.

279. https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/louis-daniel-boissevain

280. De gegevens over de Vliegende Brigade komen uit:

http://stichtingvijverberg.nl/Downloads/Omroeper_199102_LR.pdf

https://www.gemeentepolitienaarden.nl/oorlogstijd.htm

281. Voor Truus van Lier zie: Jessica van Geel, Truus van Lier: Het leven van een verzetsvrouw, Amsterdam, 2022.

282. https://wdz.nl/wp-content/uploads/2020/09/scherven.pdf

283. Kamper moet na de oorlog voor de zuiveringscommissie verschijnen en krijgt ontslag met terugwerkende kracht vanaf 9 april 1943.

Zie: Nederlandsche Staatscourant 26-11-1947 en 11-2-1948. (via Delpher)

284. https://www.weggum.com/Het_contra_signaal.html

285. SAA Politierapporten ’40-’45. Arrestatie op 14-7-1943. Hij geeft zichzelf aan en “blijft in bewaring (reden bekend)”.

In januari 1944 wordt door een lid van de Raad van Verzet een aanslag gepleegd op Kamper, die dit echter overleeft. Na de oorlog zit Kamper acht jaar in de gevangenis. (Zie: Bianca Stigter, Atlas, p. 162)

286. Wiebe de Graaf, p. 253.

287. Via delpher.

288. Idem, p. 251.

289. Idem, p. 251-252.

290. Idem, p. 254.

291. https://www.upinthesky.nl/2022/07/23/de-carlton-crash-in-hart-van-amsterdam/

292. Bram is niet de enige bewoner van het Nieuwe Suikerhofje die zijn eigen persoonsbewijs als verloren/gestolen meldde. Reynerus Johannes (René) Brugge (1915), een student medicijnen die vanaf mei 1943 op het hofje woont gaf op 21 augustus 1942 zijn PB als vermist op in het politiebureau in de Marnixstraat. Hij was die dag een van elf, merendeel jonge mensen, die dit deed. (Zie het artikel over onderduikers op deze website).

Verder geeft Marie Antoinette Elisabeth (Antoinette) Wentholt (1922-2009) op 9 juli 1942 op het politiebureau Singel haar persoonsbewijs als verloren op. Wentholt woont vanaf september 1944 illegaal op het hofje. (Zie het artikel over onderduikers op deze website).

Britta Hudig (1915) die in 1942 op het Nieuwe Suikerhofje woont vraagt twee keer een PB aan, op 8 december 1941 en op 11 augustus 1942 (of mogelijk 1943, dit is niet duidelijk te lezen).

In het artikel op deze website over het liefdadigheidshofje is een verhaal over Maria de Vries, die ook haar persoonsbewijs “verloor”.

293. SAA Politierapporten ’40-’45 (Abraham Kornelis Kuiper)

294. https://kazernedossin.memorial/zoeken/personen/

De achternaam van Jonas wordt op de deportatielijst van zijn vrouw gespeld als Agsterribben.

295. SAA Militieregisters, bijzondere registers

https://www.dordtenazoeker.nl/hulpbronnendordrecht/woonwagens/3/1942-1950

296. SAA Archiefkaarten, bijzondere registers/overgenomen delen (Grietje Romijn 1894)

297. https://www.stolpersteine-dordrecht.nl/het_voorbije_joodse_dordrecht_esther_achtsteribbe.html

298. Voor meer over deze Joodse straat zie Guus Luijters, Rapenburgerstraat 1940-1945, Amsterdam 2018.

299. SAA Politierapporten ’40-’45. (Jonas Achtsteribbe, rapport van maandag 29 juni 1942-Wijkbureau Jonas Daniël Meyerplein.)

300. Gegevens over dit kamp en over het strafkamp “it Petgat” komen voornamelijk uit het boek van Niek van der Oord, Jodenkampen, 2009.

Hierover is ook een website: https://joodsewerkkampen.nl/

Verder zijn er in de Leeuwarder Courant twee stukken verschenen met herinneringen van een vroegere dwangarbeider Bernard (Ben) Pijnappel en een Nederlandse volontair van de Heidemaatschappij, Joop Oostijen, over kamp de Landweer in Friesland d.d. 4-11-1992 en 25-7-1992.

301. SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942, p. 500.

Hierin staat dat Willem op 21 mei 1942 vluchtte en Jonas op 26 mei.

302. SAA Politierapporten ’40-’45. (Jonas Achtsteribbe 1920, Achtsteribbe 1920)

SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942, p. 500.

Luister ook: https://www.nporadio1.nl/podcasts/verstilde-verhalen/26596/1-de-bewaker-van-het-petgat

303. SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942.

304. Idem, p. 499-500.

305. Niek van der Oord, Jodenkampen, Kampen 2003, p. 256.

306. Kaarten van de Joodse Raad zijn in te zien via https://arolsen-archives.org/en/

307. Niek van der Oord, Jodenkampen, Kampen 2003, p. 262.

308. Op de namenslijst van “It Petgat” staat niemand met die naam. Wel ontsnapte een Maurice Schellevis (1922-1988) uit kamp Kremboong, waar Sjaak Stibbe ook zat. Schellevis, die zich na de oorlog Schellekes noemt, wordt in augustus 1942 in Amsterdam weer opgepakt als hij naar buiten gaat om scheermesjes te kopen.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Maurice_Schellekes

309. SAA Politierapporten ’40-’45. (Machiel Walvis 1920)

310. SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942, p. 499-500.

311. www.joodsmonument.nl/nl/page/204406/samuel-dirk-de-vries

312. Hij krijgt af en toe een paar maanden steun: SAA, Marktkaart Salomon Dotsch 1909.

313. SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942, p. 499-500.

314. Niek van der Oord, Jodenkampen, Kampen 2003, p. 265.

315. https://joodsewerkkampen.nl/overzicht-joodse-werkkampen/it-petgat

W.H. de Vries, De regio tijdens de Tweede Wereldoorlog, Stichting Stellingwarver Schrieversronte, Berkoop/Oldeberkoop 2003, p. 138.

Uit de lijst van namen in het Stadsarchief van Amsterdam blijkt niet dat deze mannen allemaal tegelijk naar Westerbork gestuurd werden. Mogelijk hadden zij “It Petgat” al eerder verlaten. Van de 109 namen op de lijst kon ik van zeventien mensen vaststellen dat ze de oorlog overleefd hebben. Van drie mannen dat ze naar het buitenland vluchtten (twee succesvol, één wordt in België opgepakt en van daaruit gedeporteerd). Sommige mannen sluiten zich ook aan bij het verzet. Een heel divers beeld dus.

316. SAA 5256 Inventaris van het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst en rechtsvoorgangers. 1.83 Arbeid, 12661 Stukken betreffende tewerkstelling van 1150 Joodse arbeiders in de werkverschaffingskampen Diever A en B, Echten en Ruinen, Geesbrug, Gijselte, Kremboong, Landweer en Mantinge en de tewerkstelling van Joodse arbeiders in het werkkamp te Betlem, het strafkamp It Petgat te Blesdijke en het werkkamp Conrad te Staphorst, 1942, p. 499-500.

317. Dit zijn Jacob Aandagt 1918, James Cohen 1912, Salomon de Hond 1909.

318. https://holocaustlimburg.nl/uitstappen-in-cosel/