Wilhelmina Maria Gutteling (1915-2000) en Alida Cornelia Silver (1914-1987)
Willy Gutteling en Ali Silver zijn vriendinnen, allebei verpleegsters uit Den Haag. Op het hofje worden ze gekscherend “Wil & Sil” genoemd. Ze wonen vanaf september 1941 tot eind 1942 in Amsterdam op het Nieuwe Suikerhofje en op een ander verzetsadres, Rozenstraat 56 in de Jordaan. Daar wonen de kunstenares Neeltje (Toby) Vos en de student medicijnen René Brugge, die allebei bevriend zijn met de bewoners van het hofje en in de illegaliteit met hen samenwerken.
Over de Noordzee
Wilhelmina Maria (Willy) Gutteling (1915-2000) is een nicht van Dick van Stokkum, die al op het hofje woont. Net als Dick zijn zij en haar drie broers in Nederlands-Indië geboren. Haar oudste broer sterft daar in 1942. Haar twee jongere broers, een tweeling uit 1920, zijn allebei in het verzet in Den Haag. Zelf helpt ze, nadat ze begin 1943 van Amsterdam terug naar Den Haag verhuist, samen met Anton Schrader (1917-2000), die ook uit Nederlands-Indië komt, Engelandvaarders om over de Noordzee te vluchten.
Haar broer Christiaan (Tip) Gutteling (1920-2012) bereikt Engeland over zee op 5 mei 1943 na een eerdere mislukte poging in februari van dat jaar. (1) De half-Joodse Tobias Biallosterski (1920-1945) neemt in de zomer van 1943 via Willy Gutteling contact op met de vluchtlijn van Anton Schrader. Biallosterski lukt het om met hulp van Schrader op 8 oktober 1943 naar Engeland te vluchten. Schrader zelf en nog negen anderen zitten ook op deze boot. Biallosterski en Schrader krijgen in Engeland een opleiding tot geheim agent en worden later als zodanig naar Nederland gestuurd. Er is dus vanaf het Nieuwe Suikerhofje ook een verbinding met een vluchtlijn over de Noordzee.
Tobias Biallosterski
Tussen Biallosterski en de bewoners van het Nieuwe Suikerhofje bestaan meerdere contacten. Biallosterski kent Henk Pelser, die ook op het Nieuwe Suikerhofje woont, al van voor de oorlog omdat hun vriendinnen, Sarah en Klara Oudkerk, nichten van elkaar zijn. Henk Pelser introduceert Biallosterski, voordat hij naar Engeland gaat, bij de Paroolgroep. In 1944 bericht Biallosterski in Engeland aan MI5 dat hij behalve Pelser ook de broers Bram en Sape Kuiper heeft leren kennen. Bram Kuiper woont dan ook op het Nieuwe Suikerhofje. Hij vertelt ook dat de broers Kuiper in dezelfde verzetsgroep (CS6) zitten als Suze van Stokkum. Zij is de oudere zus van Dick van Stokkum, ook een hofjebewoner. Biallosterski is ook bij Everdina Johanna Karssen (1884) in de Piet Gijzenbrugstraat geweest. Zij is de moeder van Suze en Dick van Stokkum. Haar woning is een ontmoetingsplaats voor leden van de verzetsgroep CS6. (2)
Koerierster
Willy Gutteling zal op het hofje Vica Taselaar hebben leren kennen, die er begin 1942 komt wonen. Vica schrijft kort na de oorlog een hoofdstuk over “Vrouwen en meisjes in het verzet” in een vierdelig boekwerk over Nederland in oorlogstijd. Mogelijk is de koerierster “Willy” waar zij over schrijft Willy Gutteling. Deze Willy rijdt voor een verzorgingsgroep in het laatste oorlogsjaar op de fiets door half Nederland: “Willy -vroeger verpleegster in Den Haag- moest naar Twente met een lading bonkaarten. Onderweg stapte zij af bij een cafétje om wat warms te drinken. Tot haar grote schrik bleek er een commando-post gevestigd te zijn en een Duitse officier vroeg haar op dreigende toon wat zij kwam doen. Toen zij hem zei dat ze zo’n trek in koffie had en hij meende te doen te hebben met iemand op hongertocht, werd hij wat vriendelijker. Hij bood haar zelfs een stoel aan en ging kijken of hij voor haar iets te drinken kon krijgen. Dat gaf Willy gelegenheid gauw haar oog te laten gaan over de papieren op het bureau: een kaart van de IJsellinie met allerlei aantekeningen en strepen. In een flits nam zij de kaart, vouwde hem in haar zak en zette zich weer in wachtende houding op haar stoel. De officier kwam terug, met koffie, en met de mededeling dat er over tien minuten een auto vertrok naar het oosten en dat Willy meerijden kon. Maar om begrijpelijke redenen gaf zij er de voorkeur aan op eigen gelegenheid verder te reizen. Zij gaf dus voor bang te zijn voor beschieting onderweg en daarom liever alleen verder te gaan. Zodra zij uit het gezicht van de vijand was verwisselde zij haar verpleegsterskap voor een gekleurde hoofddoek om herkenning te voorkomen. Bij het eerste het beste vertrouwde adres gaf zij de kaart af met de opdracht hem onmiddellijk te versturen naar het centrale punt. Daar bleek deze stafkaart van grote betekenis”. (3)
Ali Silver
Tegelijk met Willy Gutteling woont ook een andere verpleegster kort op het hofje: Alida Cornelia (Ali) Silver (1914-1987). Zij komt net als Gutteling uit Den Haag waar haar vader Willem Silver (1884-1954) een winkel in sportartikelen heeft op de Vaillantlaan 266. Haar moeder Elisabeth Silver-Lewis (1887) sterft in april 1941. Ali Silver gaat begin september 1942 terug naar Den Haag waar ze gaat werken in het psychiatrische ziekenhuis Rosenburg in Loosduinen. (4) Dit is een rijksinstelling met patiënten en personeel uit alle lagen van de bevolking en van alle geloofsrichtingen. Op het moment dat Ali er komt werken heeft geneesheer-directeur Gerritsen net de Sicherheitsdienst een lijst met namen van tweehonderdveertig Joodse patiënten gegeven. Ook zitten er Joodse onderduikers in de inrichting. In de Oudejaarsnacht van 1942 worden onverwacht honderd Joodse patiënten die “in staat zijn te reizen” door de Duitsers weggehaald. (5) Daarmee is Rosenburg het eerste psychiatrische ziekenhuis in Nederland waarvan patiënten gedeporteerd worden. Op 4 en 18 februari 1943 volgen een tweede en derde deportatie van nog eens honderdzevenendertig Joodse patiënten, die vaak in hun nachtkleding in open wagens naar het station gereden en met veel geweld in de trein naar Westerbork gestopt worden.
Ali Silver moet dit allemaal meegemaakt hebben. Misschien is zij een van de medewerkers die voor de eerste groep gedeporteerden nog “een flink lunchpakket” maakt, zoals beschreven staat in een vrij recent overzicht van de oorlogsjaren in dit psychiatrisch ziekenhuis. (6) In dit boek over de geschiedenis van Stichting Rosenburg komt Ali Silvers naam niet voor. Na de eerste deportatie waarschuwen artsen in Rosenburg collega’s in andere psychiatrische inrichtingen, o.a. in Oegstgeest. Daar lukt het om sommige Joodse patiënten op tijd elders onder te laten duiken (7)
Sijtje Bruinvis-Silver
Ali Silver komt, net als meerdere mensen op het Nieuwe Suikerhofje, uit een verzetsfamilie. Zij heeft een oudere zus in Alkmaar. Sijtje Adriana (Siets) Bruinvis-Silver (1911-2007). Sijtje is getrouwd met Wubbo Bruinvis, die Bob genoemd wordt en een praktijk voor fysiotherapie aan huis heeft. (8) Dit echtpaar geeft begin 1944 onderduik aan twee verzetsmensen en aan de Joodse Elisabeth Jacobs (1912), die doorgaat voor de huishoudster. (9) Als een familielid van Elisabeth op een ander onderduikadres opgepakt wordt, wordt haar schuiladres ook bekend en worden zij, de twee andere onderduikers en onderduikgever Wubbo Bruinvis op 12 mei 1944 gearresteerd en in Amsterdam gevangen gezet. Elisabeth Jacobs wordt op 17 mei 1944 via Westerbork naar Auschwitz gestuurd. Zij overleeft de oorlog als enige in haar gezin.
De twee verzetsmensen worden op 15 mei 1944 uit de gevangenis aan de Weteringschans bevrijd door verzetsman Gerhard Badrian, die verkleed is in een Duits kolonelsuniform. Bob Bruinvis durft het niet aan om met Badrian, die zijn rol zeer overtuigend speelt, mee te gaan en wordt naar Kamp Vught gestuurd. Van daar gaat hij naar kampen in Duitsland waar hij op 13 december 1944 in een buitencommando van Buchenwald sterft. Zijn vrouw krijgt hier pas na de bevrijding van Nederland bericht van.
Verplegen
Ali Silver hoort in oktober 1944 dat er een tyfus-epidemie is in Dirksland op het eiland Goeree-Overflakkee. Met veel moeite en de hulp van een neef die bij de waterpolitie werkt lukt het haar op het eiland te komen om in het ziekenhuis te helpen. Daarna werken Ali en haar zus Sijtje als verpleegsters in de Ursula-kliniek in Wassenaar, een katholiek neurologisch en psychiatrisch ziekenhuis. Nadat het ziekenhuis op 28 december 1944 getroffen wordt door vier geallieerde bommen waarbij twee nonnen gedood en meerdere gewond worden, verhuist de kliniek naar Voorschoten.

Na de oorlog meldt Ali Silver zich bij het Rode Kruis om mee te varen op het hospitaalschip Oranje. Daarmee worden overlevenden uit de Japanse kampen van Indonesië naar Nederland gebracht. Ze verzorgt op drie scheepsreizen honderden ex-gevangenen. In oktober 1947 gaat Ali naar Lambaréné in Gabon om in het ziekenhuis van Albert Schweitzer te werken. Ze blijft daar bijna twintig jaar als verpleegster en assistente van Schweitzer. Na Schweitzers dood in 1965 verhuist ze naar zijn huis in Günsbach in Frankrijk om zijn schriftelijke nalatenschap te verzamelen en te ordenen en een archief op te bouwen. Dit huis is nu een museum.
Het is niet bekend of Gutteling en Silver na de oorlog bevriend blijven. Ali Silver sterft in 1987. Willy Gutteling trouwt in 1946 in Den Haag. Zij sterft in 2000 in Deventer.
NOTEN
1. In zijn boek, The war has ended but the memory lingers on, New York, 2009, schrijft Christiaan Gutteling dat zijn zus samenwerkt met Anton Schrader.
2. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, National Archives (NA), coll. HS 9/146/3. 56. SOE-dossier Tobias Biallosterski, 3.11.43, NA, coll. HS 9/146/3.
No. 17.107 RVPS 14-10-1943 Biallosterski, Tobias.
3. A.M.J. ten Holt-Taselaar, Vrouwen en Meisjes in het verzet, in J.J. van Bolhuis e.a., Onderdrukking en Verzet. Nederland in Oorlogstijd, deel III, p. 822-823.
Vica Taselaar beschrijft in dit artikel de belevenissen van meerdere verzetsvrouwen, waaronder die van haarzelf. Hoewel ze van sommige vrouwen alleen de voornaam noemt, is te achterhalen over wie het gaat en zijn dit de echte voornamen, bijvoorbeeld “Jet” (Jet Roosenburg), “Joke” (Joke Folmer).
4. SAA, Archiefkaart Alida Cornelia Silver.
5. Corry van Straten, Een wereld die er niet meer is… De Stichting Rosenburg en Bloemendaal in de oorlogsjaren, Uitgeverij de Graaff, 2015, p. 76.
6. Idem, p. 77.
7. Idem, p. 79.
8. “Marcel van Ellen, Ik wou, dat ik een middel wist, om je er uit te halen.” Alle onderstaande informatie over Sijtje Bruinvis-Silver en Ali Silver komt hieruit. Zie:
https://docplayer.nl/227145902-Ik-wou-dat-ik-je-er-uit-te-halen-door-marcel-van-ellen.html
9. Elisabeth Jacobs uit Amsterdam is het kind van Jacob Jacobs (1883-1943) en Noma Brandspiegel Jacobs (1884-1943). Haar vader is diamantslijper. Voor de oorlog werkt ze als verkoopster. Zowel haar ouders als haar twee oudere zussen en jongere broer komen om in de holocaust. Elisabeth wordt op 17 mei 1944 via Westerbork naar Auschwitz gestuurd. Zij overleeft als enige in haar gezin en trouwt in oktober 1945 in België met David Oppenheimer (1909).